Vroegtijdig ingrijpen om te voorkomen dat mensen dak-
of thuisloos worden, daar gaat het om bij de Vliegende Hollander. De
preventiewerkers bemiddelen als onpartijdige dienstverleners tussen cliënten en
schuldeisers om tot een schikking te komen. Uit onderzoek van de Universiteit
van Amsterdam blijkt dat bij 85 procent van de situaties waarin de Vliegende
Hollander tussen beide komt, een ontruiming wordt afgeblazen. De afgelopen jaren
is het aantal uitzettingen teruggebracht van gemiddeld 1000 tot ongeveer 500 per
jaar. Dat is voor een groot deel aan De Vliegende Hollander toe te schrijven.
Daarom trekt de gemeente Amsterdam er jaarlijks ruim 453.000 euro voor
uit.
Boot afhouden
De Vliegende Hollander komt voort uit een project – het Rijdend
Dienstencentrum – waar dak- en thuislozen worden opgezocht om hun sociaal leven
zo goed en zo kwaad als dat gaat in stand te houden. Dat betekent: zorgen dat ze
een postadres hebben, dat de uitkeringen geregeld zijn en dat ze af en toe een
douche en schone kleren krijgen. Teamleider Gerard Possemis van De Vliegende
Hollander: ‘Medewerkers merkten op dat er met deurwaarders best te praten viel.
Soms vroegen ze het Rijdend Dienstencentrum om hulp bij het treffen van een
betalingsregeling om uitzetting te voorkomen.’ De Vliegende Hollander ging van
start in juni 1998. Het is een samenwerkingsverband van HVO-Querido en het Leger
des Heils Amsterdam. Meldingen komen binnen via deurwaarders, juristen,
maatschappelijk werkers en schuldhulpverleners. Ook de stadsdelen,
energiebedrijven en woningcorporaties wenden zich tot de Vliegende Hollander. En
in toenemende mate zijn het ook bewoners zelf die om bemiddeling vragen.
‘De bedoeling was dat De Vliegende Hollander drie jaar zou bestaan,
voor een derde van de stad. Voor het Centrum en Oud West,’ herinnert Possemis
zich. ‘Low profile, want we wilden werkende weg een methodiek ontwikkelen. Toch
wist men ons snel te vinden. Er kwamen meldingen uit de hele stad.’ De
voorziening kreeg inmiddels geld van de afdeling Zorg en Welzijn van de Centrale
Stad. Ook het Juliana Welzijn Fonds heeft een financiële bijdrage geleverd. Maar
Possemis zou graag zien dat de woningcorporaties gaan meebetalen. Preventie van
uitzettingen kan hen immers veel geld besparen. Tot nu toe hebben de corporaties
de boot echter afgehouden. ‘Toch wil ik graag nog eens om de tafel met de
Amsterdamse Federatie van Woningbouwverenigingen om te kijken wat we aan elkaar
kunnen hebben,’ zegt Possemis. ‘We willen zo vroeg mogelijk ingrijpen, maar in
de helft van de gevallen is er al sprake van een crisissituatie.
Woningcorporaties hebben zelf als eerste in de gaten of bewoners huurschulden
opbouwen. Als zij ons eerder inschakelen, lopen de schulden niet zo op en de
problemen niet zo uit de hand.’ Overigens komt er dit jaar een boek uit waarin
de methodiek van De Vliegende Hollander beschreven wordt.
Huisbezoek
In de werkruimte van preventiewerker Alex Speijer hangen grote
overzichten van dreigende en te voorkomen ontruimingen. In de vierde week van
januari kwamen vijftien aanmeldingen binnen. Voor januari staat de teller op
bijna vijftig, dus gaat Speijer er vanuit dat het totaal dit jaar op 500 à 550
uitkomt. ‘Cliënten komen nooit op ons kantoor, we gaan altijd op huisbezoek,’
zegt Speijer, terwijl hij in de blauwe bedrijfswagen stapt. Hij zoekt één van
zijn cliënten – Sandra van den Berg – op gaat op huisbezoek. ‘Ook de intake doen
we bij de cliënt thuis. Dan zien, voelen en ruiken we meteen wat de problemen
zijn. En voor zover er papieren zijn, heb je ze sneller bij de hand. Gewoonlijk
is er een uitzetting op handen. We kijken eerst of er al gebruik is gemaakt van
alle voorliggende voorzieningen, zoals huursubsidie, bijzondere bijstand of een
lening bij de kredietbank.’ Deze gegevens, naast een inventarisatie van de
schulden, vormen de basis voor een begeleidingsplan, waarvan inkomensbeheer heel
vaak een onderdeel is. ‘Met dat plan gaan we naar de schuldeisers,’ legt Speijer
uit. ‘Voorwaarde is natuurlijk wel dat de cliënt gemotiveerd is. Schuldeisers
zeggen nooit nee. Voor een deel heeft dat te maken met de Wet Schuldsanering
Natuurlijke Personen. Nu kun je in drie jaar van je schuld oplossen. Voorheen
was het zo dat je voor een moord vijf jaar kreeg, maar met een schuld
levenslang. Maar het heeft ook te maken met de manier waarop wij werken. Ook
andere gemeenten hebben voor onze werkwijze belangstelling. Wij zorgen ervoor
dat een deel van de schulden wordt betaald. Een onafhankelijke organisatie,
bijvoorbeeld de Stichting Inkomensbeheer, beheert de bankrekening van de cliënt.
