Met gepaste trots loopt Lies van Loon door de
praktijklokalen en laat haar bezoek de modernste materialen zien waar leerlingen
van de zorgopleidingen mee werken. De nieuwste modellen oefenpoppen die
hulpbehoevende cliënten moeten nabootsen en een serie kunstarmen van het mooiste
materiaal waarmee leerlingen ervaring kunnen opdoen met injecteren.
De directeur van de divisie gezondheidszorg van het Albeda College praat
duidelijk met plezier over haar werk en de sector. Ze is blij dat zich bij het
Rotterdamse ROC steeds meer leerlingen aanmelden voor een opleiding in de zorg.
In 1997 volgden in totaal ruim 1300 leerlingen een zorgopleiding aan het Albeda
College, het afgelopen jaar was dat rond de 2200. Ook de meeste andere ROC’s in
het land kennen sinds 1998 met name voor de mbo-opleidingen verpleegkundige en
verzorgende een toenemende instroom.
Maar of die toename voldoende zal zijn om het voorspelde grote tekort van
44 duizend verplegenden en verzorgenden voor 2004 op te lossen is zeer de vraag.
Van Loon: ‘We zijn blij met de groei van het aantal leerlingen, maar het zou
niet reëel zijn om te zeggen dat nu alles geweldig gaat. We kampen intussen met
knelpunten en het is niet eenvoudig die het hoofd te bieden.’
Passend aanbod
Het voorkomen dat leerlingen tussentijds afhaken en het vinden van
voldoende passende stageplekken kosten de onderwijs- en leidinggevenden de
meeste hoofdbrekens. Van Loon: ‘Vijftig tot zeventig procent van de leerlingen
haalt bij ons de eindstreep. Dat vind ik een relatief hoog aantal. Dus dan denk
ik “waar hebben we het over”. Maar het behouden van dit rendement vraagt wel om
een zeer goed functionerende communicatie met het werkveld. Allereerst moeten er
natuurlijk leerlingen enthousiast worden gemaakt voor het zorgvak. ‘We houden
onze gebruikelijke open dagen op school. Daarnaast zijn we drie jaar geleden
begonnen met de groots opgezette Albedagen, een jaarlijks terugkerende
onderwijs- en beroepenbeurs in Ahoy,’ vertelt Van Loon.
Als leerlingen zich bij het Albeda College aanmelden, krijgen ze een
intensief intake-gesprek. Van Loon: ‘We willen op die manier kijken welke
opleiding en welk niveau het beste bij iemand past. Zo maken we de kans dat een
leerling de opleiding met een diploma afsluit zo groot mogelijk.’De
directeur vertelt dat het met de invoering van het hernieuwde onderwijsstelsel
voor verpleging en verzorging in 1997 makkelijker is geworden om de juiste
opleiding bij de juiste persoon te vinden. Sinds drie jaar zijn de
zorgopleidingen van het inservice-onderwijs, het leerlingwezen en het
middelbaar- en hoger beroepsonderwijs vervangen voor opleidingen voor
kwalificaties op vijf niveaus, namelijk: hbo-verpleegkundige (niveau 5),
verpleegkundige (niveau 4), verzorgende (niveau 3) en helpende (niveau 2).
Afgelopen augustus is op niveau 1 de opleiding zorghulp gestart.
Van Loon: ‘De invoering van het nieuwe stelsel was een intensieve operatie,
maar het heeft wel tot gevolg dat de zorg aantrekkelijker wordt voor nieuwe
groepen leerlingen waarvoor in de sector eerder nog geen opleidingsmogelijkheid
bestond. Tussen 1992 en 1997 werden er gewoon veel te weinig mensen opgeleid. Er
was nauwelijks mobiliteit op de arbeidsmarkt en instellingen namen toen een
afwachtende houding aan. Het gevolg is dat er bij instellingen niet voldoende
begeleiders zijn, door de huidige werkdruk en personeelskrapte. Dat is wrang,
want daar ondervindt de sector ook zelf de gevolgen van.’
‘Met name in de kraamzorg en de gehandicaptenzorg is het momenteel moeilijk
voldoende praktijkplekken te vinden,’ stelt Van Loon. ‘Als een leerling aangeeft
het liefst in één van deze sectoren praktijkervaring op te doen, kan die wens
niet altijd gehonoreerd worden. Dan moet leerlingen noodgedwongen naar een
andere stageplek, want ze moeten intussen wel aan bepaalde kwalificaties
voldoen.
In het uiterste geval zorgen we binnen de opleiding voor
simulatie-oefeningen. Dan bootsen docenten verschillende situaties na om
leerlingen zo goed mogelijk voor te bereiden op de praktijk. Volgens de
directeur kunnen zaken als een modern schoolgebouw en de aanwezigheid van
voldoende computers een opleiding voor leerlingen aantrekkelijk maken. ‘Maar
leerlingen kiezen nog steeds vooral voor een zorgopleiding omdat ze “iets met
mensen willen”, vertelt ze. ‘Dat wil niet zeggen dat wij van een jongere met
zogenaamde roepingsmotieven een moderne Florence Nightinggale maken. Wat wij wel
doen, is leerlingen opleiden tot professionals, tot ondernemende zorgmensen die
zich verantwoordelijk weten op te stellen.’
