Saïda el Hantali en Het Spiegelbeeld groeiden vorig
jaar uit tot een mediahype. In de zomer kreeg het inloophuis de ‘Islam en
Burgerschapsprijs voor vrouwen’ en in november ontving het de ‘Joke Smitprijs
2002’ van de overheid. Vooral El Hantali was voortdurend in het nieuws. Een
Marokkaanse die wantoestanden in eigen kring aan de kaak stelde, kon op veel
belangstelling rekenen. En dat terwijl de ontmoetingsplek zelf sinds september,
door onenigheid met het kerkbestuur dat hen onderdak bood, al niet meer bestond.
De opvang van Marokkaanse meisjes met problemen ligt al maanden stil. Ook
ontstonden spanningen binnen de groep vrijwilligsters omdat Saïda te veel alle
loftuitingen en publiciteit naar zich toe zou trekken. Na de tv-uitzending over
’de Held van het Jaar’, waarbij Saïda met haar vader verscheen en niet met haar
collega-vrijwilligsters, barstte de bom: de breuk was een feit.
Saïda ging alleen verder en vond tijdelijk onderdak bij het wijkopbouwwerk
in de Indische Buurt in Amsterdam. De afgelopen maanden maakte ze plannen voor
een nieuw landelijk opvanghuis. Daarbij kan ze rekenen op steun uit prominente
hoek: zo zitten de oud-politica’s Hedy d’Ancona en Naima Azough in het nieuwe
comité van aanbeveling. El Hantali en haar nieuwe steungroep hebben afspraken
met de gemeente en drie fondsen (waaronder het vrouwenfonds Mama Cash) over de
financiering en ook vonden ze een nieuw pand in Amsterdam-Oost. El Hantali (30)
zelf gaat nu aan de slag als beroepskracht en wordt ondersteund door
vrijwilligsters als Nissrin Ziani (19) en Hayet el Bakali (18). De vroegere
vrijwilligsters willen hun activiteiten voortzetten in wijkcentrum De Balk (in
Amsterdam Zeeburg) en krijgen daarbij steun van stadsdeelwethouder Fatima Elatik
en Welzijn Zeeburg. ‘Het is nog te vroeg om daarover te praten,’ zegt een van
hen.
Confronteren
Op jonge leeftijd werd Saïda misbruikt door verschillende mannen uit haar
omgeving. Op haar 26e constateerde ze dat ze mannen niet meer vertrouwde, ze
wees alle door haar ouders aangedragen huwelijkspartners af en kwam erachter dat
het met haar jeugdervaringen te maken had. Toen ontmoette ze lotgenoten in een
Marokkaans meidencentrum – ze stond niet alleen met haar problemen, zo bleek. De
jonge vrouwen startten het inloophuis en dat sloeg aan: binnen een jaar reisden
Marokkaanse meiden uit het hele land naar Het Spiegelbeeld. Daar praten ze over
alle mogelijke problemen die jonge vrouwen kunnen hebben en thuis vaak taboe
zijn: verliefdheid, anorexia, depressies, verslaving, lichamelijk en geestelijk
geweld, incest, verkrachting, abortus, gedwongen huwelijken of verstoting.
Ze biedt een luisterend oor, geeft raad en zo nodig probeert ze te
bemiddelen met de ouders, vertelt Saïda. ‘Ik praat met de meisjes over hun
ervaring en daarna is de keuze aan henzelf hoe ze verder willen. Een meisje moet
je nooit dwingen. Zij bepaalt zelf of ze geholpen wil worden en of ik met haar
ouders ga praten of niet.’ Ze vindt dat de jonge vrouwen hun problemen zoveel
mogelijk zelf moeten oplossen. ‘Dat moeten ze zelf leren. Neem een meisje dat
zelfmoord wil plegen. Dat wil ik niet horen, zeg ik dan. “Je moet een keuze
maken. Accepteer het leven zoals het is, of doe het, maak een eind aan je
leven”. Maar ze willen helemaal geen zelfmoord plegen. Als je ze hard
confronteert, gaan ze serieus bezig met hun problemen.’
Als de problemen dan niet zijn opgelost, verwijst Saïda door naar de
professionele hulpverlening. Zoals bij een meisje dat verkracht was door iemand
uit haar omgeving. ‘Dat was vreselijk. Ik zei tegen haar: “sorry meid, ik ga jou
niet helpen”. Als ik dat niet gedaan had, had ze nooit professionele hulp
aangevraagd.’
Saïda vertelt dat ze contactpersonen heeft bij instanties als de politie,
Riagg en vertrouwenspersonen in het onderwijs. Ze wil de meisjes vooral leren
het gesprek met hun ouders aan te gaan en zelfstandig keuzes te maken. ‘Als een
meisje verkracht wordt, weten ouders meestal niets en dat zouden ze ook niet
accepteren. Dan zeggen ze: “dat lag aan jezelf”. Ouders hebben niet geleerd
erover te praten. Dat is de schaamtecultuur, die bij Marokkanen hier nog meer
heerst dan in Marokko. Ouders hebben geen begrip voor meisjes die verkracht
worden en dat is heel vernederend. Die meisjes worden verstoten, dat is een
schande voor de familie. Die staan er alleen voor. Ze hebben geen huis, geen
eten, geen steun, niets. Sommigen komen bij pooiers terecht. Loverboys maken
misbruik van ze, die zijn overal.’
