Privéwijken zijn in opkomst. De luxe woonkastelen van het project Haverleij in Den Bosch zijn hiervan een spraakmakend voorbeeld. Ze hebben een heuse gracht, een slagboom die ’s avonds dicht kan en bieden uitzicht op ‘prachtige parktuinen, water, bos en riet’. En, zo meldt de website van de projectontwikkelaar, ‘naast de deur een professionele golfbaan’.
Anders dan in Amerikaanse of Zuid-Afrikaanse gated communities ontbreekt in Nederland meestal nog het hek rond de wijk. Niettemin neemt de belangstelling voor het wonen op jezelf of met je soortgenoten snel toe, constateert onderzoeksbureau SmartAgent Company uit Amersfoort. Het afgelopen jaar onderzocht het bureau hoe mensen met elkaar willen samenleven. Zo’n tien procent van de bevolking wil in een privé-wijk wonen, een villawijk in Wassenaar of Bloemendaal, vertelt directeur Gert Jan Hagen. ‘Een privé-wijk is een homogene wijk met een grote mate van gelijkgestemdheid. Kenmerken van de buurt zijn “rustig, netjes en veilig, privacy, geen sociale controle”, maar je eigen gang gaan. Juist daar zijn veel ongeschreven wetten, zoals zeer beperkt sociaal contact.’
Controle houden
‘Mensen hebben behoefte aan identiteit en controle,’ meent Hagen. ‘Dit komt doordat de Nederlandse samenleving behoorlijk aan diversiteit gewonnen heeft. Als je bijvoorbeeld kijkt naar een plein, dan wisten mensen vroeger hoe de kinderen speelden en wat ze aan elkaar hadden. Nu wonen er andere groepen omheen waarbij niemand precies weet hoe hij om moet gaan met z’n omgeving. Er is onduidelijkheid ontstaan over hoe men zich moet gedragen. Mensen verlangen naar een grotere homogeniteit als een soort strategie om controle te houden over de omgeving.’
In een dorp is sprake van verplichte betrokkenheid, zo onderzocht SmartAgent ook. Zo’n kwart van de bevolking kiest hiervoor. De dorpse samenleving kenmerkt zich door een bloeiend verenigingsleven, niet-vrijblijvende sociale contacten, familieleven en tegelijk veel privacy. Tien procent wil in een stadsbuurt wonen, een volksbuurt met sterk sociale controle, solidair, verplichte barbecues en allesbehalve vrijblijvendheid. Dertig procent woont liever in een meer afstandelijke stedelijke woonwijk, een vrij identiteitsloze omgeving die rustig, netjes, veilig en heel moet zijn. Beperkte sociale controle en sociale contacten, gedeelde maar niet verplichtende betrokkenheid. Hagen: ‘De woonwijk is de weerslag van de Nederlandse samenleving van de laatste vijftig jaar. Het is een egalitaire samenleving, het gaat om gelijkheid.’
De Rotterdamse corporatie Woonbron heeft van het streven naar gelijkheid al een paar jaar afscheid genomen. Verschillen in woonwensen en leefstijlen krijgen weer alle ruimte. Ook schrikt de corporatie er niet voor terug om een echte gated community op te zetten, vertelt Rian Peeters, adviseur bij Woonbron. ‘Ja natuurlijk. Als daar behoefte aan is, zou ik niet weten waarom we dat niet zouden doen. Dat is toch niet iets waar een taboe op rust?’
Uit ‘de Grote Woontest’ die in 2004 in de regio Rotterdam werd uitgevoerd, bleek dat voor bewoners de sfeer in de wijk en omgangsvormen inmiddels belangrijker is dan de voorzieningen in de woning en de wijk. Om woningzoekenden meer keuzevrijheid te bieden, is Woonbron bij de toewijzing gestopt met het puntensysteem en overgestapt op loting. Bovendien is het inkomen niet meer bepalend voor de kans op een woning. En in veel gevallen is kopen ook mogelijk. Peeters: ‘We kiezen ervoor verschillen toe te laten en de identiteit van een wijk te versterken. We geloven niet meer in gelijkheid. Projectontwikkelaars maken vaak plannen die voor iedereen acceptabel zijn, maar dat leidt tot grijze identiteitsloze wijken. We willen juist succesvolle wijken die voor bepaalde groepen extra leuk zijn.’
