De richtlijnen van het RIVM vormen uiteraard het vertrekpunt, vertelt Caroline van Oevelen. Ze is regiomanager bij MEE West-Brabant. ‘Maar het is best een ingewikkelde kwestie. Bij MEE hadden we in de beginfase het beleid om in principe geen cliënten te bezoeken, tenzij er sprake was van een noodsituatie. Toen waren de maatregelen nog tot 6 april afgekondigd, en omdat die periode te overzien was, leek ons dat reëel. De nadruk lag op het beperken van het aantal besmettingen.’
Soepeler
Toen de landelijke maatregelen uitgebreid en verlengd werden tot 28 april, versoepelde MEE het beleid. Van Oevelen: ‘De verlenging kan voor de meest kwetsbare cliënten betekenen dat zij het niet meer trekken. Om hen tot steun te kunnen zijn, hebben we onze consulenten gevraagd een afweging te maken voor hun eigen cliënten: als het nodig is om iemand door deze periode te helpen of te voorkomen dat er een crisis ontstaat, kunnen ze hun cliënten wel persoonlijk ontmoeten. Daar zijn allerlei creatieve oplossingen voor: bijvoorbeeld samen een wandeling maken. Uiteraard met inachtneming van de regels van het RIVM zoals anderhalve meter afstand en klachtenvrij zijn.’
Vitaal beroep
Naast de verlenging van de maatregelen speelde ook nog iets anders mee bij de versoepeling van het beleid bij MEE. ‘Wij merkten dat consulenten het erg moeilijk vonden dat ze hun cliënten niet meer konden ontmoeten. Ze hadden het gevoel dat ze hun werk niet goed genoeg meer konden doen, terwijl ze zich wel verantwoordelijk voelen voor hun cliënten. Dat hebben we ook laten meewegen. Bovendien is van overheidswege ook de kwalificatie van vitaal beroep voor de cliëntondersteuning gekomen. Dat hielp.’
Zo gewoon mogelijk
Ook bij een praktijk voor jeugd-ggz in Breda speelt de vraag over wel of geen face to face contact voortdurend. ‘We maken steeds weer de afweging hoe we de zorg kunnen continueren. We baseren ons op de richtlijnen van het RIVM, het beleid van de gemeente Breda als onderdeel van de regio West Brabant Oost, en de kaders die vanuit GGZ Nederland worden gesteld.’ In eerste instantie adviseerde de gemeente Breda als opdrachtgever de aanbieders in het sociaal domein om het werk zoveel mogelijk op de gewone manier uit te blijven voeren. Dus inclusief persoonlijk contact met de cliënten en hun ouders.
Verscherping
Anders dan bij MEE, is het beleid bij deze praktijk in de afgelopen week juist verscherpt. ‘We overleggen vrijwel dagelijks met de kern van het team’, vertelt een van de therapeuten. ‘Elke keer weer is het zoeken naar balans tussen hoe we aan de ene kant de cliënt zorg kunnen bieden in deze ingewikkelde tijd en aan de andere kant de verspreiding van het virus te voorkomen. Na de aanscherping van de landelijke maatregelen is beeldbellen nu de voorkeursmethodiek. Maar wanneer het therapeutisch noodzakelijk is, zoals GGZ Nederland stelt, zien we de cliënt face to face.’
De keuze van de praktijk
Ook al formuleert GGZ Nederland vrij specifiek in welke gevallen face tot face contact is toegestaan, er is toch ruimte voor eigen interpretatie, constateert de therapeut. ‘Het is een grijs gebied wanneer er “therapeutische noodzaak” is. Als praktijk hebben wij ervoor gekozen om dit te hanteren bij zorg bij acute depressie/suïcidaliteit, als de veiligheid in het geding is, bij actief trauma waarbij behandeling al liep en als laatste bij jonge kind problematiek, ofwel IMH.’ De praktijk houdt de vinger continu aan de pols. ‘We merken dat de onrust bij gezinnen thuis groeit. Er komt meer vraag om de behandeling op de praktijk voort te zetten, om verdere ontwikkelingsstagnatie en onveiligheid te voorkomen.’
Beleid uitwerken
Over de manier waarop bij MEE het beleid tot stand komt, vertelt regiomanager Van Oevelen: ‘De regionale bestuurders overleggen daarover op landelijk niveau. Die visie hebben we vervolgens voor West-Brabant nader uitgewerkt, waarbij we zoveel mogelijk dezelfde aanpak kiezen als in de rest van het land.’ De beslissing tot face to face contact wordt zelfstandig door de professional genomen, meestal na overleg met collega’s. En de professional kan ook altijd met de manager overleggen.’
Groot contrast
Eline Wilbrink werkt als jeugdprofessional bij Spring, eveneens in West-Brabant. Haar werkgever volgt grotendeels dezelfde lijn als MEE, dus met inmiddels meer mogelijkheden voor persoonlijke contacten. Ook wat beslissingsbevoegdheid lopen de aanpakken parallel. Tenzij er sprake is van complexe veiligheidscasuïstiek. ‘Daarvoor hebben wij als sociaal werkers een stroomschema gekregen van Spring. De beslisboom daarin leidt ons per specifieke cliënt stapsgewijs naar het antwoord. En als we dan op een “ja” uitkomen, dan dienen we de beslissing alsnog via het vier-ogen principe te nemen en voor te leggen aan de leidinggevende.’
Link met privé
Wat verder opvalt, is dat zowel de sociaal werkers zelf als hun leidinggevenden in deze kwestie de link met de privésituatie leggen. Ze betrekken allemaal de eigen gezondheid en die van hun naasten bij de afweging, of er nou een stroomschema is of niet. ‘In deze periode ga ik niet naar vrienden, ik wil niet andermans huishouden binnenstappen nu. Dus dat geldt ook bij mijn cliënten’, zegt de een.
Meer aan de wandel
Een ander zegt: ‘Normaal drink ik koffie bij de buurvrouw aan de keukentafel. Nu zitten we met anderhalve meter afstand op het muurtje voor ons huis.’ Zo bezien heb je als sociaal werker zelf best grip op de keuze of je een cliënt persoonlijk treft. Ook in deze kwestie kun je varen op je eigen morele kompas. In het verlengde hiervan: net als de gemiddelde Nederlander in coronatijd veel meer lijkt te wandelen, maakt ook menig hulpverlener met zijn cliënt een ommetje. Dat zou zo maar iets blijvends kunnen worden.
Individuele interpretaties
Alle betrokkenen waarmee is gesproken voor dit artikel stellen dat het cliëntbelang en het medewerkersbelang voorop staan. Daarin zit geen enkel verschil, en ook de landelijke RIVM richtlijnen zijn voor iedereen gelijk. Toch zijn er verschillen in beleid en qua beslissingsbevoegdheid. De verklaring daarvoor zit waarschijnlijk in de uiteenlopende casuïstiek en doelgroepen, en daarnaast in de interpretatie van de beslissers bij de individuele zorgaanbieders.
De naam van de therapeut van de praktijk voor jeugd-ggz is bij de redactie bekend.