Mishandeling van ouderen en andere wilsonbekwamen komt
steeds vaker voor, stelt Aasted-Madsen. In 1996 verscheen een studie waaruit
bleek dat een op de twintig ouderen wordt mishandeld. En er zijn veel signalen
dat het er sindsdien niet beter op is geworden. Daarom vindt het Kamerlid dat er
‘een raad moet komen voor iedere meerderjarige die dezelfde intensieve zorg
nodig heeft als een kind’. ‘Dat kan iemand met het syndroom van Down zijn, een
dementerende, of mensen die niet meer goed voor zichzelf kunnen opkomen omdat ze
een hersenbloeding hebben gehad’, aldus Aasted-Madsen.
Adviseren
De Raad, met daarin onder meer maatschappelijk werkers, zou niet alleen in
beeld moeten komen als er mishandeling bij een individu of in een gezin is
geconstateerd. Aasted-Madsen wil dat de Raad de rechter ook kan adviseren bij
geschillen over bijvoorbeeld een omgangsregeling. ‘Adviseren zie ik ook als de
primaire taak van de Raad’, zegt zij. ‘Maar het moet ook mogelijk zijn om iemand
voor zijn of haar eigen veiligheid uit huis te
plaatsen.’ ConflictenAasted-Madsen, die zich
in de Tweede Kamer bezighoudt met onder meer gehandicaptenzorg en
maatschappelijk werk, wijst op een casus die de Maastrichtse rechtbank vorige
week behandelde: ‘Twee zussen stapten naar de rechter om dat zij hun moeder van
in de tachtig niet meer mochten bezoeken. Hun broer, inwonend bij de moeder,
leefde in onmin met de zussen.’
En er zijn nog wel meer conflicten over familieomgang of het voogdijschap
die de komst van een Raad voor de Meerderjarigenbescherming rechtvaardigen.
Aasted-Madsen in haar ontwerpplan voor de Raad: ‘Het is zeer triest om
bijvoorbeeld te moeten constateren hoe scheidende ouders hun gehandicapte kind
inzetten als wapen om de ander te treffen. Vader is bijvoorbeeld al jaren
curator, terwijl moeder al jaren de feitelijke zorg op zich neemt. De ouders
gaan scheiden en vader bepaalt als curator dat moeder haar zoon niet meer mag
zien. Dat is niet alleen triest is voor de moeder, maar vooral ook voor het
kind.’
Prioriteit
Het Kamerlid beseft dat haar voorstel ‘niet morgen geregeld is.’ Ze vindt
dat de Raad een centrale plaats moet krijgen in het justitiële bestel. Ze geeft
toe dat haar plan ingaat tegen de tijdgeest. De overheid wil juist meer
verantwoordelijkheid voor ondersteuning bij de burger en zijn netwerk leggen en
minder op landelijk niveau regelen. ‘Mijn voorstel gaat daaraan voorbij,’
onderschrijft het Kamerlid. ‘Maar het tegengaan van verwaarlozing en
mishandeling moet de hoogste prioriteit hebben.’