Door Veronique van der Waal – Theus de Beer heeft griep en zijn
hondje Terry moet nodig worden uitgelaten. De buren links van hem kan hij niet
vragen, die zijn met vakantie. Het jonge stel aan de andere kant werkt fulltime
en is dus ook niet thuis. Gelukkig is in Waddinxveen, waar De Beer woont, sinds
een half jaar de Burenhulpcentrale actief.
Hij belt naar de centrale en laat via een keuzemenu weten dat hij hulp
nodig heeft voor het uitlaten van de hond. Een paar tellen later wordt De Beer
doorverbonden met de familie Verbree, die twee straten verderop blijkt te wonen.
Dochter Kristel heeft wel even tijd en tien minuten later kan Terry opgelucht
zijn plasje doen.
ContactladderDe Burenhulpcentrale is een idee van Rob
Bos, werkzaam bij Psychosynthese adviesgroep in Utrecht. Het fenomeen burenhulp
bestaat al lang, maar is in de vorm van de Burenhulpcentrale in een nieuw jasje
gestoken. ‘Drie jaar geleden was ik betrokken bij het opstellen van een
wijkontwikkelingsplan voor Leiden Zuid West. We waren op zoek naar manieren om
de sociale cohesie te versterken. De nadruk lag daarbij op de eigen
verantwoordelijkheid van de bewoners. De overheid legt hier de laatste jaren ook
steeds meer de nadruk op: mensen moeten tegenwoordig van alles. Maar het is
juist dat ‘moeten’ waar ik moeite mee heb’, zegt Bos. ‘Alles wordt beslist over
de hoofden van de mensen waar het om gaat. Zij moeten van alles, maar waarom
worden de potenties van mensen zelf niet aangesproken? De behoefte om iets voor
een ander te doen is van alle tijden, maar niet van elk moment.’
De overtuiging van Bos wordt gestaafd met de ‘contactladder’, die het
Verwey Jonker Instituut ontwikkelde en testte in Leiden Zuid West. ‘We hoopten
hiermee inzicht te krijgen in de praktijksituatie’, zegt Bos. ‘Met de
contactladder hebben we gevraagd welke contacten mensen in de buurt hadden, en
hoe ze zelf zouden willen dat die waren. Zo wilden we erachter komen wat de
mensen zelf wilden en welke interventies aansloten bij hun behoeften. Als uit de
contactladder was gebleken dat de huidige en gewenste situatie hetzelfde was,
waren we natuurlijk klaar geweest. Maar er bleek wel degelijk een hiaat te
bestaan. Van de wijkbewoners gaf 20 procent aan wel eens een handje toe te
steken of zelf gebruik te maken van burenhulp. Opvallend was dat 30 procent best
wel iemand zou willen helpen, maar niet wist wie of hoe.’
Andere tijdenVorig jaar zomer ging het
Utrechtse adviesbureau daarom van start met het ontwikkelen van de
Burenhulpcentrale. Voor het slagen van het project bleek vooral de
benaderingswijze van groot belang. Uit de contactladder was namelijk naar voren
gekomen dat mensen hun buren of wijkgenoten best willen helpen, zolang het maar
geen verplichting wordt. Bos vindt dat niet meer dan logisch.
‘Burenhulp is van alle tijden, maar niet meer van elk moment. De tijden
zijn veranderd. Zo zijn er tegenwoordig veel minder mogelijkheden om een praatje
te maken of om te horen wanneer iemand hulp nodig heeft. Vroeger waren daar
kerken en verenigingen voor. Daarbij komt dat mensen tegenwoordig veel vaker
verhuizen en dus niet altijd weten wie er allemaal in hun straat of wijk wonen.
Bovendien is iedereen druk. Als iemand toch al van plan was om naar de
supermarkt te gaan, wil hij vaak best een boodschapje voor een ander meenemen.
Maar als hij een rotdag heeft gehad op zijn werk en blij is dat hij eindelijk
met een glas wijn thuis op de bank zit, wil hij niet ook nog eens iemand
‘moeten’ helpen. Dat is de kracht van de Burenhulpcentrale. De ene keer help je
iemand en een andere keer zeg je “nee”.’ Lees het hele artikel in
Zorg + Welzijn Magazine nummer 11, 7 november 2007