Heb jij als puber weleens lak gehad aan dat rode verkeerslicht, iets gejat of een vuilnisbak gemolesteerd? Grote kans dat het antwoord ‘ja’ is. Bijna alle jongeren vertonen weleens antisociaal, delinquent of risicogedrag. Tussen het twaalfde en zestiende jaar neemt het aantal overtredingen van de gemiddelde jongere toe. Zou je er een grafiek van tekenen, dan zie je een piek in crimineel gedrag rond het zestiende en zeventiende jaar. Daarna zet een gestage daling in, tot het begaan van overtredingen bij de meeste mensen tegen hun dertigste nauwelijks meer voorkomt.
Vechtpartij
Deze figuur, een snelle klim en na de piek een iets minder steile afdaling, heet de age-crimecurve en is terug te zien in Europese landen en de Verenigde Staten. Dat wil trouwens niet zeggen dat elke jongere wel een keer een benzinestation overvalt: het gaat (ook) om overtredingen als een pakje kauwgom stelen, betrokken zijn bij een vechtpartij of een bushokje vernielen. Zowel jongens als meisjes begaan tijdens hun puberteit overtredingen, al doen jongens het vaker dan meiden. Overigens, maar waarom voert hier te ver, verschuift die age-crimecurve: jongeren starten later met delinquent gedrag en van een echte piek is ook geen sprake meer.
Afzetten tegen gezag
Maar er is hoop. Bij de meeste jongeren gaat delinquentie over naarmate ze ouder worden. Klinisch psycholoog Terrie Moffitt onderzocht waarom: jongeren overschrijden grenzen omdat ze het irritant vinden dat ze door de buitenwereld nog niet voor volwassen worden aangezien. Ze willen zich om die reden afzetten tegen gezag en status verwerven middels ‘stoer’ gedrag.
Gevoelig voor spanning
Verder is hun prefrontale cortex (de voorste hersenkwab) nog niet voldoende ontwikkeld, waardoor jongeren gevoeliger zijn voor beloning en spanning, moeite hebben met plannen en minder goed kunnen beoordelen of gedrag op de lange duur wel verstandig is. Daarnaast staat er nog niet zoveel op het spel: jongeren hebben nog geen verantwoordelijkheden die in gevaar komen door baldadig gedrag, zoals een gezin of vaste baan.
Kleine groep zorgt voor de meeste delicten
Wel mis is het met een kleine groep, verantwoordelijk voor het gros van de jeugddelicten. Het zijn de (veelal) jongens die van jongs af aan antisociaal gedrag laten zien door, volgens Moffitt, de wisselwerking tussen hun neurobiologische ‘aanleg’ voor antisociaal gedrag en de omgeving waarin ze opgroeien (lees later in deel 3 van deze serie of delinquenten daders zijn of ook slachtoffer). Ze hebben last van impulsief gedrag, scoren lager op cognitief en verbaal niveau en op zelfcontrole. Hun gedrag leidt tot weinig positieve reacties uit hun omgeving en beperkt succeservaringen: van school gestuurd worden maakt het vinden van een baan later immers lastiger. Deze jongeren, zo’n vijf procent van alle adolescenten, maken zich schuldig aan inbraken, gewelddadige delicten of drugsverkoop en lopen kans zich te ontwikkelen zich tot notoire veelpleger.
Pak de lastpak
Dan is het dus een kwestie van kijken of het om gewoon baldadig puberaal gedrag gaat of om een echte boosdoener, en vervolgens die veelplegers flink heropvoeden en bijsturen, toch? Dat valt tegen. Hoewel kinderen die al jong antisociaal gedrag laten zien, daarmee vaak doorgaan als ze ouder worden, geldt dat niet voor alle kinderen. Een vergelijkend onderzoek constateerde dat een deel van de antisociale kinderen toch geen antisociaal gedrag meer vertoonden in de puberteit. Terwijl je dat wel zou verwachten.
Studerende criminelen
En er blijken ook hard studerende jongeren die zich eerst niet inlaten met criminaliteit, maar pas tegen het einde van de adolescentie stoute dingen uithalen – geheel tegen de age crimecurve in. Ook heb je de jongeren die vergrijpen blijven plegen als volwassene, maar niet zulke ernstige als de veelplegers. Simpelweg voorspellen wie crimineel wordt door te kijken of iemand al als kind of tijdens de midden-adolescentie antisociaal of delinquent gedrag laat zien, is er dus niet bij.
Tienermoeder
Ligt het dan aan specifieke risicofactoren in hun jeugd, dat sommige jongeren zich ontplooien als zware jongen? Denk aan kind zijn van een tienermoeder, opgroeien in een achterstandswijk, last hebben van ADHD (lees in deel 2 van deze serie over de relatie tussen psychische aandoeningen en delinquentie). Ook hier is niet een-op-een de oorzaak aan te wijzen. Zowel de ‘tijdelijk baldadige’ jongeren als degenen die je na verloop van tijd in een justitiële jeugdinrichting terugziet, kunnen daarmee te maken hebben. Wel laat internationaal en Nederlands onderzoek zien dat notoire veelplegers vooral met méér, en niet per se andere, risicofactoren te maken hebben dan de adolescenten die pas in hun adolescentie delinquent gedrag vertonen.
