Het afgelopen jaar is een heel circuit geactiveerd om
een landelijk zorg en welzijn-beleid vorm te geven langs de lijnen participatie,
toeleiding, sociale cohesie en leefbaarheid, professionalisering en informatie.
VWS, IPO, VNG, en vertegenwoordigers van provinciale steunfuncties en grote
welzijnsinstellingen spraken met elkaar over dit nieuwe beleid. Je zou
verwachten dat iets van dit ingezette beleid in de Beleidsagenda van VWS terug
te vinden is. Niet dus. Pas onder de Toelichting per Begrotingsartikel komen we
onder het kopje van de directie Sociaal Beleid de lijnen weer tegen. Het motto
van VWS ‘Zorg voor mensen in een gezonde samenleving’ is in deze veelzeggend.
‘Zorg voor mensen in een sociale samenleving’ had ook gekund. Een departement
dat zich inzet voor het maatschappelijk functioneren van mensen en organisaties.
En dan hadden in de beleidsagenda ook dingen over het sociale en welzijnsstelsel
kunnen staan. Een stelsel dat zorg draagt voor diensten en activiteiten dicht
bij de mensen. Maar de lijnen zijn terug in hun hok.
De tekst van de beleidsagenda is op zich mooi. In grote lijnen worden een
paar essentiële problemen van de zorgsector geschetst. De kern van het probleem
ligt in een tekst als ‘Zo brengt de groei van de welvaart steeds meer
voorzieningen en activiteiten binnen het bereik van steeds meer mensen. In
materiële zin lijken er voor velen geen belemmeringen te zijn om behoeften te
bevredigen, mensen kopen wat ze willen hebben. Deze ervaringen worden ook op de
overheid geprojecteerd.’ Tot voor kort zagen we zorg als een schaars goed
dat door een collectief systeem beheerst moet worden. Zo’n idee past niet bij de
moderne burger die op zijn wenken bediend wil worden, die wil krijgen of kopen
wat die nodig heeft, die kiezen wil. De mens wil zeggenschap over zijn eigen
situatie, zeker over zijn gezondheid en mobiliteit.
Ik zag onze minister op televisie aan Sonja Barend uitleggen waarom de
wachtlijsten ontstaan zijn. Omdat we de afgelopen jaar te zuunig zijn geweest.
De suggestie wordt gewekt dat het nu over is met de zuinigheid. Maar wie het
grote verhaal – de andere houding van de burger, gezondheid als product en niet
als collectief verdeelde schaarste – onderschrijft, zal verhalen over
capaciteitsuitbreiding en aanpassingen in de organisatie en sturing binnen het
stelsel en verzekeringssysteem te mager vinden. De discussie zal de komende
jaren gaan over een scheiding tussen een basisverzekering, particuliere
aanvullende verzekeringen en vrijelijk te kopen gezondheids- en zorgproducten.
Voorspelbaar is dat verhoudingsgewijs de basisverzekering een steeds kleiner
deel gaat dekken van de zorg. Zodra mensen de kans krijgen gezondheid en zorg te
kopen zal dat een zeer opdrijvende werking hebben. Kernvraag is dan hoe we
voorkomen dat de basisverzekering niet devalueert tot een vangnetverzekering. A
poor system for the poor, zoals dat in het internationale debat heet. Een
gezonde basis voor iedereen is de absolute voorwaarde om daar bovenop
gezondheidsplus pakketten en franje om het bed op de markt te zetten.
Het andere grote probleem is de beschikbaarheid. Lukt het om voldoende
‘zorg en gezondheid’ te produceren. Driekwart van de zorg is in mensenhanden. En
we lijken aan alle kanten handen te kort te komen. Ook op dit punt geeft de
beleidsagenda vooralsnog een zuinig antwoord. Uitbreiding van capaciteit en het
aantrekkelijker maken van het beroep zal niet voldoende zijn. In de
Beleidsagenda van Sociale Zaken worden wat duidelijkere vergezichten getekend.
Andere dagindeling, verlofregelingen (overigens ook nog maar mondjesmaat) worden
ons daar voorgehouden. We vinden er ook aanzetten om de scheiding tussen betaald
en onbetaald werk te verkleinen, om voor ouderen de overgang tussen werk en
pensioen te verlengen en minder scherp te maken. In een VWS-beleidsagenda had ik
verwacht meer te lezen over informele zorg, over flexibele dagindelingen in de
zorg, over activeren van ouderen en jongeren als betaalde en onbetaalde
professionals.
Het juiste tempo
De VWS begroting zoekt voorzichtig zijn koers. De lijnen worden nog wat
tentatief neergezet. Daarmee ontstaat ruimte om tot een publiek en politiek
debat te komen dat niet alleen over wachtlijsten en organisatievraagstukken
gaat, maar over de essentie van het bieden van gezondheidszorg, verzorging en
welzijn. VWS mikt ook niet op één paard, maar gaat uit van veel spelers en een
integrerende aanpak.
Toch moeten we juist in deze fase goed opletten hoe problemen gedefinieerd
worden en wat de globale lijnen zijn. Behalve de waarschuwing om vraagsturing
niet te veel te zien als louter een transactiesysteem tussen een consument en
een producent, zou ik ook een vraagteken willen zetten bij het opvallende
vertrouwen in verzekeraars als de belanghebbenden bij kostenbeheersing. De
zorgverzekeraars vormen een redelijk gesloten ‘systeemfiguur’ – weer een mooi
nieuw woord in de beleidstaal – waarbij de kosten vrij makkelijk in premies naar
de cliënt doorberekend worden. Verzekeraar en klant willen het graag zo luxe
mogelijk. Een implosie van het zorgsysteem dreigt door de beschikbaarheidvraag,
de snelle overgang van een collectief gestuurd geheel naar een klantgestuurd
geheel , de zuunigheid van de overheid en het mateloos verlangen van de burger
om alles te krijgen en wel subito. Het zal de komende jaren een zaak zijn van
het juiste tempo, de juiste volgorde in de te nemen stappen en van gepaste
lef.
Het streven van het ministerie om als een soort matrix organisatie
beleidsdirecties en inhoudelijke lijnen tot een geïntegreerd geheel te maken,
komt in de VWS begroting weinig naar voren. Niet alleen is dat te merken aan het
feit dat de lijnen van de welzijnsnota onder één directie gezet zijn. Dat wordt
ook duidelijk doordat veel beleidsdirecties wel voor breed beleid pleiten, maar
vervolgens dat opvallend eenzijdig aan ‘hun’ organisatie en beleidsveld
koppelen. De vermaatschappelijking van de psychiatrische patiënt is een GGZ
probleem, lokaal gezondheidsbeleid is toch vooral GGD, decentrale voorzieningen
voor verstandelijk gehandicapten blijven binnen het systeem van de
gehandicaptenzorg gedefinieerd en de jeugdzorg legt zijn plannen uiteen in een
afzonderlijke Voortgangsrapportage Beleidskader Jeugdzorg.
Wat nodig is, is een stevige visie op wat op het brede sociale terrein
(lokaal gezondheidsbeleid, zorg, educatie, toeleiding, welzijnswerk, jeugd,
gehandicapten) door een gemeente geregeld kan en moet worden. Vanuit zo’n
verhaal kan beredeneerd worden waar vervolgens eventuele hulp van zwaardere
zorgsectoren nodig is. In sommige landen kopen lokale overheden die zorg in bij
regionale of landelijke instellingen. Het moet dus breder dan zorg, meer ruimte
voor lokaal, meer vertrouwen in het maatschappelijk middenveld, naast product
denken ook oog voor meer situationele benaderingen.