Er zijn wel degelijk initiatieven van burgers die de participatie van mensen aan de samenleving verbeteren. Alleen is niet duidelijk hoeveel burgerinitiatieven er zijn. Ook de cijfers van de verschillende instanties geven niet echt inzicht. Zo zegt Binnenlandse Zaken dat in 94% van alle gemeenten er initiatieven zijn gericht op versterking van de samenhang en deelname aan de samenleving. Maar ook blijkt uit cijfers van gemeentekoepel VNG dat 81% van de burgers nog nooit heeft meegedaan aan burgerinitiatieven.
Participatie
Vier jaar geleden introduceerde koning Willem-Alexander in zijn Troonrede de “participatiesamenleving” als volgt: ‘Van iedereen die dat kan wordt gevraagd verantwoordelijkheid te nemen voor zijn of haar eigen leven en omgeving.’ Vier jaar later zijn het vooral de blanke, hoogopgeleide autochtone Nederlanders die een burgerinitiatief beginnen. Bijvoorbeeld een zorgcoöperatie, een mantelzorgwoning, een wijkrestaurant of kleinschalig wonen.
Tweedeling
Er ontstaat juist een tweedeling, constateren Verschoor en De Bruijn van Movisie, ‘van enerzijds een elite die goed de weg weet en voor zichzelf van alles weet te regelen. Anderzijds ontstaat er een klasse van lager opgeleiden, migranten, mensen met een licht verstandelijke beperking en sommige ouderen, die het niet voor elkaar weet te krijgen. Terwijl dat voor hen juist hard nodig is.’
Sociaal werkers
Het is heel goed dat er burgerinitiatieven zijn, als voorhoede van mensen die inspelen op wat hen beweegt, zegt Marijke Vos, voorzitter van brancheorganisatie Sociaal Werk Nederland. ‘Tegelijk zijn er miljoenen mensen die niet zelf dat initiatief kan nemen. Zoals mensen die analfabeet zijn, gezinnen in armoede, migranten, ouderen die sociaal geïsoleerd leven. Ook zij horen bij de participatiesamenleving. Voor deze mensen moet de gemeente dus noodzakelijke steun in het dagelijks leven organiseren. Daarbij zijn de sociaal werkers de ogen, oren en handen in de wijk.’
Sociale infrastructuur
Er is een grote groep kwetsbare mensen, aldus Marijke Vos, ‘die soms tijdelijk, soms structureel niet zelfredzaam zijn. Gemeenten, sociaal werkers en andere instanties hebben hier de taak een sociale basisinfrastructuur op te bouwen. In de meeste wijken moeten er laagdrempelige ontmoetingsplekken zijn en moeten professionals problemen signaleren en elkaar kunnen vinden om er snel iets mee te doen. Daar moeten gemeenten in investeren.’
Preventie
Hoe dan? Door allereerst in het beleid te formuleren dat gemeenten daar een coördinerende rol in hebben, zegt de voorzitter van Sociaal Werk Nederland. ‘En door uitdrukkelijk te investeren in preventie. Als je wil dat problemen vroegtijdig worden aangepakt, dan moeten onze sociaal werkers tijdig problemen bij burgers opmerken en op tijd oppakken. Dat betekent investeren in de sociale basisinfrastructuur in de wijk. Met alle wachtlijsten en bezuinigingen dreigt juist de preventie uit het oog te worden verloren.’