Buurvrouw
Gelukkig kunnen beschermende factoren jongeren weerhouden van antisociaal gedrag. Denk aan een buurvrouw met een luisterend oor, goed kunnen leren, opgroeien in een gezin met voldoende geld. Hoe meer gunstige factoren, hoe meer bescherming dat biedt.
Nooit crimineel is ook niet normaal
Gekke zijsprongen maken en uitproberen horen erbij in de adolescentie. Maar er zijn ook jongeren die nooit iets doen dat niet door de beugel kan. Reden om te juichen of is dat ook niet normaal? Er is bijvoorbeeld verband tussen last hebben van sociale angst als jongere en je onthouden van diefstal, vandalisme, drugsgebruik en betrokkenheid bij vechtpartijen. Angst als bescherming tegen delinquentie dus. Interessant is dat de onthouder en delinquent iets gemeen hebben: ze zijn beiden niet populair en presteren slecht op school. Zijn alle onthouders over één kam te scheren? Nee. Er blijken verschillen binnen de groep jongeren die zich niet met delinquentie inlaten.
Niet-delinquent net zo slecht af
De onthouders van delinquentie met een hoge score op eerlijkheid doen het later goed. Zij hebben doorgaans werk, een relatie en een woning. De onthouders die niet populair zijn en slechter presteren op school, zijn later in hun leven eigenlijk net zo slecht af als delinquenten op deze gebieden. Alleen zijn ze niet delinquent en gebruiken ze minder vaak drugs dan de onpopulaire delinquenten. Kortom: een beetje delinquent gedrag is niet nodig om op te groeien als een goed functionerende volwassene. En niet-delinquent zijn is geen voorbode voor een succesvol leven later.
Echt minder delinquentie?
Nog even over de dalende (jeugd)criminaliteit. Zijn jongeren minder delinquent of is de afname te wijten aan andere factoren? Wordt er geen dader opgepakt, is er geen aangifte gedaan of wordt een verdachte niet geregistreerd door politie en justitie, dan zien we hem namelijk niet terug in de criminaliteitsstatistieken. De politie kreeg bijvoorbeeld rond 2009 te maken met een gebruiksonvriendelijk registratiesysteem. Politieagenten waren daardoor minder op straat en gaven eerder een waarschuwing dan dat ze proces-verbaal opmaakten.
Vertekend beeld
Verder is het aantal zaken dat wordt geseponeerd bij minder- en meerderjarige verdachten in de periode 2011–2015 verdubbeld – waarschijnlijk door onvoldoende recherchecapaciteit en minder opsporingsprioriteit. Ook dit kan zorgen voor een vertekend beeld. Misschien ook is de ZSM-werkwijze (Zorgvuldig, Snel en op Maat) sinds 2013 debet aan de afname. Bij een overtreding is het streven: zo snel mogelijk een Halt-afdoening of doorverwijzen naar jeugdzorg. Mogelijk wordt daardoor minder vaak voor een strafrechtelijk vervolg gekozen: er worden namelijk vaker zorgmeldingen gedaan over jongeren.
Bravere jongeren
Wellicht zijn jongeren ‘braver’ geworden omdat de relatie met hun ouders beter is: open zijn tegen je ouders over wat je doet en denkt, beschermt tegen delinquentie. Of doordat de leeftijdsgrens voor alcoholgebruik is verhoogd – met een slok op vlieg je eerder uit de bocht dan zonder. Verder zijn jongeren tegenwoordig liever bezig met sociale media en gamen. Daardoor hangen ze minder rond op straat. Hun online activiteiten dragen daarnaast bij aan waardering en erkenning door leeftijdgenoten – dat hoeven ze niet meer te bereiken met grensoverschrijdend gedrag.
Cybercriminelen
Of veranderen hun delinquente praktijken naar de virtuele wereld in plaats van in real life? Cybercriminaliteit door jongeren heeft de politie minder goed in beeld. Mogelijk ontstaan door de online mogelijkheden ook andersoortige delinquenten: het zijn niet langer de zichtbare branieschoppers, maar hackers die vanaf hun zolderkamertje schade aanrichten. Onderzoek naar hoe het precies zit, is nog tamelijk onontgonnen onderzoeksterrein.
Vroegtijdig ingrijpen
Een beetje delinquent gedrag hoort erbij. En ja, de jeugdcriminaliteit daalt echt, gelukkig, ook in de ons omringende landen. Al blijft er een kleine groep persisteren. Bij deze echte notoire veelplegers, die het niet houden bij een enkel vergrijp en terechtkomen in justitiële jeugdinrichtingen (JJI’s), is het zaak vroegtijdig in te grijpen. Dan moet je wel weten wat risicofactoren zijn, zonder terug te vallen op vooroordelen die niet waar blijken. In de volgende afleveringen daarom: of jongeren met ADHD en een licht verstandelijke beperking (LVB) meer risico lopen (lees deel 2 vanaf 25 maart) én de impact van jeugdervaringen (lees deel 3 vanaf 1 april).