Ze ontmoetten elkaar zes jaar geleden in Marokko. Hij een jonge Marokkaan, zij een bijna twintig jaar oudere Nederlandse. Na die eerste ontmoeting, kwam zij jarenlang vier keer per jaar naar Marokko. Een jaar geleden trouwden ze: Zidane kwam naar Nederland. Maar wat een droom leek, mondde uit in een nachtmerrie.
Ruzie, ruzie, en nog eens ruzie. Meer bood zijn leven hem in Nederland niet, zegt de nu 25-jarige Zidane zes maanden nadat hij alle banden met zijn voormalige echtgenote heeft doorgesneden. De vrouw voor wie hij naar Nederland kwam, bleek – in zijn eigen woorden – buiten Marokko ‘geen goede vrouw te zijn’.
‘Ze is gek. Echt waar, ze is gek. Ik mocht niets van haar. Niet de computer gebruiken, niet telefoneren, niet werken, niet met andere mensen praten. Ik mocht mijn familie niet eens bellen, ik moest alle banden met ze doorsnijden. In Marokko heeft mijn familie alles voor haar gedaan, maar ineens waren het ‘viezeriken’ toen we in Nederland waren. Ze dreigde me het land uit te laten zetten. Dat zorgde voor heel veel stress, ik had heel veel problemen. Maar ik wist niets van dit land. Ik was haar robot, en zij had de afstandsbediening.’
Toen hij ook fysiek mishandeld werd, was het geduld van Zidane op. Hij wilde terug naar Marokko, het land dat hij wél begreep. Maar hij kwam terecht in de Crisisopvang in Rotterdam. Daar verwezen ze hem door naar de Mannenopvang in Amsterdam, één van de vier grote steden waar sinds twee jaar mannelijke slachtoffers van huiselijk geweld worden opgevangen.
Schaamte
Hossein Ghazi, maatschappelijk werker bij Blijf Groep Mannenopvang, weet nog goed hoe Zidane binnenkwam. ‘Hij was heel verhit, defensief en ernstig vermagerd door alle stress. Dan probeer je in het begin vooral te luisteren: de cliënt zijn verhaal laten vertellen, om in te schatten welk traject voor hém het beste is. In het geval van Zidane was het niet nodig hem onder te brengen op een geheim adres. We hebben een werkplan opgesteld om vast te stellen wat de problemen waren, om vervolgens te bekijken hoe we samen verder konden. Maar het ging natuurlijk ook over zijn ex-vrouw, want het is een enorm taboe om door je vrouw mishandeld te worden. Het helpt ook dat cliënten daar in de opvang samen over kunnen praten. Maar de schaamte blijft groot.’
Zidane, voor het eerst uitbundig lachend: ‘De vrouw is sterker dan de man – deze vrouw in ieder geval wel!’
Het hielp daarbij dat Ghazi – zelf van Iraanse afkomst – de achtergrond van Zidane goed kon inschatten. ‘Ik kan voelen wat hij voelt. Als je geen buikpijn kent, dan weet je ook niet wat buikpijn is. Ja, het helpt als je de cultuur van je cliënt begrijpt.’
En veel van die cliënten zijn van niet-Nederlandse afkomst. Van de negen plekken die de Mannenopvang biedt zijn er vandaag negen bezet door allochtone mannen. Het zijn schrijnende verhalen. Vlak voor het gesprek met Zidane was Ghazi nog bezig om opvang te regelen voor een Turkse homoseksuele man die door zijn broers en vader bedreigd wordt. De vader van de man wil hem in Turkije uithuwelijken ‘om weer een man van hem te maken.’
Slachtoffers
‘De problemen zijn heel divers. We bieden onderdak aan slachtoffers van eergerelateerd geweld: jonge mannen die door hun familie onder druk worden gezet om een zus te vermoorden omdat ze de familie-eer heeft geschonden. Maar ook aan mannen die een vriendin hebben waar de familie het niet mee eens is. We hebben slachtoffers van mensenhandelaren, die financieel en seksueel worden uitgebuit. Ja, het grootste deel van de mannen heeft een niet-Nederlandse achtergrond, hoewel we ook periodes hebben dat de hele opvang vol zit met blanke Nederlanders. Problemen doen zich in alle milieus voor, en daarbij worden allochtone én autochtone slachtoffers gemaakt.’
Ze komen allemaal op adem in de Mannenopvang. Om in rust weer te leren zelf de regie over het leven te nemen. Dat lukt Zidane heel aardig, zegt Ghazi. ‘We hebben samen, in de gesprekken die we één à twee keer per week voerden, prioriteiten gesteld. Zidane had geen uitkering, en geen werk. Dat had de hoogste prioriteit. Verder was het belangrijk zijn echtscheiding te regelen en voor een verblijfsvergunning te zorgen.’
Dat was nadrukkelijk niet alleen de verantwoordelijkheid van de maatschappelijk werker. ‘We hebben samen besproken wat ik zou doen, en wat hijzelf zou doen. In dit soort trajecten heb je samen een verantwoordelijkheid. Soms hebben mannen jaren nodig om hun leven weer op de rails te krijgen. Zidane heeft het grotendeels aan zichzelf te danken dat hij na zes maanden is waar hij is: hij is actief, neemt initiatief, en wacht niet af. Dan kan het snel gaan.’
Zidane: ‘Ik weet nu dat ik zelf verantwoordelijk ben voor mijn leven. Dat gaat niet vanzelf. Het heeft ook te maken met kleine dingen. Ik was vandaag op tijd voor deze afspraak – terwijl ik ook te laat had kunnen komen.’
Toch heeft Zidane ook veel te danken aan zijn maatschappelijk werker, benadrukt hij. ‘Ik wist niks toen ik in Nederland kwam. Mijn vrouw hield me blind. Hossein heeft mijn ogen geopend. Ik vertrouw hem volledig, ik vertel hem alles. Hij heeft zijn hand naar mij uitgestoken. Dan moet ik hem ook mijn hand geven.’
Loslaten
Inmiddels durft Zidane zelfs weer te dromen van een toekomst in Nederland. ‘Ik heb besloten te blijven. Teruggaan naar Marokko is geen optie meer. Ik ben blij met mijn verblijfsvergunning en uitkering, maar ik wil verder. Ik hoop straks een eigen woning te hebben en aan de slag te gaan als beveiliger.’
Langzaamaan wordt het tijd voor Ghazi om Zidane los te laten. ‘Straks, als hij een woning heeft gevonden, komt hij in een nazorgtraject. Ik zal dan contact opnemen met een plaatselijke maatschappelijk werker om zijn situatie uit te leggen. Daarna zullen we nog drie maanden contact hebben, maar dan moet ik hem echt loslaten. Dat is best moeilijk. Ik zou het prettig vinden om cliënten ambulant te blijven begeleiden, maar dat is helaas niet mogelijk.’
De maatschappelijk werker zwijgt even. Kijkt dan naar zijn cliënt, die voor de tweede keer in het gesprek uitbundig lacht. ‘Ik ben weer gelukkig,’ zegt hij. Dan lacht ook Hossein Ghazi. Die Zidane? Ja, die komt er wel.
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nr 7/8, juli/augustus 2010.