Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Cliëntenparticipatie en Wmo: ‘Ambtenaren horen mensen, meer niet’

Cliëntenparticipatie is een belangrijk onderdeel van de WMO. Hoewel er een flinke stap is gezet met de komst van de adviesraden, blijken er ook nog een aantal beren op de weg te liggen. Communicatie met gemeente én achterban is essentieel.

Door Mariëlle van Bussel – Ze zijn met z’n tienen, exclusief de voorzitter. Vertegenwoordigers van de oudervereniging verstandelijk gehandicapten, de cliëntenraad dak- en thuislozen, ouderenbonden, ggz en enkele patiëntenorganisaties. Samen vormen ze de Wmo-adviesraad in Leiden.

‘We adviseren over beleid en de uitvoering daarvan, gevraagd en ongevraagd’, vertelt Pien Lamberbont, voorzitter en zelf chronisch ziek. De adviesraad is inmiddels drie jaar bijeen en behoort in Zuid-Holland tot één van de best practices. Er wordt goed samengewerkt met de gemeente, de adviesraad heeft een eigen budget, er wordt gewerkt aan deskundigheidsbevordering en de resultaten zijn navenant. De gemeente neemt regelmatig adviezen over die de raad heeft ingebracht.
De succesfactoren? Lamberbont: ‘We hebben in 2005 een goede entree gemaakt, omdat we – toen nog als adviesraad gehandicaptenbeleid – al werden gevraagd na te denken over de komst van de Wmo. We hebben niet afgewacht, maar zijn zelf gaan brainstormen en hebben geformuleerd wat zorgvragers belangrijk vonden.’
Ook maakte de voorzitter persoonlijk een kennismakingsrondje met de gemeenteambtenaren die voor de adviesraad cruciaal zouden gaan worden. Het heeft de relatie goed gedaan. ‘Het is zo gegroeid dat we inmiddels met ambtenaren meedenken over een concept voordat het naar B&W gaat. Ze zien dat we kennis hebben, we zijn pro-actief bezig.’
En dan is er de kwaliteit van de leden. ‘Mensen die kennis hebben en overzicht, die niet hemelfietsen. We hebben samen geleerd om reële adviezen in te dienen die zeer goed gemotiveerd zijn. We gaan ook naar commissievergaderingen om te zien wat er gebeurt met ons werk. Dat wordt gewaardeerd.’

Inspraak
Dat de gemeente de raad als zodanig serieus neemt, spreekt uit het budget dat beschikbaar werd gesteld voor een fulltime beleidsmedewerker. Dat blijkt lang niet overal zo te zijn. Hans van Dongen, projectleider Wmo bij Zorgbelang Zuid-Holland, ziet dat op de meeste plaatsen de gemeenten het begrip ‘cliëntenparticipatie’ gelijkstellen aan ‘inspraak’.
‘Gemeenten vinden dat ze er al zijn als ze stukken neerleggen ter inzage. U bent de burger, zoek het zelf maar uit. Het is een grote valkuil, participatie is toch echt iets anders dan inspraak en voorlichting. Praten met mensen op een gelijk niveau, dat kennen ze niet. Zij bepalen het beleid, ze horen mensen, maar daarmee houdt het op.’
Er is een cultuuromslag nodig waartoe ambtenaren niet in staat zijn, denkt Van Dongen. Hij geeft als voorbeeld het lokale loket, bedoeld om burgers te helpen bij het formuleren van diverse aanvragen. ‘Het loket moet dus aan de kant van de burger staan, maar in de praktijk is het een verlengstuk van de gemeente. Want weer moeten de mensen dikke pakken formulieren invullen, terwijl dat juist veranderd zou worden. Zo wordt de Wmo ingekapseld in de bureaucratie van de gemeenten.’

Brede samenstelling
Dick Oudenampsen deed namens het Verwey-Jonker Instituut onderzoek naar cliëntenparticipatie en zag juist dat er de laatste twee jaar enorm veel verbeterd is. Het rapport ‘Ondersteuning cliëntenparticipatie WMO’ dat binnenkort verschijnt laat zien dat 86 procent van de ruim tweehonderd ondervraagde gemeenten over een WMO-adviesraad – in verschillende fase van ontwikkeling – beschikt. Twee jaar geleden was dat nog aanzienlijk minder. ‘De grote winst zit in de brede samenstelling van de adviesraden. In 2006 waren alleen de lichamelijk gehandicapten en ouderen vertegenwoordigd, nu ook bijvoorbeeld de mantelzorgers, ggz en verstandelijk gehandicapten’, aldus Oudenampsen.
Het contact met de gemeente, waar in Leiden zo veel in is geïnvesteerd, is van wezenlijk belang, erkent de onderzoeker. Het beeld dat Van Dongen schetst in Zuid-Holland herkent hij niet. ‘Ik heb wel eens gemeenten gezien die weinig belang hechten aan een adviesraad, maar dat is de minderheid. Daarbij is het aan de raad om dat zelf te veranderen. Ze kunnen lastig zijn, de pers bestoken, de gemeenteraad lastigvallen, ze hebben bevoegdheden die in de wet omschreven staan.’

Gezagsgevoelig
Dat is precies een valkuil voor veel adviesraden, merkte Van Dongen. Te vaak wordt er geen verweer gepleegd tegenover een wethouder. ‘Ze moeten aan de kant staan van de zorgvrager, maar vaak waaien ze met de wind van de wethouder mee.’ Lambermont: ‘Men gaat in het defensief, terwijl men mag vinden wat men vindt. Als raad moet je niet gezagsgevoelig zijn, maar dat heeft ook met kwaliteit te maken.’
Zowel Zorgbelang Zuid-Holland als onderzoeker Oudenampsen hameren erop dat er aan deskundigheidsbevordering wordt gedaan. Zo geeft Van Dongen trainingen aan adviesraden. Hoe kun je invloed uitoefenen? Hoe moet je onderhandelen? Oudenampsen: ‘Je moet niet je niet verliezen in ambtelijke taal die niet altijd begrijpelijk is. Als adviesraad moet je daar iets tegenover kunnen zetten, je moet kunnen communiceren met ambtenaren.’

Communicatie
Oudenampsen ziet vooralsnog een positieve ontwikkeling. ‘Maar we zijn nog niet klaar’, voegt hij eraan toe. Zo moet er meer aandacht komen voor dak- en thuislozen, verslaafden, jongeren en allochtonen, die nog onder vertegenwoordigd zijn in de adviesraden. Ook moet er geïnvesteerd worden in de communicatie met de achterban. Iets waar veel adviesraden moeite mee hebben. Ook in Leiden.
‘We kunnen niet alles tegelijk’, zegt Lambermont. ‘Tot nog toe schieten de cliënten erbij in, maar we zijn geen belangenbehartiger. Onze achterban zijn de organisaties zelf, zij pikken de signalen op en geven dat door. We proberen het contact wel te bevorderen door een website op te zetten waar al onze adviezen op verschijnen.’
Oudenampsen zag in zijn onderzoek dat de ene raad zich juist wel focust op de achterban, terwijl de ander als een onafhankelijk orgaan wil opereren. De juiste weg? Een mix, zo blijkt. ‘Je hebt mensen nodig die integraal kunnen adviseren, maar je hebt ook een goed contact met de achterban nodig. Als een adviesraad los staat van de georganiseerde cliënten, heeft het weinig functie meer voor de gemeente.’

Het onderzoek naar cliëntenparticipatie is verricht in opdracht van het Fonds PGO. Het rapport is verkrijgbaar en kan integraal worden gedownload via

www.verwey-jonker.nl

.

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.