Ze breken in en deinzen niet terug voor geweld. Ze stichten brand, beroven oude vrouwtjes, doen mee aan groepsverkrachting. En ze zijn amper twaalf jaar. Afgaande op de media lijken steeds meer jonge kinderen ernstige delicten te plegen. Cijfers die dat staven zijn er echter niet. Uit politieregistraties blijkt wel dat minder dan één procent van de kinderen in aanraking komt met de politie – een paar duizend per jaar – maar die gegevens zijn onvolledig.
Twaalfminners zijn niet strafrechtelijk vervolgbaar. De politie kan ze niet voor de rechter brengen, wat ertoe bijdraagt dat ze niet zo nauwkeurig worden geregistreerd: de ene keer als getuige, de andere keer als verdachte, betrokkene of helemaal niet. Door de toenenemde roep om het aanpakken van jeugdcriminaliteit krijgen ook twaalfminners meer aandacht. Veel criminelen zijn immers al jong met delicten begonnen en kinderen die al vroeg delicten plegen lopen meer kans op psychische en sociale problemen later. Hoe eerder je dat gedrag aanpakt, hoe groter de kans dat je kunt bijsturen.
Voorspellen
Nu speelt bij de aanpak van twaalfminners altijd de vraag mee in hoeverre de overtreding onschuldig kattekwaad is dat vanzelf verdwijnt, of een voorteken van crimineel gedrag later. Kinderen zijn immers nog in ontwikkeling. Lieke van Domburgh, hoofd onderzoek en ontwikkeling bij jeugdzorginstelling LSG-Rentray en verbonden aan het VU-mc, probeerde ondanks die onzekerheid toch na te gaan wat de kenmerken zijn van kinderen die na het eerste politiecontact blijven recidiveren en welke factoren dat vasthoudende gedrag kunnen voorspellen.
Uit haar promotieonderzoek (2009) blijkt dat tweederde van de twaalfminners het bij één politiecontact laat. Een kwart blijft met enige regelmaat delicten plegen, 7 procent heel vaak en ernstig. Beide groepen blijven dat gedrag vertonen over de jaren heen. Die groepen onderscheiden zich van de anderen doordat ze een combinatie van risicofactoren laat zien. Zo heeft tweederde van hen een psychiatrische stoornis (een oppositionele en/of gedragstoornis), vaak samen met ADHD. Ze spijbelen. Er zijn vaker gezinsproblemen (schulden, psychische problemen bij de ouders) en contacten met risicovolle leeftijdgenoten.
Gezinsproblemen
Het soort delict voorspelt niet het al dan niet voortduren van delinquent gedrag. Van Domburgh: ‘Kinderen die het bij één keer laten, vertonen wel vaker regelovertredend gedrag dat geen schade oplevert voor anderen, bijvoorbeeld spelen op een verboden bouwplaats. Maar ze kunnen ook een zwaar delict plegen, waarbij de schade enorm kan zijn, zonder dat ze zich dat realiseren, bijvoorbeeld stenen gooien van een brug. Voor ons onderzoek hebben wij 450 twaalfminners in kaart gebracht en thuis bezocht. Ik was geschokt over wat ik soms aantrof. Dan kon het om een licht vergrijp gaan, maar speelden er ernstige gezinsproblemen.’
Ook de buurt en etnische afkomst voorspellen weinig. Allochtone kinderen worden wel vaker voor de eerste keer bij de politie geregistreerd, maar zijn niet oververtegenwoordigd in de recidive-groep. Dat komt volgens Van Domburgh omdat de kinderen nog jong zijn. ‘Kleine kinderen zijn, anders dan pubers, veel ontvankelijker voor de invloed van hun ouders. Dat blijkt ook uit de beschermende factoren. Kinderen die niet recidiveren komen meestal uit goed functionerende gezinnen en hebben goede relaties met leeftijdgenoten.’
Lees verder in Zorg + Welzijn Magazine nr 4, april 2011.