Ze zorgt er ook voor dat de vaste lasten worden betaald en een deel van de
schulden wordt afgelost. Maar we werken ook aan gedragsverandering van de cliënt
en brengen hem in contact met andere hulpverleners, bijvoorbeeld het
maatschappelijk werk, de jeugdzorg, de verslavingszorg of de Riagg. Wij moeten
onderdeel van de oplossing zijn, niet van het probleem.’
Op afbetaling
Aan de wanden van de huiskamer van Sandra van den Berg, bij wie de
medewerkers van De Vliegende Hollander vandaag op bezoek gaan, hangen grote
reproducties van Dali en Corneille. Ze is in een goed humeur: ‘Dennis komt weer
thuis. Ik ben zo blij! Ik heb hem zo gemist. Ik krijg video hometraining en
pedagogische hulp voor twintig uur in de week. Dan krijg ik allerlei adviezen.
Prima zo!’ Haar zoon Dennis verbleef tijdelijk in een leefgroep. Sandra’s
dochter Cindy woont momenteel bij haar ex-man, met wie ze het kind in
co-ouderschap opvoedt.
Speijer leest zijn cliënte een brief voor van haar bewindvoerder – een
intermediair tussen de cliënt en de schuldeisers. Voor zijn diensten vraagt deze
gewoonlijk een vergoeding van ongeveer twintig euro. De bewindvoerder meldt dat
er al maanden niet betaald is. Van den Berg beweert echter dat ze wel degelijk
enkele keren geld over heeft laten maken. Speijer zegt de zaak uit te zullen
zoeken. Verder vraagt de bewindvoerder om een medische verklaring.
‘Dat kan nog niet, want mijn huisarts is ziek,’ legt Van den Berg uit.
‘Maar ik zal er achteraan gaan.’
Sandra van en Berg vertelt hoe ze in de problemen is geraakt. ‘Ik was
getrouwd, we kochten van alles op afbetaling. Dat was geen enkel probleem. We
konden de maandelijkse schulden gemakkelijk aflossen, want we hadden allebei een
baan. Ik werkte in de verpleging.’ Toen ze van haar man scheidde, kon ze het
financieel niet langer bol werken. De schulden stapelden zich op. Een ander
probleem was dat één van haar kinderen kort na de geboorte was overleden.
‘Opeens kon ik er helemaal niet meer tegen. Ik raakte totaal overspannen, kwam
in de WAO terecht. Kreeg pleinvrees. Dennis is anderhalf jaar niet naar school
geweest. Als er gebeld werd, dook ik met de kinderen onder het bed. Zo bang
waren we voor de deurwaarders. Ik werd steeds eenzamer, had niemand om over de
problemen te praten. Mijn ouders zijn overleden, met mijn zus heb ik geen
contact meer. Cindy ging puberen. Ik kon het niet meer aan. Zij ging tijdelijk
naar haar vader en zijn vriendin, en Dennis naar een leefgroep.’
Toen de datum van de uitzetting naderde, kwam Van den Berg in contact
met de schuldhulpverlening van het maatschappelijk werk. ‘Het probleem was dat
ze – toen ze overspannen was – nieuwe schulden maakte,’ zo complementeert
Spreijer het verhaal. ‘Met de maatschappelijk werker van de schuldhulpverlening
klikte het niet. Toen heeft ze zelf contact met ons gezocht. Omdat ze die nieuwe
schulden maakte toen ze ziek was, vraagt de bewindvoerder nu om een medische
verklaring. Het probleem van die schuld is opgelost. De Sociale Dienst was
bereid via de bijzondere bijstand de huurschuld van bijna negenduizend gulden te
betalen.’
Aan het eind van dit jaar zit de termijn van drie jaar erop. Van den
Berg: ‘Dan ben ik van mijn schulden af en kan ik eindelijk opnieuw beginnen.
Zonder Alex was dat nooit gelukt. Hij leert me met geld omgaan. Hij doet alles
voor me.’
Om redenen van privacy is de naam van de cliënt gefingeerd/Kees
Neefjes