Sociaal werker Siem komt bij een cliënt die in huis woont met zijn gezin. Hij heeft zich verdiept in de problematiek van de cliënt en zegt opgetogen: ‘Ik heb een geweldig plan bedacht, zo gaan we het voortaan aanpakken.’ ‘Grote kans dat de familie na deze aankondiging meteen in de remmen gaat’, zegt Ageeth Ouwehand. ‘De meeste mensen houden er niet van dat anderen hun vertellen wat ze moeten doen. Het gevolg is dat ze Siems goedbedoelde adviezen niet opvolgen. Of zelfs zorgen dat ze letterlijk niet thuis zijn als hij opnieuw bij hen langskomt.’
Fundamentele verschuiving nodig
Het kan ook anders, betoogt Ouwehand. ‘De RVS bepleit in het advies Anders leven en zorgen een fundamentele verschuiving van cliëntgerichte naar netwerkgerichte zorg- en hulpverlening. We vinden het essentieel dat professionals goed overleggen en samenwerken met het informele netwerk van de cliënt én de cliënt, op een gelijkwaardige basis. Dit netwerk omvat niet alleen mantelzorgers – vaak de partner, ouders en/of kinderen van de cliënt – maar ook anderen die kunnen ondersteunen, zoals vrienden, buren, vrijwilligers.’
2 sporen
Samenwerking met het informele netwerk is nodig om de druk op de zorg- en hulpverlening te laten afnemen, zegt Ouwehand. ‘We hebben immers te maken met dubbele vergrijzing en een krimpende beroepsbevolking. Overigens: ook als er wel genoeg financiële middelen en professionele hulpverleners waren, zou het nodig zijn om “anders te zorgen”. Waarom? Omdat een gelijkwaardige samenwerking tussen professional, cliënt en netwerk leidt tot betere hulpverlening. Want hierdoor kunnen professionals met hun aanpak beter aansluiten bij wat cliënten en naasten belangrijk vinden.’
‘Verder investeren in bestaanszekerheid’
Om het beroep op de zorg- en hulpverlening te laten afnemen, is het daarnaast essentieel dat de overheid investeert in bestaanszekerheid, vindt de RVS. ‘Mensen die leven in armoede, ervaren dikwijls meer gezondheidsklachten. En ze kampen vaker met andere problemen, bijvoorbeeld rondom huisvesting en schulden. Als hun bestaanszekerheid toeneemt – én zij daarnaast een goed sociaal netwerk hebben – zullen ze minder vaak aankloppen bij zorg- en hulpverleners.’
Betrek het netwerk
Netwerkgericht hulpverlening vraagt om een andere denk- en werkwijze van professionals. ‘Zij moeten niet alleen een relatie aangaan met cliënten, maar ook met hun naasten en met vrijwilligers’, legt Ouwehand uit. Zij ziet overigens in de praktijk dat veel sociaal werkers in de wijk dit ook nu al doen (anders dan Siem in het fictieve voorbeeld).
Goede afspraken
Idealiter krijg je als sociaal werker al bij het eerste contact iedereen uit het netwerk aan tafel, stelt Ouwehand. ‘Vervolgens bespreek je open wat er moet gebeuren. Wat kan de cliënt zelf, wat kan het netwerk bijdragen? Welke hulpmiddelen kunnen ingezet worden? En wat is nog nodig vanuit jou, als professional? Maak met elkaar bij de start van de hulpverlening goede afspraken: “Wat willen we bereiken? Hoe gaan we daaraan werken?” Daarmee voorkom je dat je later in het traject “tegenover” elkaar komt te staan – wat veel tijd en energie kost.’
Overbelast?
Het is essentieel dat je als sociaal werker steeds opnieuw kijkt en bespreekt wat het netwerk wil en kan doen, zegt Ouwehand. ‘Niet achter elke cliënt staan sterke naasten en vitale vrijwilligers. Het kan zijn dat het netwerk hartstikke overbelast is of allerlei hulpvragen heeft. Hoe kom je daarachter? Ten eerste door naasten en vrijwilligers goed te observeren. Zien ze er bijvoorbeeld fit uit of juist vermoeid? Ten tweede door regelmatig te vragen hoe het met hen gaat. Geven ze aan dat ze op hun tandvlees lopen? Denk dan met hen mee over oplossingen. Wellicht kan de cliënt vaker uit logeren gaan, zodat ze even op adem kunnen komen? Of misschien kunnen er nieuwe vrijwilligers worden gezocht om de cliënt te helpen? Het vinden van passende oplossingen vraagt veel inventiviteit en creativiteit van sociaal werkers.’
Dilemma’s
Het komt ook voor dat cliënten helemaal niet willen dat hun netwerk betrokken wordt bij de zorg of ondersteuning. Ouwehand: ‘Je ziet dat bijvoorbeeld weleens bij mensen met een (lichte) verstandelijke beperking, die relatief lang afhankelijk zijn geweest van hun familie. Als ze dan eindelijk op zichzelf wonen, zitten ze er soms niet op te wachten dat hun moeder wéér wordt ingeschakeld. Dat kan een dilemma zijn voor de professional. Bel je de moeder wel of niet als er iets aan de hand is? De wens van de cliënt is uiteindelijk leidend hierin; het is altijd maatwerk.’
