door Maria van Rooijen –In een zaal van hotel De Rijper Eilanden in het Noord-Hollandse De Rijp zijn zo’n 25 vertegenwoordigers van lokale belangenorganisaties bijeen, enkelen in rolstoelen. Voorin twee panels met lokale politici en belangenvertegenwoordigers. Onderwerp van discussie: toegankelijkheid en hoe dit onderwerp op de politieke agenda te krijgen.
Een van de aanwezigen zegt dat beleidsmakers bij toegankelijkheid alleen denken aan verbreding van deuren en wegwerken van drempels. Hij mist een bredere kijk: alle culturele, recreatieve en sportvoorzieningen moeten toegankelijk zijn voor mensen met een beperking. Van de wethouder van Hoorn wil hij weten of hij vindt dat alle zwembaden voor gehandicapten toegankelijk moeten zijn, zodat mensen zich ook zelfstandig kunnen verkleden. De wethouder houdt de boot een beetje af. ‘Ik zou wel kijken naar het rendement. Voor hoeveel mensen doen we dat?’
Het publiek vindt dat een verkeerde benadering. Een toegankelijk zwembad kan immers ook méér bezoekers aantrekken. Ter illustratie wordt de hoteleigenaresse naar binnen geroepen. Zij vertelt hoe ze veertien jaar geleden besloot een rolstoeltoegankelijk hotel te beginnen, voor álle mensen. ‘Er zijn extra grote kamers met voorzieningen voor gehandicapten. Als die kamers niet bezet zijn, zet ik er vier studenten op. Het kost mij niets extra.’
De zaal noemt meer goede voorbeelden. Later komt het gehandicaptenvervoer ter sprake. Een heet hangijzer, nu de individuele regelingen zijn vervangen door een collectieve en mensen vaak uren op de bus moeten wachten. Ook is er kritiek op ontoegankelijke treinstations en stoepen die niet even hoog zijn als de verlaagde busentrees. Uiteindelijk komt er een duidelijke conclusie bovendrijven: er moet een mentaliteitsverandering plaatsvinden, zodat beleidsmakers bij elke nieuwe voorziening automatisch peilen of die toegankelijk is voor gehandicapten.
‘Almelo,’ zegt iemand, ‘kent een armoedetoets op elk beleidsstuk. Zo zouden alle gemeenten een gehandicaptentoets moeten invoeren.’
De bijeenkomst in De Rijp is georganiseerd door Primo NH, het provinciaal instituut voor maatschappelijke ontwikkeling, en het Programma Versterking CliëntenPositie (VCP) van de CG-Raad en de Federatie van Ouderverenigingen. Het doel van de bijeenkomst is het trainen van cliëntenorganisaties om straks bij de gemeenteraadsverkiezingen met politieke partijen in discussie te kunnen gaan. Het organiseren van dergelijke trainingen is een van de middelen waarmee Programma VCP lokale belangenorganisaties ondersteunt in de voorbereiding op hun nieuwe rol in de WMO. Volgens de nieuwe wet, die waarschijnlijk in juli 2006 ingaat en waarover de Tweede Kamer in de laatste week van januari het definitieve oordeel velt, moeten gemeenten belangenorganisaties betrekken bij het totstandkomen en evalueren van het WMO-beleid. De wijze waarop ze dat doen laat de wet aan de gemeenten over. Voor belangenorganisaties is het dus zaak een positie te verwerven waar gemeenten niet omheen kunnen. Programma VCP ondersteunt ze daarbij, vaak samen met regionale patiëntenplatforms en organisaties als MEE.
Agenda 22
Die ondersteuning bestaat in de eerste plaats uit het bij elkaar brengen van belangenorganisaties, zodat ze samen een stevige gesprekspartner voor de gemeente kunnen vormen. Dat is in veel gemeenten al gelukt. Zo vertelt Marijke Riemsma, VCP-consulent in Groningen en Drenthe, dat er in elf van de twaalf Drentse gemeenten inmiddels een WMO-platform bestaat. Riemsma: ‘Sinds april houden we in alle gemeenten bijeenkomsten, waarvoor we belangenorganisaties uitnodigen van ouderen, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten, psychiatrische patiënten, mantelzorgers, sociale minima, vrijwilligers. De bedoeling is dat ze twee mensen afvaardigen naar de WMO-raad die overleg voert met de gemeente.’
Vervolgens moeten de belangenorganisaties toegerust worden om gemeenten daadwerkelijk van repliek te kunnen dienen. Daarvoor biedt VCP ze informatie, bijvoorbeeld handreikingen voor het schrijven van een advies over de WMO. VCP organiseert ook debattrainingen en ‘Agenda 22-trainingen’. ‘Agenda 22’ is een methode waarmee gemeenten de 22 standaardregels voor gelijke kansen, opgesteld door de VN, kunnen toepassen in hun beleid voor mensen met een functiebeperking.
Gemeenteambtenaren en vertegenwoordigers van cliëntenorganisaties volgen die trainingen samen. Daarnaast ondersteunt VCP concrete acties, bijvoorbeeld de Red ons Recht actie in september afgelopen jaar in Gorinchem. Daar trok een reddingsboot op een trailer samen met een stoet rolstoelers door de binnenstad naar het stadhuis om de wethouder een petitie over de WMO te overhandigen.
