Grijze haren krijgen de gemeentebestuurders en hun
ambtenaren, die vanuit het algemeen belang in een woonwijk een omstreden
welzijnsachtige voorziening voor een probleemgroep willen vestigen. In Heerlen
werd in een uithoek ooit een professionele tippelzone aangelegd voor
heroïnehoertjes, op advies van de politie en de verslavingszorg. Maar boze
buurtbewoners gingen daar massaal posten, zodat geen klant zich durfde te
vertonen en de prostituees weer aan een louche stadsrand hun dope moesten
verdienen. De zaak zette politiek Heerlen jarenlang op z’n kop.
In de Amsterdam Pijp klommen deze zomer buurtbewoners in de gordijnen toen
zij hoorden dat er een hospice – een sterfhuis – zou komen. ‘Dat vind ik
pedagogisch onverantwoord. Er is een kinderspeelplaats voor het huis. Aan de
achterkant zullen de ambulances en de begrafenisauto’s af en aan rijden,’ zo
luchtte een bovenbuurman zijn gemoed in Het Parool. Wanneer bepaalde groepen te
dicht in de buurt dreigen te komen, steekt, op een enkel geval na, meteen een
soort ‘not in my backyard-syndroom’ de kop op.
Hangplekken
De voorzieningen, waartegen de buurtbewoners in het geweer komen,
worden doorgaans met gemeenschapsgeld gefinancierd. Tevens worden ze overwegend
door een stichting uit de zorg- en welzijnssector vertegenwoordigd. Lokale
bestuurders en professionals van de instellingen moeten dus zorgen dat hun
doelgroep de noodzakelijke voorziening krijgt. Van jongerencentra en
asielzoekerscentra tot gebruikersruimten voor verslaafden.
In het welvarende Nijmegen-Oost is onlangs opschudding ontstaan over
rondhangende jongeren uit die wijk. Zij ontmoetten elkaar al tijdenlang in de
beschutting van een kantoorgebouw in de Barbarossastraat. Voor de gemeente was
dat aanleiding om die informele hangplek wat op te tuigen en officieel te
bestempelen als een jongerenontmoetingsplaats, een jop. Volgens haar zou dat
meteen een mooi alternatief zijn voor jongeren die op andere plekken in de wijk
overlast veroorzaken. Maar de gemeentelijke plannen schoten bij heel wat
buurtbewoners in het verkeerde keelgat. Zij verzamelden handtekeningen om te
protesteren tegen legalisatie van de hangplek. Volgens een brief die in de wijk
rondgaat zouden er spuiten zijn gevonden en ‘er zijn geregeld stilstaande doch
zacht wiegende auto’s met van binnen volledig beslagen ruiten waar te nemen.’ De
bezwarencommissie van de gemeente moet zich nog beraden op de binnengekomen
brieven.Wat doet het welzijnswerk intussen? Nijmegen-Oost is het werkgebied
van opbouwwerker Fred Schifferling van de stedelijke stichting Tandem. De tijd
dat opbouwwerkers blind de bewonersbelangen behartigen, lijkt intussen
geschiedenis. Schifferling zegt in ieder geval dat hij feitelijk niks met deze
zaak heeft te maken: ‘Oost is volgens de gemeente geen prioriteitswijk voor het
welzijnswerk. Dus krijgt Tandem geen geld om hier te werken.’
Volgens de opbouwwerker volgt de gemeente Nijmegen bij overlast door
jongeren de ongeschreven beleidsregel dat er jop’s worden ingericht. De gemeente
verlaat zich daarbij vooral op signalen van de politie. Als er dan een jop is,
kunnen agenten met processen-verbaal optreden tegen jongeren die elders in de
wijk overlast geven of die de huisregels van de jop overtreden.
