Door Carolien Stam – ‘Het heeft geen zin om groepen gehandicapten in een
wijk te zetten en dan te denken dat ze integreren. Je moet uitgaan van de
betrokkenheid van mensen bij elkaar. Belangrijk is de diversiteit in de wijk en
de motivatie van mensen om met elkaar iets te doen.’ (Foto door Claudia
Kamergorodski)
Verkeerde argumentenCees Huisman vindt dat de
discussie over het terugbrengen van groepen verstandelijk gehandicapten naar de
instelling met verkeerde argumenten wordt gevoerd.
href=”http://www.meenwh.nl”>Huisman is directeur van MEE Noordwest-Holland
en bestuurslid van MEE Nederland.
Integratie van mensen met een beperking valt en staat volgens hem met
investeren in de sociale infrastructuur: ‘Het gaat niet om de vraag of de zorg
wel goed geregeld is, maar om wat we doen om zorg en welzijn met elkaar te
verbinden.’
VeranderingsoperatieMEE biedt ondersteuning aan mensen
die leven met een beperking. De doelgroep strekt zich uit van mensen met een
fysieke of verstandelijke beperking tot mensen met een chronische ziekte,
beperkingen door ouderdom of kinderen met leerproblemen.
In 2004 heeft de sector een enorme omwenteling gemaakt. De Sociaal
Pedagogische Dienst werd omgevormd tot MEE-organisatie. Daarmee veranderden de
taken van geïndiceerde zorg voor verstandelijk gehandicapten naar laagdrempelige
en onafhankelijke cliëntondersteuning voor iedereen met een beperking.
Geslaagde operatie
Behalve de verandering van taken betekende de omvorming ook een
schaalvergroting: 65 SPD-organisaties werden ingedikt tot 25 MEE-instellingen.
Drie jaar later overziet Cees Huisman met voldoening een geslaagde
veranderingsoperatie. Niet dat het gemakkelijk was. Per slot van rekening moest
de organisatie omgevormd worden en moesten alle medewerkers een keuze maken of
ze verder wilden in de hulpverlening of met advies en ondersteuning bij
MEE.
Positief
Huisman is positief over de opstelling van de overheid ten aanzien van de
cliëntondersteuning. ‘MEE wordt gefinancierd door de AWBZ in een aparte
subsidieregeling. Die regeling loopt nog tot en met 2008, daarna komt
waarschijnlijk de WMO-regeling in beeld.’ Dat is ongetwijfeld ook een reden dat
Huisman niet nalaat te benadrukken hoe goed MEE in korte tijd de omslag van SPD
naar MEE-organisaties voor elkaar heeft gekregen.
‘Door te doen wat je zegt. Centraal staat dat de klant leidend is. Dat is
gemeten door extern onderzoek. Met cliënt- en medewerkers
tevredenheidsonderzoek, doelmatigheidsonderzoek en een onderzoek naar
maatschappelijke waardering.’ Huisman concludeert: ‘Dat spoort goed met de
WMO-gedachte; wij zijn laagdrempelig en cliëntgericht.’
KwaliteitsdenkenMEE is, als het aan Huisman ligt,
tijdig klaar als de WMO na 2008 ook voor MEE in beeld komt. Daar zit wel een
belangrijke voorwaarde aan vast. Huisman: ‘Het behoud van de huidige
infrastructuur van diensten. Er moeten geen verschillen zijn in onze individuele
dienstverlening tussen gemeenten.’
Maar daar zit nu juist de crux. Was de kerngedachte van de WMO immers niet
dat de gemeente de regie heeft over de voorzieningen én de financiering? ‘Het
lijkt mij bureaucratisch en niet de bedoeling om in mijn regio met veertig
gemeenten te onderhandelen over subsidies’, meent Huisman.
Marktwerking
‘We kunnen betere constructies bedenken om de MEE-structuur en
outputfinanciering in stand te houden. Door bijvoorbeeld het individuele
dienstenpakket voor alle burgers volledig te behouden, maar per gemeente te
variëren met de collectieve ondersteuning die we bieden: informatie en advies,
signalering, maatschappelijke activering en integratie.’
Huisman is niet bevreesd dat de WMO de infiltratie van marktwerking in de
sector met zich meebrengt. En daarmee alle kwalijke gevolgen van dien, zoals dat
bijvoorbeeld in de thuiszorg gebeurt. ‘Mijn stelling is: kwaliteitsdenken en
marktwerking gaan in onze sector niet samen. Wij kunnen zakelijk opereren,
doelmatig werken en verantwoording afleggen over wat we met gemeenschapsgeld
doen.’