Her- en bijscholing
De ervaringen van Van Loon stroken met de resultaten van de studie van
de Organisatie voor Strategisch Arbeidsmarktonderzoek (OSA) die eind november
officieel worden gepresenteerd. In het jaarlijkse OSA-rapport zijn de nieuwste
cijfers en gegevens over de arbeidsmarkt en het onderwijs voor de sectoren zorg
en welzijn te vinden. De onderzoekers stellen dat de belangrijkste reden van
jongeren om te kiezen voor een opleiding in de zorg nog steeds is: mensen willen
helpen. Andere relevante argumenten zijn de grote kans op een baan, het loon na
enkele jaren en de uitwijkmogelijkheden naar deelsectoren.
Uit de gegevens die de onderzoekers hebben verzameld, blijkt dat voor
de potentiële werknemers inhoudelijke tevredenheid het belangrijkste aspect is
van hun toekomstige beroep. Voor werkgevers is het dus belangrijk om het werk
inhoudelijk aantrekkelijker te maken, onder meer door her- en
bijscholingsfaciliteiten. Niet geheel verrassend is de conclusie dat
beroepsbeoefenaren in de zorg hun beloning negatiever beoordelen dan werknemers
in de rest van de economie. En daar blijft het soms niet bij, want volgens een
ander recent rapport is de groep die om redenen van salaris de zorgsector
verlaat groeiende. De OSA stelt verder dat lager- en middelbaar opgeleiden in
zorg en welzijn helemaal niet slechter dan gemiddeld worden betaald, met
uitzondering overigens van de thuiszorg. ‘Vergeleken met een sector als de
detailhandel, die voor rekrutering van lager- en middelbaar opgeleide vrouwen
als een belangrijk concurrent kan worden gezien, is de beloning zelfs duidelijk
beter,’ schrijven de onderzoekers. En op alle opleidingsniveaus worden
deeltijdbanen relatief goed beloond.
Wel stellen de onderzoekers dat voor hoger opgeleiden, vooral hbo’ers,
de beloning duidelijk achter blijft. Dit zou een weerspiegeling kunnen zijn van
een gering verschil in functieniveau tussen middelbaar- en hoger opgeleiden. Het
geringe verschil in werkzaamheden is ook direct één van de redenen voor de
enorme terugloop van inschrijvingen voor de opleidingen hbo-verpleegkunde. Maar
liefst 25 procent minder studenten dan in 1999 hebben zich dit jaar aangemeld
voor een hbo-v opleiding.
Niet voor softies
Een bezoek aan een open dag van het Instituut voor Verpleegkunde van de
Hogeschool van Amsterdam begin november bevestigt nagenoeg alle conclusies van
het onderzoek wat betreft de hbo-opleiding. Dit jaar heeft de school voor het
eerst een blik artiesten opengetrokken om de informatiedag onder de aandacht te
brengen van jongeren. Maar de acrobaten van Circus Wonder die op verschillende
locaties in het gebouw aan de Tafelbergweg hun kunsten vertonen, moeten het
stellen met een wel zeer karig publiek van enkele tientallen belangstellenden,
inclusief ouders.
‘Het is de eerste keer dat we een open dag houden met artiesten. Maar ik
heb niet meer bezoekers gezien dan vorig jaar en toen waren er al weinig,’ zegt
communicatie-medewerkster van het instituut Irma de Waal. ‘De laatste jaren
ondervinden we een terugloop, waar wij ook moeilijk een antwoord op kunnen
vinden. We timmeren hard aan de weg met goed en aantrekkelijk onderwijs en we
begeleiden de studenten echt zo zorgvuldig mogelijk. Maar wij kunnen als school
ook niet alleen alle tekorten in de zorg oplossen.’
Tweedejaars student Inge Timmerman, die bezoekers van de open dag
informeert, is wel enthousiast over het onderwijs: ‘Wat mij bevalt is het
kleinschalige van deze opleiding, daardoor is er een goed contact met de
docenten. Mijn eerste stage viel ook mee. Ik heb in een verpleeghuis gewerkt met
demente bejaarden, daar had ik zelf eerst nogal negatieve beelden bij. Maar het
bleek reuze mee te vallen. Zolang je je eigen grenzen maar aangeeft, daar wordt
ook heel erg op gehamerd in de opleiding. Je moet leren omgaan met werkdruk en
zelfstandig kunnen werken. Verpleegkunde is zeker niet iets voor softies.
Bovendien houd ik wel van een beetje complexiteit, het moet niet te makkelijk
worden. Anders is de uitdaging weg. Ik wil ook niet heel mijn leven mensen
wassen, op den duur wil ik toch wel een management functie. En ik vind dat we
meer moeten verdienen, want de lonen voor beginners zijn echt veel te
laag.’
Onlangs heeft de ‘Verkenningscommissie Hoger Gezondheidszorgonderwijs’ op
verzoek van de HBO-raad advies uitgebracht over de inrichting en het aanbod van
hbo-opleidingen voor beroepen in de zorgsector. De commissie beveelt aan dat de
sector in samenspraak met de opleidingen specialistische- en vervolgopleidingen
ontwikkelt, waardoor de carrièreperspectieven voor hbo’ers verbeteren. Maar of
die oplossing voor de hbo-opleidingen en de sector afdoende zal zijn om de
krapte op de arbiedsmarkt te beteugelen, valt sterk te betwijfelen. Vooralsnog
blijft het voorspelde tekort van 44 duizend verzorgenden en verplegenden in 2004
als een zwaard van Damocles boven de sector hangen./Jeannine
Westenberg