Lefgozers en braveriken
In tegenstelling tot de gemeente Nijmegen zou opbouwwerker Fred
Schifferling in gevallen als in Oost niet meteen een jop aanleggen. ‘Ik zou bij
overlast door de jeugd eerst een analyse maken van de situatie. Bij de
jongerenwerker zou ik informeren om wat voor gebruikers het gaat: zijn het
criminelen, lefgozers of braveriken? In het eerste geval kan er beter eerst
overleg starten tussen de politie en de buurt. In het laatste geval is de
overlast met wat gesprekken te beperken. Een jop is vooral geschikt voor de
lefgozertjes, voor de groep die graag choqueert en zijn aanwezigheid kracht
bijzet met vervuiling en lawaai. Ik vind dat een jop niet het begin moet zijn,
maar de conclusie vormt van gesprekken tussen de jongeren, de buurt en eventueel
de politie. Het welzijnswerk kan die gesprekken heel goed organiseren. Daarbij
moeten eerst de klachten helder worden; de jongeren kunnen daarop reageren.
Wellicht blijkt aan het einde van de rit dat een jop voor alle partijen de beste
oplossing is. Dan is er draagvlak voor.’
‘Het liefst spaar ik de kool en de geit. Mijn eigen mening over al of
niet vermeende overlast is ook niet zo belangrijk,’ aldus Schifferling, die zich
in dit soort penibele kwesties graag louter professioneel opstelt. ‘Het is mijn
vak om bewonersgroepen te ondersteunen. Elders in de stad heb ik nu te maken met
een bewonersorganisatie die intern verdeeld is over de komst van een
afkickkliniek, vlakbij een basisschool. De ene helft is mordicus tegen, de
andere helft ziet er kansen in. Ik kan heel goed voor beide partijen werken.
Kwestie van voorzichtig manoeuvreren. Ik kijk vooral naar waar men het wèl over
eens is. Op die punten kan de bewonersorganisatie kleine stapjes voorwaarts
zetten.’
Voldongen feiten
Dan het terrein van asielzoekers; daarop doet de overheid het nooit
goed. Ze laat er teveel toe in Nederland of ze doet dat onzorgvuldig. En als het
Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers (COA) ergens een nieuw asielzoekerscentrum
wil openen, komt er geheid luidruchtig protest van de toekomstige buren. Welke
wijsheid hebben de medewerkers van het COA in de loop van de tijd ontwikkeld om
die weerstand te neutraliseren?
Openheid. Dat is volgens het COA de crux in het proces rond de
vestiging van een azc, een asielzoekerscentrum. ‘Alleen met open en eerlijke
communicatie kun je angsten wegnemen,’ zegt Désirée Wilhelm van het COA in
Rijswijk. ‘Iedereen die niet standaard is, kan in Nederland op terughoudendheid
en weerstand rekenen. Niet dat de acceptatie afneemt, maar de kennis bij burgers
om langs juridische weg in beroep te gaan, neemt toe.’
Omdat een gemeentebestuur bepaalt of ergens een azc komt, besluit deze
ook of er met de omwonenden van de beoogde plek overlegd wordt. Wilhelm: ‘Wij
faciliteren dat overleg. We nodigen bewoners uit om eens in een ander azc te
komen kijken. In sommige gevallen haalt zo’n bezoek de kou uit de lucht – een
enkeling meldt zich zelfs aan als vrijwilliger. Daarnaast vormen we vaak een
overlegcommissie van de gemeente, de politie, de omwonenden en de leiding van
het nieuwe centrum. De bewoners in die commissie zijn lang niet altijd
voorstanders. We vragen zelfs bewust ook terughoudende mensen om mee te doen,
onder het motto ‘Eens kijken of wij u kunnen overtuigen’. Dat lukt niet altijd.
Bij burgers wegen ook eerdere ervaringen met het gemeentebestuur mee. Is men in
het verleden zonder enige inspraak voor voldongen feiten geplaatst, dan is het
wantrouwen ook bij een azc groot. Maar onze algemene ervaring is dat de emoties
wegebben als het azc er eenmaal staat en de asielzoeker is opgenomen in het
alledaagse straatbeeld.’