Rolverdeling
Uithuwelijken komt hier nu meer voor dan in Marokko, denkt El Hantali.
Ouders blijven vaak vasthouden aan de ideeën waarmee ze hier in de jaren zestig,
zeventig aankwamen. ‘Als ik tegen mijn vader zeg “ik ben verliefd”, dan begrijpt
hij me niet. Er komt bij ons geen liefde voor, later pas na het huwelijk.
Liefde, wat is liefde, dat kennen zij niet. Onze pubers hebben geen normale
puberteit. De sociale controle is groot, daar heb je last van als meisje. Je
hebt vaak ook niet zoveel problemen met je ouders, maar met je sociale omgeving.
Je kan daardoor geen puber zijn, je kunt jezelf niet zijn. Pubers raken dan
helemaal in de war. Onze ouders begrijpen de westerse cultuur niet, dat hoort
niet bij ons, ze kennen alleen het platteland. Broers gunnen hun zussen vaak
niets. Die zijn jaloers, meisjes doen het beter in het onderwijs en werk.’
Op zich zijn Marokkaanse meisjes nu best geëmancipeerd, stelt Saïda.
Volgens haar is er van vrouwenonderdrukking dan ook geen sprake. Zo zijn het
vooral de moeders die de meisjes kort houden. ‘Bij ons hoort de man de baas te
zijn, maar in veel families zijn de rollen omgedraaid. Vaders zijn niet meer zo
moeilijk, de broers en de moeders des te meer. De vaders zijn door het harde
werken vaak zo uitgeput dat ze niets meer kunnen doen. Die denken: doe maar wat
je wilt. Vrouwen zijn veel meer de baas.’
Meisjes zijn bijna in alles beter, denkt Saïda: ze ondersteunen de familie
beter, onderhouden desnoods het hele gezin en doen volop mee in het huishouden.
‘Jongens doen daaraan helemaal niets. De jonge meisjes van nu zijn wel vrijer
dan wij twintig jaar geleden, die gaan naar feestjes. Daarom zeg ik: “praat met
je ouders, zo meteen kom je een jongen tegen. Jongens maken vaak misbruik van
je. Als je je ouders niet vertelt waar je mee bezig bent, ben je kwetsbaar”.
Meisjes mogen niets. Moeders zijn tegenwoordig moeilijker dan vaders. Het draait
echt om de eer, de naam en de schande. Niemand, niemand mag over ons
roddelen.’
El Hantali vertelt over een meisje dat op haar veertiende door haar moeder
werd uitgehuwelijkt aan een neef. Ze probeert nu een scheiding voor haar te
regelen. ‘Op haar zeventiende moest ze met hem trouwen, maar ze wilde niet. Haar
moeder dwong haar ertoe, ze mocht niet meer naar buiten en ze liep weg. Ik sprak
met haar moeder en die beloofde dat ze in Marokko een scheiding zou aanvragen,
maar ze deed dat niet. Ik werd ongelooflijk boos en ben nu bezig met een
advocaat om een scheiding te regelen.’
Saïda wil nu landelijk werken en daarom wil ze financieel onafhankelijk
zijn van het Amsterdamse stadsdeel. ‘Als ik alleen in Zeeburg werk, dan mag ik
niets doen voor meisjes uit Rotterdam of Den Haag.’ Dat El Hantali een
Blijf-van-mijn-lijfhuis voor moslima’s wil oprichten, zoals het gerucht wil,
klopt niet. ‘We maken een ontmoetingsplek, waar je je verhaal kunt vertellen, ze
komen niet bij ons wonen. Bij ons word je geestelijk onafhankelijk, bij
Blijf-van-mijn-lijf ben je juist vaak afhankelijk. Meisjes moeten zelfstandig
worden, ze moeten niet gaan vluchten, ze moeten hun problemen leren
oplossen.’
El Hantali denkt dat ze al veel dingen heeft veranderd in de Marokkaanse
gemeenschap. ‘Door de taboes heen breken, vind ik mijn grootste succes. Nog
nooit had iemand in het openbaar het over incest gehad. Dat was mijn ervaring,
door dat te vertellen werd ik geaccepteerd. Ik heb het onderwerp incest ook bij
de moskeen besproken. Het is nu een van de thema’s die imams in de moskeeën
bespreken. Ze staan er wel open voor. Als ik een vaste plek heb, ga ik me echt
waarmaken. Dan ga ik strenger optreden tegen de imams. Strenger aanpakken ja.
Sommige imams schamen zich om alles in het openbaar te vertellen. We gaan ze
dwingen er iets aan te doen, het kan niet zo verder gaan. Een moskee is voor
islamieten een plek om over alles te praten. Ik kan religie gebruiken om de
problemen te verminderen.’/Martin Zuithof