Martin Zuithof – De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid pleitte in het rapport ‘Vertrouwen in de buurt’ (2005) voor een tweesporen aanpak: de ‘sociale herovering’ van achterstandsgebieden en een ‘kansgedreven buurtbeleid’ gericht op de sociale cohesie in alle buurten. Het welzijnswerk moet versterkt worden, vindt de WRR. Rijk en gemeenten dienen de randvoorwaarden voor zo’n buurtgericht beleid te scheppen.
In zijn reactie stelde het kabinet afgelopen week dat het net als de WRR van mening is dat buurtwerkers in de frontlinie cruciaal zijn. ‘Zij kennen de mensen en weten waar overlast is of crisissituaties dreigen.’ Om het samenspel tussen lokale overheid, instellingen en bewoners niet in de weg te staan, moeten de gemeenten het beleid maken en dient het rijk alleen te ondersteunen. Door aanpassing van de wetgeving, het verminderen van bureaucratie en aan te sluiten op initiatieven van gemeenten en organisaties. Verder moet er volgens het kabinet een betere uitwisseling komen van ervaring en kennis van buurtdeskundigen. Daarom heeft het ministerie van Algemene Zaken in december het Kenniscentrum Grote Steden opdracht gegeven een database en website over burgerinitiatieven op te zetten. Burgers kunnen hier hun initiatieven presenteren, kennis opdoen van andere initiatieven en op zoek gaan naar ondersteuning door publieke en private partijen.
‘Weer een website is vrij nutteloos, daarvan zijn er al zoveel, reageert Radboud Engbersen, senior onderzoeker bij het NIZW Sociaal Beleid op het kabinetsstandpunt. ‘Het gaat erom dat we goed geprofessionaliseerde buurtwerkers krijgen. Hun professionaliteit schiet nu vaak tekort. Het GSB-beleid vormt een uitstekend kader om geoormerkte budgetten beschikbaar te stellen voor het aantrekken van de juiste professionals en ze goede begeleiding te bieden. De sector trekt niet meer zoals in de jaren zeventig de meest getalenteerde mensen. Het werk is ook veel moeilijker, maar mensen krijgen onvoldoende betaald en vaak onvoldoende begeleiding.’
Aly van Beek (Maatschappelijke Ondernemersgroep) ziet weinig nieuws in het kabinetsstandpunt. Kennisuitwisseling via websites wordt al veel gedaan. ‘Sinds het WRR-rapport is er sprake van herwaardering van buurtwerk en dat is grote winst. Het kabinet wil een duidelijke regie voor de gemeente, meer inbreng van buurtbewoners en koepelorganisaties. Het spreekt zijn vertrouwen uit in de samenwerking tussen gemeente en partijen in de buurt, maar doet zelf weinig. Als je de civil society wilt ondersteunen, moet je meer doen. De overheid zou moeten investeren in innovatie, de wetenschappelijke onderbouwing van goede praktijken, methoden die echt werken. Anders krijg je misschien een opeenstapeling van initiatieven op buurtniveau. Er is nog veel te winnen aan professionaliteit, innovatie en kennisontwikkeling. Denk aan de problemen rond diversiteit, jongeren, eenzaamheid, daklozen en zorgmijders. ‘
Ook Wil van de Leur, directeur van het Landelijk Centrum Opbouwwerk, begrijpt niet dat de regering de ervaringsuitwisseling als prioriteit neemt. ‘Het kabinet baseert zijn keus op het gebrek aan deskundigheid of specifieke ervaring bij de frontliniewerkers. Gebrek aan middelen noemen ze niet, terwijl dáár de schoen wringt. Er moet veeljarig geïnvesteerd worden in competente en betrokken opbouwwerkers met een eigen budget. De kwaliteit moet in de frontlinie staan en niet in het management gaan zitten.’
‘Het kabinetsstandpunt stelt niet veel voor’, reageert Henk Cornelissen, directeur van de koepel van bewonersorganisaties, het Landelijk Samenwerkingsverband Aandachtswijken. ‘Het enige wat het kabinet nu wil doen is een uitwisselingsprogramma opzetten, terwijl wij hebben aangedrongen op een stimuleringsbeleid. We vinden dat Pechtold een buurtoffensief kan beginnen door een percentage van het GSB-geld voor bewonersinitiatieven te reserveren. Hij kan bewoners ook veel meer macht geven door de budgetten voor professionele ondersteuning aan bewonersorganisaties toe te kennen. En hij kan bewoners instemmingsrecht geven bij buurtprojecten.’
Annelie Stevens, voorzitter van Vereniging van Directeuren van Welzijnsinstellingen, kan juist heel goed uit de voeten met het kabinetsstandpunt. ‘Als het kabinet de inbreng van bewoners in het lokale beleid wil versterken zijn wij het daar alleen maar mee eens. Ik was deze week in Tilburg waar bewoners de formele opdrachtgever zijn van welzijnsinstelling, jeugdzorg en gemeente. Als het rijk deze manier van lokaal beleid maken ondersteunt, is dat alleen maar goed. Zo’n coproductie van actieve bewoners en professionals is natuurlijk vaak al praktijk.’ Versterking van de professionals in de frontlinie ziet Stevens niet als een taak van regering of het ministerie van Binnenlandse Zaken. ‘Dat moeten de instellingen zelf doen. Dat hoort bij de hele cultuuromslag die nodig is.’