Opgetuigd circus
Wie weet wat bij het plaatsen van controversiële voorzieningen wijsheid
is, is spekkoper. Dat geldt voor de veel geplaagde Utrechtse
GroenLinks-wethouder Jan van Leijenhorst. Als verantwoordelijk bestuurder voor
onder meer volksgezondheid zocht hij twee jaar geleden naar een pand waaruit
onder medisch toezicht heroïne zou worden verstrekt. Die zoektocht is hem slecht
bekomen, want het bewonersverzet was overal enorm fel. Uiteindelijk is de
noodzakelijke, gewraakte voorziening ondergebracht in het gebouw van de
gemeentelijke Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. Van Leijenhorst: ‘Onlangs
gaf nog iemand toe dat ik gelijk had met mijn opmerking dat er niks van te
merken zou zijn.’
Wijs geworden van zijn moeizame zoektocht in het verleden heeft Van
Leijenhorst een nieuwe methode bedacht voor de huidige negen opvanglocaties voor
200 al dan niet verslaafde dak- en thuislozen. ‘We hebben nu gekozen voor een
omvangrijke informatiecampagne. Eerst hebben we per wijk met sleutelfiguren en
belangstellenden gesproken over de problemen van en met de daklozen. We hebben
hen voorgehouden dat er 24-uurs opvang nodig is, ook voor de daklozen in hùn
wijk. Na dat informatie-offensief heeft de gemeente een groslijst opgesteld met
76 mogelijke vestigingsplaatsen. De helft kon op het eerste oog worden
weggestreept. In de beslotenheid van de raadscommissie hebben we er daarna negen
locaties uitgepikt, redelijk gespreid over de stad. De commissie stond unaniem
achter die lijst. Daarna hebben we de groslijst en de geselecteerde plekken
gepubliceerd, met alle argumenten erbij. Toen ben ik teruggegaan naar de wijken,
waar ik toch weer protesten te horen kreeg als ‘We begrijpen waarom die
voorziening nodig is, maar alstublieft, niet in onze achtertuin’.
Op de informatie-avonden in Utrecht waren ook professionals aanwezig van de
verslavingszorg. De wethouder had hen uitgenodigd om uit te leggen dat het
mogelijk is om keiharde afspraken te maken (geen geweld, geen diefstal, geen
overlast) met de klanten van de opvangcentra, zelfs met dakloze verslaafden. Ook
deden ze uit de doeken hoe de bestaande overlast zou afnemen door de geplande
voorziening. De wijkbewoners hoorden die betogen aan en bij de een ontstond enig
begrip, maar bij de ander bleven de bezwaren bestaan.
‘De ideale weg hebben we daarmee nog niet gevonden,’ stelt Van
Leijenhorst vast. ‘Het blijkt onmogelijk om tevoren een breed draagvlak te
creëren voor dit soort beladen voorzieningen. Al kun je keihard aantonen dat de
voorgestelde oplossing absoluut geen overlast geeft, dat geluid wìl men gewoon
niet horen. We zijn met raadsleden en bewoners op bezoek geweest in andere
steden. Daar heeft men met eigen ogen kunnen zien dat het goed werkte. Maar het
overtuigt nooit iedereen. In tweede instantie waren tot mijn verdriet ook twee
oppositiepartijen kritisch over twee van de negen eerder unaniem gekozen
locaties. We hebben nu besloten om die resterende plekken samen met de buurt uit
te kiezen. Het hele proces heeft ervoor gezorgd dat de stad weet wat we aan het
doen zijn. Maar als er in de toekomst weer locaties gevonden moeten worden, dan
is zo’n opgetuigd circus niet meer nodig. Dan moeten bestuurders hun rug recht
houden. Ze kunnen uitleggen wat ze doen, maar moeten geen applaus
verwachten.’/Rogier Wiercx