De afgelopen vijf jaar is er al veel onderzoek gedaan naar de wijkteams die na de decentralisatie in 2015 als paddenstoelen uit de grond schoten. Uit veel van deze onderzoeken kwamen dezelfde conclusie(s): beleidsidealen en werkelijkheid liggen vaak nog ver uit elkaar. Het ideaal is dat wijkteams zorgen voor vroegtijdige en laagdrempelige ondersteuning, tegen lagere kosten, om duurdere specialistische zorg te voorkomen. De praktijk loopt echter niet in de pas met dit ideaal.
Meelopen
Om te begrijpen waardoor dit komt, en hoe het beter kan, besloot Movisie wijkteam medewerkers te ‘shadowen’ en te bevragen over hun dagelijkse werkzaamheden. ‘Sociaal werk is fascinerend en interessant, maar ook ingewikkeld, zegt Radboud Engbersen, expert sociaal domein bij Movisie en een van de onderzoekers. Meerdere dagdelen liep hij mee met vier wijkteam medewerkers in twee verschillende teams, beiden in ‘het hart van grote steden.’ Hij was bij casus- en teambesprekingen en ging mee op huisbezoek.
Hulp en hinder
Engbersen zag sterke, hardwerkende en enorm betrokken professionals. Teamplayers ook, die elkaar helpen en steunen. ‘Daar wordt veel in geïnvesteerd door de organisaties’, zegt hij. En dat geldt ook voor de professionele ontwikkeling: het aanbod aan cursussen en trainingen is groot. Daarmee is de ‘directe omgeving’ over het algemeen helpend, constateren de onderzoekers. ‘Teamleden hebben veel steun aan elkaar waarbij waardering, relativering en humor belangrijke ingrediënten zijn’, aldus Engbersen.
Prioriteiten
Anders is dat voor ‘alles wat verder weg ligt’, zoals wetgeving, de lokale en regionale organisatie van zorg- en welzijn, gemeentelijke beleidsprioriteiten of bijvoorbeeld het (ontbreken van) huisvestingsbeleid. Wijkzorg medewerkers hebben daar vaak geen of minder invloed op en ondervinden er eerder hinder dan hulp van, zo zagen de Movisie-onderzoekers.
Complexe cliënten
In het rapport “Blik op het werk – wat belemmert en wat helpt wijkteams?” wordt kort geschetst hoe door een beleid van de-institutionalisering en bezuinigingen zeer oude mensen, mensen met een verstandelijke of psychische beperking of met een verslaving zo lang mogelijk zelfstandig in een gewone woonwijk moeten wonen. En niet zelden ook nog in dezelfde wijk, namelijk daar waar de huizen goedkoop zijn. Veel van deze kwetsbare inwoners behoren tot de cliënten van wijkteams. Engbersen: ‘Wijkteam medewerkers hebben het gevoel dat ze in toenemende mate te maken krijgen met cliënten met wie heel veel aan de hand is, dat maakt hun werk complexer en meer belastend.’
Realistisch
Daarbij werken hooggestemde idealen en de vertaling daarvan in beleidsconcepten als ‘eigen kracht en zelfredzaamheid’ vooral tegen, concludeert Engbersen. ‘Wijkteam medewerkers staan er vaak wel achter, maar zien ook de onmogelijkheden, bijvoorbeeld omdat cliënten helemaal geen netwerk hebben of alleen een netwerk van mensen die zelf ook heel veel problemen hebben.’ De onderzoekers pleiten er dan ook voor deze ‘beleidsconcepten’ minder dogmatisch te maken. ‘Maak ze realistisch’, zegt Engbersen, die vooral kijkt naar de landelijke en de lokale overheid kijkt om dat te realiseren.
Onduidelijke positie
Een ander knelpunt is de positionering van het wijkteam in een vol en gecompliceerd werkveld. Bij vrijwel alle onderzochte teams kwam naar voren dat de rol en de taak van het wijkteam lang niet altijd duidelijk zijn. Niet voor bewoners, maar ook niet voor verwijzende instanties en andere instellingen. Het gevolg: te vaak worden er cases aangemeld die ‘te licht’ zijn voor het wijkteam of juist te zwaar. Engbersen: ‘Maar dat kost wel allemaal tijd, want die casussen worden toch allemaal geregistreerd en besproken.’ Engbersen ziet hier een rol voor de wijkteams zelf – om duidelijker te maken waar ze wel én niet voor zijn.
Simpeler speelveld
Daarnaast zouden wat hem betreft de wetgever en de lokale overheid moeten zorgen voor een kleiner en simpeler speelveld. ‘Het sociale domein kent nu veel te veel spelers, vooral in de eerste en tweede lijn, het is veel te gecompliceerd.’ Dat bemoeilijkt ook de samenwerking – een ander verbeterpunt dat naar voren kwam uit het onderzoek. Er wordt al wel veel afgestemd en samengewerkt tussen professionals en instellingen, maar daar valt nog wel wat in te verbeteren. Want hoe beter organisaties elkaar en hun werk kennen, hoe korter de lijntjes en hoe beter ook de af- en dan wel opschaling van de hulp. Oftewel hoe beter de overdracht gaat naar bijvoorbeeld de nuldelijnszorg of naar de specialistische zorg in de tweede lijn.
Tijdsdruk
Duurzame contacten en samenwerkingsrelaties aangaan kost ook veel tijd. En dat is iets waar het de wijkteam medewerkers nou net aan ontbreekt. Engbersen zag wijkteam professionals worstelen met een hoge caseload en (te) krappe deadlines. Idealiter moet een case binnen een half jaar afgerond zijn. Dat wil zeggen: dan moet iemand weer verder kunnen zonder de hulp van het wijkteam, maar eventueel wel met hulp van het eigen netwerk of vrijwilligersorganisaties. Of in het geval van zware problematiek: de tweede lijn zorg. In de praktijk wordt die deadline vaak niet gehaald. Engbersen pleit er daarom voor niet alleen de beleidsconcepten te relativeren, maar ook de deadlines, want beide ‘zetten iedereen onder grote druk.’
Meer geld
Wat daarbij helpend zou zijn, zegt Engbersen, is meer menskracht dus meer geld. ‘De wijkteams staan echt in de frontlinie van het sociaal domein. Daar heb je ervaren, sterke krachten nodig.’ En juist daaraan ontbreekt het steeds meer, zag Engbersen, want het verloop onder wijkteam medewerkers is hoog. Tekenend is dat drie van de vier door hem gevolgde medewerkers inmiddels niet meer werkzaam is in een wijkteam. De zwaarte en complexiteit van het werk zijn daar volgens hem zeker mede debet aan. Net als het ontbreken van carrièreperspectief, denkt hij. ‘Daar hebben we in dit onderzoek niet naar gekeken, maar als je de beste mensen wilt hebben en houden, dan moet je zorgen voor goede salariëring, goede toerusting en voldoende menskracht. Investeer in de frontlinie.’