De ondertekenaars, belangenorganisaties van consumenten, patiënten, cliënten, mantelzorgers en werknemers, menen dat de WMO de bestaande problemen in de zorg niet zal oplossen en de zorg niet goedkoper zal maken. De organisaties willen dat er een landelijk wettelijk kader komt, dat aan tien voorwaarden voldoet. Zo moet het recht op individuele zorg en ondersteuning worden vastgelegd, evenals het recht om te kiezen voor zorg in natura of een pgb. Het geld voor ondersteunende voorzieningen zou geoormerkt naar het provincie- en gemeentefonds moeten gaan. En patiënten- en cliëntenorganisaties moeten formele medezeggenschap krijgen. De organisaties vertegenwoordigen naar eigen zeggen vier tot vijf miljoen Nederlanders. Met het manifest proberen de belangenbehartigers het debat in de Tweede Kamer, dat op 9 december plaatsvond, te beïnvloeden. (De uitkomsten daarvan konden niet meer in dit bericht worden meegenomen, red.)
De ondertekenaars van het manifest zijn voornamelijk belangenorganisaties van zorgcliënten en vakbewegingen. Maar ook in welzijn worden steeds meer vraagtekens bij de wet geplaatst. Zo voorziet de Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (NVWM) dat haar beroepsgroep steeds meer ondersteunende taken voor haar rekening zal moeten nemen. Maar geld voor beroepsontwikkeling en professionalisering komt er niet. ‘De staatssecretaris stelt dat dit een verantwoordelijkheid van de partijen zelf is. Terecht, die willen we ook dragen,’ zegt Rietje Meijer, directeur van de NVWM. ‘Maar daar is wel een financiële impuls voor nodig. Die ondersteuning is tot nu toe uitgebleven.’
De MOgroep vindt dat het kabinet de cultuuromslag onderschat die nodig is om te komen tot een lokale samenleving met sterke sociale verbanden. ‘Zo’n samenleving komt er niet vanzelf. Daar moet in geïnvesteerd worden. Er is expertise nodig in de wijken om burgers te ondersteunen. Daarbij zijn welzijnsorganisaties harder nodig dan ooit.’ Maar juist op de budgetten van welzijnsorganisaties wordt stevig gekort: gemiddeld 9,2 procent dit jaar en 11,8 procent in 2005.
In een visiedocument dat stadssocioloog Rudolf Hortulanus recent in opdracht van de MOgroep heeft geschreven, stelt deze dat de visie op de WMO te weinig is uitgewerkt. Met de wet wil de overheid de stijgende kosten van extramurale gezondheidszorg in de hand houden. Daarvoor moet de verantwoordelijkheid meer bij de burger en de lokale gemeenschap komen te liggen. De stadssocioloog betwijfelt de haalbaarheid daarvan, want ‘er is nu al een groot gebrek aan ondersteuning van kwetsbare burgers.’
Hortulanus vreest dat het opvoeren van de druk op burgers om een baan te vinden zal leiden tot minder vrijwilligerswerk en burenzorg. ‘Die worden in de marge van het bestaan gedrongen.’
Ook het voornemen van het kabinet om meer efficiency en samenwerking te bewerkstelligen tussen gemeentelijke diensten bij het ondersteunen van kwetsbare burgers wordt volgens Hortulanus moeilijk. Want er is immers een proces van verzakelijking gaande, waarbij instellingen meer op hun individuele prestaties worden afgerekend.’ Zolang er geen duidelijkheid is over deze punten, is het volgens de socioloog nog te vroeg voor invoering van de wet.