Kringetje wordt kleiner
Er zijn ook cliënten die nauwelijks een netwerk hebben. ‘Sommige mensen, bijvoorbeeld met langdurige psychiatrische problematiek, hebben hun kringetje door de jaren heen steeds kleiner zien worden. Zij vinden het dikwijls ingewikkeld om relaties aan te gaan en te onderhouden. En willen dat ook niet altijd meer.’
Vindingrijke sociaal werkers
Toch is het van belang dat je als sociaal werker de cliënt stimuleert om weer contacten op te doen. ‘Dit vraagt om vindingrijkheid. Regel bijvoorbeeld dagbesteding, kijk of er in de buurt een inloopvoorziening is. Of wellicht kan de cliënt vrijwilligerswerk doen? Dat is een goede manier om verbinding te leggen met anderen. De cliënt gaat bovendien ervaren dat wat die doet betekenis heeft. Dat is voor ieder mens belangrijk. En de client bouwt zo weer een netwerk op.’
Congres Samenwerken met de mantelzorger
Ageeth Ouwehand is opgeleid tot verpleegkundige en jurist. Ze werkte als verpleegkundige en in diverse managementfuncties, in verschillende zorgsectoren. Momenteel is zij bestuurder bij zorgorganisatie ‘s Heeren Loo en raadslid van de Raad voor Volksgezondheid & Samenleving (een onafhankelijk adviesorgaan voor regering en parlement).
Ouwehand spreekt op 9 oktober 2024 op het congres ‘Samenwerken met de mantelzorger’. ‘Het verhaal van de traditionele verzorgingsstaat is afgelopen. En over het nieuwe verhaal moeten we nodig het eerlijke gesprek voeren als samenleving’, stelt Ouwehand.
Op het congres ‘Samenwerken met de mantelzorger’ leer je over:
- Mantelzorgers in de wijk: vinden, binden, samenwerken
- Waar gaan we heen met de mantelzorg, huidige stand van zaken?
- Medische handelingen: er mag (wettelijk) meer dan menigeen denkt
- Burn-out preventie voor mantelzorgers: hoe jij een verschil kan maken
- Kunst van hulp ontvangen: Mantelzorgers zorgen voor de ander, maar hebben zelf ook anderen nodig
- Gespreksvaardigheden: hoe ga je het gesprek aan over wensen, grenzen en verwachtingen?
Het programma van het congres Samenwerken met de mantelzorger is volledig vernieuwd en lees je hier.
Taken overnemen
Naasten en vrijwilligers mogen veel taken van professionals overnemen. ‘Zo mogen ze de cliënt sommige medicatie toedienen. Ze mogen kijken in het dossier, mits de cliënt daar toestemming voor geeft’, geeft Ouwehand als voorbeelden. ‘Wetten en regels staan de samenwerking tussen formele en informele zorg- en hulpverlening zelden in de weg.’
Met name ziekenhuizen zijn zich daar steeds meer van bewust, signaleert ze. ‘Steeds vaker bereiden verpleegkundigen naasten voor op het overnemen van taken. Tijdens de laatste dagen voor het ontslag van een patiënt leren zij bijvoorbeeld aan familieleden hoe ze de patiënt moeten injecteren.’
Mantelzorgers trainen in methodieken
Ouwehand kan zich voorstellen dat in de toekomst sociaal werkers verwanten en vrijwilligers gaan trainen in bepaalde methodieken. ‘Wat ze hun leren, is afhankelijk van de situatie. Zo kan het voor sommige naasten misschien handig zijn als ze leren omgaan met verbale agressie van een cliënt. En voor anderen hoe ze bepaalde aanvraagformulieren moeten invullen, bijvoorbeeld voor een persoonsgebonden budget.’
Chinese Muur
De werkgever van de sociaal werker kan bij het aanleren van nieuwe vaardigheden een rol spelen, vervolgt Ouwehand. ‘Bijvoorbeeld door een gezamenlijke training te regelen voor professionals, naasten en vrijwilligers. Dan leren zij elkaar beter kennen en waarderen, wat de samenwerking ten goede komt. Nu staat er soms een Chinese Muur tussen professionals en het netwerk; gezamenlijke scholing draagt bij aan het afbreken daarvan.’
‘Vrijwilligers en naasten zijn geen duizenddingendoekjes’
Wat organisaties nog meer kunnen doen om goed samenspel goed te bevorderen? ‘Zij moeten vrijwilligers en naasten serieus nemen en respecteren. Deze mensen zijn geen duizenddingendoekjes die de organisatie voor alles kan inzetten, wanneer dat maar uitkomt’, zegt Ouwehand. ‘Het is belangrijk dat iedereen nieuwsgierig is naar het netwerk. Dit geldt voor sociaal werkers, maar ook voor bestuurders: wat kunnen ze leren van vrijwilligers en naasten, wat kunnen ze samen doen? Ook is het belangrijk dat bestuurders regelmatig overleggen met een vertegenwoordiging van verwanten. Binnen alle geledingen van de organisatie moet duidelijk zijn dat deze serieus werk maakt van de gelijkwaardige samenwerking met het netwerk.’