In grote herstructureringswijken als Hoogvliet heeft Woonbron zelfs aan branding gedaan, dat wil zeggen woonbuurten neerzetten als een merk. Klantengroepen die een vergelijkbaar type community waarderen, kunnen dan mee praten over de plannen. Peeters: ‘Voor bepaalde buurten zoeken we mensen die een vergelijkbare wens hebben en met hen voeren we gesprekken over hun ideeën. Neem mensen die elkaar vaak willen tegenkomen. Dat kan betekenen dat de voordeuren bij deze huizen direct op een pleintje uitkomen en er alleen aan de achterkant van de woningen tuintjes zijn. Mensen die nog meer gemeenschappelijk willen doen, kunnen samen een vereniging van wijkeigenaren vormen waardoor ze zeggenschap en verantwoordelijkheid krijgen over inrichting en beheer van hun buurt.’
Zoektocht
Hoe vorm je een echte gemeenschap? Ook voor de bewoners van ecodorp Het Carré is dat nog even de vraag. Het ecologisch woonproject, in de Vinexwijk Delfgauw bij Delft, ontstond in 2002 op initiatief van woningcorporatie Rondom Wonen. De corporatie wilde een milieuvriendelijk nieuwbouwwijkje opzetten en besteedde de woningtoewijzing daarvoor uit aan de Vereniging Ecodorp. Het blok bestaat uit 49 sociale huurwoningen met een voordeur op straat en achtertuinen rond een binnentuin. Die wordt afgesloten een fraaie toegangspoort die ’s avonds dicht gaat. De huizen zijn energiezuinig gebouwd met zonnepanelen en een verwarmingssysteem op basis van aardwarmte, waardoor de energierekening bijzonder laag uitvalt.
De bewonersvereniging wilde een gemeenschap vormen met drie uitgangspunten: ecologie, spiritualiteit en gemeenschapszin. ‘Voor een paar mensen is ecologie een belangrijke reden om hier te wonen. De meesten hebben wel een soort milieu-interesse maar geen echte commitment,’ vertelt Kees Voorberg, sociaal-psycholoog en voorzitter van de bewonersvereniging. ‘Spiritualiteit is ook niet echt iets wat ons bindt. In feite blijft alleen gemeenschapszin als bindende factor over. We zijn hier vooral op het binnenterrein gericht.’
Voorberg schrijft artikelen over community building en probeert zijn ideaal via Het Carré in praktijk te brengen. Welbeschouwd komt er van de ideologie nog niet veel terecht, erkent hij volmondig. ‘Deze ideeën hebben ons bij elkaar gebracht, maar we hebben ongelooflijk veel verschillen. De basis is respect voor onderlinge verschillen. Maar om te weten waarom je je zo aan elkaar ergert, moet je je afvragen wat het met jezelf te maken heeft. Dat vergt een reflectieve houding, een bereidheid tot zelfonderzoek, maar niet iedereen kan dat. Er woont hier bijvoorbeeld iemand die zich moeilijk gedraagt, drammerig is, niet het vermogen heeft om naar anderen te luisteren. Dat is een echte pain in the ass. Maar werkelijk respect voor elkaar krijg je pas als je weet waar de ander last heeft en je hem in zijn waarde kunt laten. Dan pas kun je een echte gemeenschap vormen.’
Markeert de behoefte aan geborgen samenlevingsvormen het eind van de individualisering? Volgens Gert Jan Hagen (SmartAgent Company) zijn de nieuwe communities daar juist een logisch gevolg van. Hij verwijst naar de Amerikaanse socioloog Manuel Castells die een theorie ontwikkelde over de netwerksamenleving. ‘Het individu dat zich los heeft gemaakt uit clans en tradities, is bezig met een zoektocht naar zijn eigen plek. Dat gaat niet tegen individualisering in, maar is er een noodzakelijk gevolg van. Er is behoefte aan een grotere identiteit, aan meer vastomlijnde samenlevingsvormen, meer homogeniteit. De gedachte “ik wil weer weten waar ik thuis hoor, zodat ik vandaar uit de wereld tegemoet kan treden”.’
Hekken rond wijken zijn volgens Hagen in Nederland nog niet aan de orde. Het verlangen naar geborgenheid uit zich vooral in gemeenschappelijke interesses. ‘Je ziet bijvoorbeeld communities die rond een golfbaan willen wonen. Binnenkort ga ik in Amerika naar een community die uit vliegeniers bestaat. Die mensen hebben een hangar naast hun huis staan en wonen rond een vliegveld. Veertig families sleutelen daar aan veertien vliegtuigen. Dat is toch fantastisch? Vroeger was de economie bepalend en ontstond de stad rond een markt. Nu worden levensstijlen of hobby’s bepalend voor de nieuwe nederzettingspatronen.’