Veel gemeenten hebben al een eerste nota uitgebracht over hun voorgenomen WMO-beleid. Maar niet allemaal. Zo vertelt Mandy Mienes, VCP-consulent in Noord-Holland, dat sommige gemeenten weigeren met iets te komen, zolang er nog zoveel onzekerheid bestaat over de wet. ‘Er zijn zelfs gemeenten die hun met de WMO belaste ambtenaar weer van dit onderwerp hebben afgehaald, omdat ze verwachten dat de hele wet niet doorgaat. Laat staan dat deze gemeenten er al met cliëntenbewegingen over overleggen.’
Afknijpen
Hoe goed belangenorganisaties al voorbereid zijn op hun nieuwe rol is vaak afhankelijk van de bereidheid van gemeenten hen in die rol te ondersteunen. In Alkmaar bijvoorbeeld is cliëntenparticipatie in het gemeentelijk beleid stevig verankerd. Maar daar heeft de gemeente het Gehandicaptenoverleg GOA-Seniorenraad subsidie versterkt voor ondersteuning.
Hans Steenhorst van GOA-Seniorenraad: ‘De gemeente probeert zoveel mogelijk volgens de Agenda 22-methode te werken. In maart bracht ze een algemene kadernota WMO uit, waarin wij en het Platform Sociale Zekerheid als adviespartners werden aangewezen. Omdat er nog zoveel onzekerheid is over de wet konden we daar alleen in algemene termen op reageren. Zo willen wij natuurlijk dat er niet getornd wordt aan de zorgplicht en dat iedereen een persoonsgebonden budget kan krijgen. En in plaats van een sobere uitvoering van de wet, wilden wij een verantwoorde uitvoering. Die verandering is overgenomen. In juni hebben de cliëntenplatforms zich samen met andere belangenorganisaties verenigd in een WMO-overleg. Dat heeft commentaar geleverd op de tweede kadernota WMO die in september 2005 verscheen. Wij hebben onder meer aangegeven, dat de gemeente de huishoudelijke verzorging niet mag uitknijpen. Mensen met beperkingen zijn nu eenmaal afhankelijk van anderen, ze mogen niet gedwongen worden hun omgeving te overvragen. Binnenkort zal blijken of ons commentaar is meegenomen, maar de gemeente heeft al gezegd dat ze maandelijks met ons zal overleggen over het WMO-beleid.’
Het initiatief tot het WMO-overleg werd genomen na een bijeenkomst die georganiseerd was door de PvdA en GroenLinks. Zij wilden zich laten informeren over de wensen van de belangenorganisaties.
Willekeur
In Beverwijk ging dat anders. Ria van de Ploeg van het Gehandicaptenplatform Beverwijk: ‘Toen ik voor het eerst over de WMO hoorde, ben ik er direct ingedoken. Die wet is levensgevaarlijk, een bezuinigingsoperatie die leidt tot willekeur van gemeenten en ongelijke behandeling van burgers. Ik moest de gemeente attenderen op die nieuwe wet. Ik zei: “kijk maar op internet!” Daarna ging ze er direct mee aan de gang. Nu is er een startnotitie over de WMO. Die hebben wij becommentarieerd. In januari praten we erover met de gemeente. Maar commentaar geven, is absoluut niet voldoende. We moeten met onze neus op het beleid zitten, raadsleden beïnvloeden. Voor de gemeenteraadsverkiezingen hebben we alle politieke partijen onze belangrijkste eisen over het WMO-beleid gestuurd. Die gaan over woningaanpassingen, gehandicaptenvervoer en bejegening. Leuk is dat de PvdA delen van onze tekst letterlijk heeft overgenomen in haar verkiezingsprogramma. We houden ook elke donderdag een WMO-spreekuur. Dat wordt veel bezocht. Zo nodig ga ik op huisbezoek. Maar sinds het gehandicaptvervoer collectief is geregeld ben ik afhankelijk van een bus, waardoor ik veel te vroeg of te laat ergens kom. Ook op vergaderingen. Zo wordt het steeds moeilijker om maatschappelijk mee te draaien.’
Gelijkwaardig
Een van de grootste knelpunten voor de belangenorganisaties om een gelijkwaardige positie te verkrijgen binnen het gemeentelijk WMO-beleid is dan ook het gebrek aan vrijwilligers. Robert Boersma, programmamanager VCP: ‘Voor mensen met een beperking is het dikwijls moeilijk om naar vergaderingen te gaan. In de verstandelijk gehandicaptenzorg wordt vaak een beroep gedaan op ouders, en die zijn al zwaar belast. Het is bovendien een complexe materie, niet iedereen kan beleidsnota’s doorgronden. Ik wou dat gemeenten daarvoor oog hadden en inspraak letterlijk en figuurlijk laagdrempelig maakten. Want het is wel belangrijk dat cliënten en niet alleen professionals opkomen voor lokale cliëntenbelangen. Iemand in een rolstoel weet het beste welke belemmeringen er zijn.’