José Hartzheim, ‘de onafhankelijk voorzitster van het wijkplatform’, heeft vanuit haar flat op zes hoog een prachtig uitzicht. Ze kijkt uit op Krakeel, een groene wijk aan de oostrand van Hoogeveen, die door renovatie en herstructurering in rap tempo verandert. De plannen dateren van szo’n zes jaar geleden. ‘Alles was heel saai,’ vertelt Wil Walda, ook actief in het wijkplatform. ‘Het waren vooral huurwoningen die eind jaren zestig uit de grond waren gestampt. Het onderhoud hield niet over, het was niet om aan te zien. De wijk was groen, maar de woningen verpauperden en mensen liepen weg. Je kon de achterblijvende bewoners geen wijk meer noemen, het was heel erg. We wilden het plan op een hoger niveau tillen, niet alleen huurwoningen ook koopwoningen.’
En die kwamen er. Onlangs werden de eerste negentien koopappartementen voor ouderen opgeleverd en 24 zorgwoningen van gehandicapten. Veel goedkope huurhuizen werden gerenoveerd en verkocht aan de bewoners. Van de eindeloze rijtjeswoningen werden er verscheidene gesloopt om ruimte te scheppen. Verouderde flats gingen tegen de vlakte. Ook het centrum van de jaren zestig wijk gaat de komende totaal op schop. Het winkelcentrum, het buurthuis, de scholen en mogelijk het complex ouderwetse duplexwoningen maken vanaf 2006 plaats voor een compleet multifunctioneel centrum met een brede school, zorg- en welzijnsvoorzieningen, zorgwoningen en winkels.
Hartzheim en Walda proberen alle veranderingen bij te benen, maar hebben vaak het gevoel aan de zijlijn te staan. Van de kabelkrant moesten ze bijvoorbeeld vernemen dat er een woonzorgzone komt. ‘De instellingen hebben we ogenblikkelijk op het matje geroepen,’ zegt Hartzheim. ‘Woningcorporaties, gemeente en stichting Welzijnswerk hadden een rechtspositie en verklaarden zich solidair. Maar bewoners willen ook meepraten, niet op buurtcomiténiveau maar op wijkplatformniveau. Toen werden we medeondertekenaar van het convenant. Daarbij kregen we het recht van gevraagd en ongevraagd advies en informatieplicht. Bij het plan voor die woonzorgzone hadden ze ons niet ingelicht. Toen waren de rapen gaar.’
Andersom redeneren
Het idee van de woonzorgzone ontstond in het vriendschappelijke contact tussen twee directeuren. Hedzer van Houten, directeur van woningcorporatie Woonconcept (Meppel en Hoogeveen), vertelt dat hij samen met Pieter de Kroon, de directeur van gehandicapteninstelling Hendrik van Boeijen (Assen) op het idee kwam. ‘Zij moeten zeshonderd plaatsen deconcentreren. Ik zeg tegen die directeur: als we bij die herstructurering nu eens zestig van jouw bewoners huisvesten? Dan moet er eerstelijnszorg zijn, een zorginfrastructuur, een coördinator. Toen zei ik: als je het voor gehandicapten doet, kun je het dan niet uitbouwen voor ouderen die ook zorg nodig hebben? Want zorg is zorg. Zo ontstond het idee voor een woonzorgzone, waarbij we de garantie willen geven aan ouderen die ook in die wijk willen blijven wonen. Op deze manier is het gegroeid en kwamen Icare Thuiszorg en het Jannes van der Sleeden-verzorgingshuis erbij.’
De zone krijgt een zogeheten zorgkruispunt, dat zorg, welzijn en veiligheid biedt van 0 tot 100 vanuit een loket, schetst Van Houten. ‘Wie achter het zorgloket zit, is de burger een zorg, als hij maar zorg krijgt. Als de thuiszorg tijd heeft, gaat die er heen. De volgende keer komt iemand van het verzorgingshuis. De grenzen van die zelfstandigheid rekken wij zo op. Mensen met een indicatie voor een verzorgingshuis, blijven straks thuis. Alleen als iemand de regie over zijn huishouding verliest, wordt het tijd voor een instelling. De verzorgingshuizen van nu zijn over tien jaar verpleeghuizen. De bewoners die niet dement zijn, wonen dan nog thuis.’
Annette Stekelenburg is adviseur bij Usus, een ‘netwerkorganisatie’ voor woon-, zorg- en welzijnsprojecten opgericht door Woonconcept en Icare en zes woningcorporaties en zorginstellingen. Samen met de projectgroep Sociale verbindingen – met vertegenwoordigers van de scholen, zorginstellingen en het opbouwwerk – bedenkt Stekelenburg projecten die zorgen dat de woonzorgzone straks meerwaarde krijgt voor heel Krakeel. ‘In de verlengde schooldag kunnen kinderen iets doen met koken in het wijkrestaurant, de “restaubrink”. Kinderen komen in aanraking met verstandelijk gehandicapten. Ouderen worden bij een gemeenschap betrokken die breder is dan alleen ouderen. Hier is meer geld voor het proces uitgetrokken dan in tal van andere stedenbouwkundige processen. Alles wordt bedacht vanuit de inhoud. We gaan niet eerst een gebouw neerzetten en dan kijken wat we daar kunnen doen. We kijken wat partijen kunnen ontwikkelen en daarom heen komt het gebouw. We redeneren andersom.’
