‘De reguliere buitenschoolse opvang (bso) durft het nog
nauwelijks aan om een kind met een verstandelijke handicap op te nemen. Ik ken
bijvoorbeeld ouders die hun kind in eerste instantie wel kunnen onderbrengen,
maar na een tijdje te horen krijgen dat er “vanaf morgen geen plek meer is”. De
leidsters kunnen het kind dan blijkbaar toch niet aan en de ouders moeten
vervolgens maar zien waar ze hun kroost zo snel kwijt kunnen.’ Dat vertelt
Mariëlle Balledux, onderzoekster van het Nederlands Instituut voor Zorg en
Welzijn. Balledux inventariseerde samen met collega Netty Jongepier de
ervaringen en initiatieven die bestaan op het gebied van (reguliere)
buitenschoolse opvang aan kinderen met een verstandelijke handicap. Uit het
onderzoek, dat in opdracht van de Nederlandse Stichting voor Sociaal
Pedagogische Zorg.werd verricht, blijkt dat er nog maar sporadisch kinderen met
een verstandelijke handicap worden opgenomen in de reguliere BSO, helemaal als
het gaat om de oudste groep van 8 tot 12 jaar. Gebeurt dat wel dan is er weinig
of geen sprake van samenwerking met zorginstellingen. In slechts enkele plaatsen
zijn de onderzoekers initiatieven tot samenwerking tegengekomen. ‘Dan zijn de
ervaringen meestal positief,’ zegt Balledux.
Huiverig
‘Bij ons gaat het uitstekend,’ vindt Marlou Essers, teamleidster bij de
Sittardse stichting Kinderopvang De Kleine Burcht. In hetzelfde gebouw als waar
een reguliere bso-groep zit, heeft haar organisatie samen met de
zorgorganisaties Pepijn en de Paulusstichting een buitenschoolse opvang voor
kinderen met een verstandelijke handicap opgezet. Verder zijn er binnen de
reguliere groepen twee plaatsen gerealiseerd voor kinderen met een lichte
verstandelijke handicap. ‘De bijzondere groep volgt vrijwel hetzelfde programma
als de reguliere groep,’ vertelt Essers. ‘De kinderen spelen veel samen, maar
doen ook dingen apart, zoals eten. Dat vergt toch wat extra aandacht bij
kinderen met een handicap.’ De bijzondere groep van tien kinderen wordt in
Sittard geleid door twee leidsters, één uit de reguliere bso en één vanuit de
zorginstelling. Drie maal in de week komt een orthopedagoog langs om de
leidsters van de bso te ondersteunen, om hun eventuele vragen te beantwoorden en
om te bekijken of de kinderen het er nog wel naar hun zin hebben.
Essers vertelt dat er vorig jaar vanuit de zorginstellingen de vraag
kwam om samenwerking. ‘Dat zagen wij gelijk zitten,’ zegt ze. ‘Voordeel is dat
ik zelf in de gehandicaptensector heb gewerkt. Je moet toch wel weten waar je
over praat als je het met mensen uit de zorgsector over autisme hebt. Veel
leidsters uit de reguliere bso hebben geen enkele ervaring met dergelijke
kinderen.’ Momenteel wordt in Sittard onderzocht welke kinderen in de toekomst
wel en niet kunnen worden opvangen. ‘Een één-op-één situatie gaat ons te ver.
Dus kinderen met ernstige gedragsproblemen en lichamelijke handicaps kunnen we
niet opnemen,’ zegt de teamleidster. ‘Bovendien willen we ervoor waken dat een
kind de aansluiting met andere kinderen mist, die kans is in zo’n geval wel
groot.’
Het Sittardse voorbeeld geeft volgens onderzoeker Balledux een mooie
beeld van “gewoon waar het kan en speciaal waar het moet”. ‘Voor sommige
kinderen is de reguliere bso geen goed idee,’ zegt ze. ‘Het uitgangspunt moet
zijn dat het kind zich er zelf gelukkig bij voelt en dat het niet ten koste gaat
van de groep.’ Balledux verwacht dat steeds meer ouders van verstandelijk
gehandicapte kinderen hun kind zullen willen onderbrengen in een reguliere
instelling voor buitenschoolse opvang. Dat past in de voortschrijdende
vermaatschappelijking van de gehandicaptenzorg. ‘0uders zijn vaak nog wat
huiverig, maar zo gauw er meer goede ervaringen komen, denk ik dat de
mond-tot-mond reclame zijn werk gaat doen,’ zegt ze.
Doorverwijzen
‘We hebben nog geen aanvragen gehad voor een plek voor een gehandicapt
kind, maar bij ons zijn kinderen die een beetje speciaal zijn zeker welkom,’
zegt Monique van Diemen, bso-directeur in Uithoorn. ‘De ouders moeten er echter
wel goed van doordrongen zijn dat het ook níet kan werken. Ook zullen zij tegen
de lange wachtlijsten aanlopen, net als andere ouders.’ De bso in Uithoorn vangt
momenteel twee “bijzondere” kinderen op, één met leermoeilijkheden en één met
gedragsproblemen. ‘Dat gaat prima,’ zegt Van Diemen.
In hun onderzoek pleiten Balledux en Jongepier voor een actievere rol
van SPD’en in het adviseren en doorverwijzen van ouders. In de regio
Amstelland/Meerlanden, waar Uithoorn onder valt, is op initiatief van de SPD
Amstel & Zaan al een overleg tot stand gekomen van reguliere kinderopvang,
zorginstellingen, gemeenten en SPD. Vervolgens is vanuit de gehandicaptenzorg
het coördinatiepunt ‘Naar de gewone bso’ opgericht. ‘Het coördinatiepunt ligt nu
jammer genoeg een beetje stil vanwege de wat aarzelende houding van de bso,’
zegt Hanneke Kools, manager bij de SPD Amstel & Zaan. ‘Het is geen onwil,
maar de bso krijgt steeds meer te maken met kinderen met gedragsproblemen. Dat
legt al een behoorlijke claim op leidsters.’ Maar, zo meldt Kools, betrokkenen
willen het coördinatiepunt binnenkort nieuw leven inblazen.
Ondersteuning
Uit de inventarisatie van Balledux en Jongepier blijkt dat betrokkenen
tegen financiële- en bestuurlijke knelpunten aanlopen. De meeste bso’s hebben
bijvoorbeeld nog geen beleid voor de opvang van bijzondere doelgroepen. Er is
veel onduidelijkheid over de bekostiging. De buitenschoolse opvang wordt vanuit
de zorg en het speciaal onderwijs wordt via de AWBZ gefinancierd. Als ouders hun
kind bij de reguliere opvang willen onderbrengen betalen ze een ouderlijke
bijdrage. Daarvoor kunnen ze in principe een persoonsgebonden budget aanvragen,
maar daarvan zijn ze niet altijd op de hoogte.
VWS heeft de onderzoeksters nu de opdracht gegeven knelpunten omtrent
beleid en financiën in kaart te brengen. Balledux: ‘Het loont de moeite naar
nieuwe mogelijkheden te zoeken om de opvang van verstandelijk gehandicapte
kinderen in de reguliere bso verder te ontwikkelen. Het kan heel goed werken, op
voorwaarde dat er vanuit zorginstellingen een ondersteuningsstructuur komt en er
voldoende ervaring en kennis is bij de leidsters. En, als de opvang niet blijkt
te werken, moet er goede nazorg plaatsvinden, zodat ouders niet plotsklaps van
de ene op de andere dag met hun kind op straat staan.’/Jeannine
Westenberg