‘Dat hebben we de afgelopen jaren bewezen. Maar een marktprijs kan niet de
inhoud van onze dienstverlening weergeven. De kwaliteit van ons product heeft
veel met tijd en aandacht te maken.’
SpeerpuntenCees Huisman richt zijn blik op de
mogelijkheden die de toekomst biedt. Zo doet hij graag uit de doeken welke
voordelen MEE meebrengt als samenwerkingspartner voor andere organisaties binnen
de WMO.
‘Wij hebben een uitgewerkte sociale kaart. Onze medewerkers kunnen cliënten
in korte tijd door een woud van regels loodsen. Wij zijn actief op het gebied
van woonmogelijkheden, arbeid, sport en bewegen, leefstijl en gezondheid. Vanuit
betrokkenheid met cliënten kunnen wij prima de coördinatie van projecten op ons
nemen. Daar zijn we sterk in.’
Als voorbeeld noemt Huisman het project “vetzucht bij jonge kinderen” in
Alkmaar. ‘Daar werken we samen met GGD, onderwijs en sportorganisaties. Wij
coördineren dat project en werken samen aan meer bewegen en een groter
bewustzijn van kinderen en ouders om gezonder te leven.’
Meergeneratiewonen
Een ander speerpunt van Cees Huisman voor de toekomst van MEE is het
zogenoemde “Meergeneratiewonen”. Jong en oud, met en zonder beperking, wonen bij
elkaar en helpen en begeleiden elkaar in de vragen en behoeften die zij hebben.
Het schoolvoorbeeld daarvan wordt al jaren in Duitsland uitgevoerd, waar de
samenleving al langer dan in Nederland kampt met een vergrijzende bevolking.
(Zie ook het artikel
archief/id20107-79920/lebensrume_fur_jung_und_alt_burenhulp_als_uitkomst_voor_de_vergrijzing.html”
target=_blank name=Lebensraume>“Lebensräume” in Zorg + Welzijn nr. 4, april
2007.)
‘De kunst is dat je betrokken bent bij elkaar en dat de aanpak zich niet
alleen op de zorg richt, maar vooral ook op welzijn’, bepleit Huisman de kern
van integratie van mensen met een beperking. ‘Dat betekent dat je moet
investeren in sociaalculturele aspecten. Dat je verbindingen tussen mensen tot
stand moet brengen. Daar is MEE sterk in’, aldus Huisman.
Met enkele andere partners heeft MEE Noordwest-Holland de projectopzet
“Gemengd wonen” gemaakt. Het idee hiervan is om in een wijk verschillende
generaties, mensen met én zonder beperking, bij elkaar te laten wonen. De helft
is ouder dan 65 jaar. Door zorg voor elkaar, taakverdeling en de inzet van een
sociaal netwerk is het doel dat bewoners er hun hele resterende leven kunnen
blijven wonen, ook in het geval verpleegzorg nodig is.
MentaliteitsveranderingHet gaat volgens Huisman om wat
mensen aan elkaar hebben en niet om het feit dat mensen met een handicap wonen
in een “gewone” wijk. Maar de “trek” van doelgroepen naar de wijk begint zo
langzamerhand een discussie te worden.
Een paar weken geleden kondigde de Twentse Zorgcentra (TZC) aan dat ze
honderd verstandelijk gehandicapten, die al tien jaar in wijken woonden,
terughaalden naar de centrale vestiging. Daar zouden ze veiliger wonen en meer
van hun vrijheid genieten. Het zorgniveau van de centrale instelling bleek beter
geschikt voor deze groep ernstig verstandelijk gehandicapten.
Eenzaamheidsgevoel
Vorig jaar bleek uit een onderzoek dat het eenzaamheidsgevoel van
gehandicapten die in de wijk woonden was toegenomen. Dreigt de sociale
integratie kortom te mislukken? Huisman wil daar absoluut niet aan: ‘Dat is niet
mijn visie.’ Er zijn volgens hem goede voorwaarden nodig en die zitten vooral
verpakt in de sociale infrastructuur. Aan de andere kant is een verandering
nodig van de benadering van mensen met een beperking door de samenleving, erkent
hij.
Charlotte-project
‘Die andere mentaliteit ontwikkelt zich door te beginnen met projecten,
opgezet door mensen die de mogelijkheden en de motivatie hebben daaraan mee te
werken. Zoals het “Charlotte-project” in Den Helder, waar ouders van een
verstandelijk gehandicapt meisje in samenwerking met zorgaanbieders een
woonproject hebben opgezet.
Dit soort initiatieven moet je honoreren en je moet hiervoor de
faciliteiten bieden’, bepleit Huisman met het MEE-project “Gemengd wonen” in
zijn achterhoofd. ‘Het duurt enkele generaties om dit soort woonvormen te laten
beklijven.’