Ze vertelt over het dienstenuitwisselingsproject waarbij bewoners, gehandicapten en senioren met gesloten beurs diensten kunnen uitwisselen (‘Als jij mijn tuin doet, pas ik op jouw poes’). Over de projecten rond internet in de buurt, over het project rond zorgafstemming, de visitedienst en het zorgkruispunt. Goed welzijnswerk is cruciaal, stelt ze. ‘De visitedienst wordt ontzettend belangrijk. Je maakt combinaties van mensen die bij elkaar op visite gaan. Een jongere die graag schaakt, gaat schaken bij een ouder iemand. Verstandelijk gehandicapten willen ook wel eens op bezoek bij een gewoon gezin. Eenvoudig te organiseren, maar dat moet je wel doen, want spontaan gebeurt het niet. Mensen willen iemand over de vloer. Met een indicatie voor huishoudelijke hulp lukt dat, maar met zo’n welzijnsvraag weet je niet waar je heen moet. Als welzijn niet in staat is om in dat gat te springen, doen andere organisaties het. Het komt er nog van dat thuiszorginstellingen hun eigen welzijnsorganisatie gaan opzetten. Dat heeft te maken met de kwaliteit van welzijn op dit moment.’
Dwarsverbanden
Een man, gehuld in fel een reflecterend hesje, loopt met een kruiwagen op en neer in het parkje achter de kinderboerderij. Af en toe zet hij de kruiwagen neer, prikt een paar papiertjes van de grond en leegt een afvalbak. Op het eind van het pad keert hij om, legt de route opnieuw af en gaat kijken bij de schoolklas die in het park bezig is met een partijtje softbal. De kinderen staan te joelen bij de homeruns en de man juicht mee. Even later krijgt hij applaus van de meester en de klas voor zijn schoonmaakwerk. Als het aan de partners van de wijkontwikkeling ligt, is dit binnenkort een gewoon beeld: gehandicapten die klusjes doen in de wijk, op school of voor ouderen.
In hoeverre is het welzijnswerk klaar voor die samenwerking met zorginstellingen? Opbouwwerker Gerard Lubbers omschrijft zijn rol in algemene termen: meedenken en verbindingen leggen. ‘Ik heb meegedacht aan de projecten en straks bij de uitvoeringen moeten daadwerkelijk de verbindingen tot stand komen tussen brede school, woonzorgzone. Het opbouwwerk kan dwarsverbindingen leggen bij het project voor dienstenuitwisseling. De kunst is de muren te slechten rond de school, welzijn en zorg.’
Hartzheim en Walda van het wijkplatform betwijfelen of het opbouwwerk er klaar voor is. Ooit bestonden naast het platform een reeks buurtcomités, maar die bestaan niet meer. In de stuurgroep van corporaties, instellingen, scholen en gemeente zit het platform niet en een duidelijke achterban heeft het evenmin. De huidige opbouwwerker schittert vaak door afwezigheid bij overleggen en deelt de visie van het wijkplatform niet, vinden althans Hartzheim en Walda.
De bewonersparticipatie is dus in de woonzorgzone nog niet goed geregeld? Juist wel, zegt Annette Stekelenburg, die het opneemt voor het opbouwwerk. ‘Bij het wijkplatform zit helaas nog een hobbel. Het opbouwwerk weigert om met de voorzitster samen te werken vanwege de manier waarop ze opereert.’ Er zijn, zo zegt Stekelenburg, al vier opbouwwerkers ‘afgebrand’. ‘Die werden als notulist in huis gehaald en moesten hun mond verder houden.’
‘Ik heb nog nooit een gemeente zoveel zien delen met bewoners als Hoogeveen. Er zijn informatiecafés rond het wijkontwikkelingsplan, dan zitten er zo zestig bewoners. We hebben een gebruikersberaad ingericht dat breder is en dat houdt zich bezig met alles rond wonen, welzijn en zorg. Dat heeft kwaad bloed gezet bij het wijkplatform. Het was fout dat er één groep is die zes jaar lang het hele proces meebepaalt. We willen toe naar een continu proces waarbij je constant activiteiten hebt rond stappen in het wijkontwikkelingsplan. Veel meer bewonersparticipatie op gezette tijden, in plaats van een selectief groepje dat heel serieus wordt genomen, maar geen enkele binding met bewoners heeft.’