‘De transitie in Denemarken betreft niet de Jeugd-ggz, maar wel de sociale kant van de geestelijke gezondheidszorg’, zegt de lector pedagogiek aan de Universiteit van het Deense Arhus in een interview met Gemeente.nu. ‘De regie van de kinder- en jeugdpsychiatrie ligt nog steeds bij de ziekenhuizen. Zij werken provinciaal, wat we hier regionaal noemen.’ Of het beter is ook dit zware deel van de zorg te decentraliseren, kan Rothuizen dus niet zeggen.
Wijkteams
Uit het interview met de lector blijkt dat van praktisch werkende wijkteams het meeste welzijn moet worden verwacht; niet van structuurdiscussies door politici. In Denemarken zijn het de wijkteams die werken aan preventieve maatregelen in de directe leefomgeving. ‘Wij zijn er verhoudingsgewijs erg goed in om in bijna alle gevallen constructieve samenwerkingsrelaties met de ouders op te bouwen’, aldus Rothuizen.
Bekostigingsmodel
Net zo belangrijk is de keuze voor het ene of andere bekostigingsmodel. Dat zou bovenaan de agenda van gemeenten moeten staan vindt de lector: het doel bij de inkoop van de hulp door zorgaanbieders. Slechts voor de prijs gaan, is bij de ervaringsdeskundigen uit het noorden problematisch gebleken. ‘Door te concurreren op de prijs werd de hulp minder gespecialiseerd’, zegt Rothuizen. ‘Er gingen ook zorgaanbieders failliet.’
Bezuinigen
De transitie van de Jeugdzorg deed zich in Denemarken ongeveer gelijktijdig voor met de economische crisis. Ook in het Scandinavische land moesten gemeenten bezuinigen. Het decentraliseren bood hiervoor de kans, volgens Rothuizen. Dit omdat gemeenten nu zelf alle beslissingen konden nemen. ‘Voor die tijd gingen alle uithuisplaatsingen via een samenwerking tussen provincie en gemeente, die beide ook 50 procent betaalden.’
Beslissen
Die manier van werken was duurder, want het economische belang om te bezuinigen was voor de transitie nog niet zo groot. ‘Als de ene partij een mogelijk te goedkope voorziening wilde, kon de ander op inhoudelijke gronden argumenten geven voor een duurder alternatief. Als één instantie de beslissing neemt, zal die discussie eerder verstommen.’
‘Geef de regie niet aan de zorgaanbieder’, waarschuwt Jan Telgen, hoogleraar Inkoopmanagement bij de Universiteit Twente over de transities. Lees hier meer >>
Gemeente
De provincie had voorheen de verplichting ervoor te zorgen dat er genoeg speciale voorzieningen waren in de regio. Dat wil zeggen dat er één perspectief was voor een gebied met ongeveer een half miljoen inwoners, en voor de totale vraag naar hulp binnen dat gebied. Nu is het in verschillende gemeenten verschillend geregeld, zo schetst Rothuizen de Deense situatie.
Breed palet
Dat betekent in de praktijk dat de gemeente de beslissingsbevoegdheid heeft, en dat ze in principe vrijelijk kan beslissen welke aanbieder de beste zorg levert. ‘In de ene gemeente gaat het dan beter dan in de andere’, geeft de lector toe. Vooral de grotere gemeenten met meer dan 250.000 inwoners kunnen beter een breed palet van mogelijkheden aanbieden dan de kleinere.
Zorgaanbieder
Die aanbieders zijn zorgorganisaties, maar soms is de gemeente zelf ook de zorgaanbieder, weet Rothuizen. ‘Die gemeenten verwijzen dan het liefst naar de eigen, lokale voorziening. Men heeft dan een contract met de eigen voorziening, waarin een bepaalde prijs is afgesproken.’ Dat kent ook nadelen. ‘Er zijn voorbeelden van dat een gemeente op die manier de behoefte aan gespecialiseerde hulp op een verhoudingsgewijs goedkope manier probeert te organiseren, met de consequentie dat de hulp als het er op aankomt niet langer gespecialiseerd is. Een bijkomen effect is dat de eigen voorziening op die manier potentiële hulpvragers weghoudt bij andere, gespecialiseerde voorzieningen. Die moeten dan op de prijs concurreren, of sluiten.’
Grote contracten
Nu de transitie in Denemarken achter de rug is, ziet het ernaar uit dat gemeenten liever grote contracten sluiten dan kiezen voor ad hoc-overeenkomsten met een voorziening. ‘Vooral de wat grotere voorzieningen zouden hier op in kunnen spelen door te proberen grotere contracten met meerdere gemeenten af te sluiten. Op die manier zou je meer zekerheid kunnen hebben voor een bepaald volume. En meer zekerheid maakt het eenvoudiger te denken aan de wat langere termijn. Zo kan je ook vaker met specialisaties werken.’
Evalueren
Het advies van Rothuizen aan Nederland luidt: ‘Maak het zo moeilijk mogelijk om slechte beslissingen te maken. Zorg ervoor dat er altijd verschillende stemmen zijn, en verplicht je vooral in het begin om bijvoorbeeld na vier maanden te evalueren of je de goede besluiten hebt genomen. Zo kan je ontdekken of je structureel de fout in gaat. Verder moet je politici blijven aanspreken op de kwaliteit van de zorg.’
Helemaal eens met de ‘Deense les’ dat er niet alleen op prijs moet worden geconcurreerd. Het moet bij het inkopen/subsidiëren primair gaan om het ‘doel’ (beter geformuleerd: het resultaat). Gemeenten moeten dan wel in hun nieuwe taak als jeugdzorginkoper ervoor waken dat het ‘oude’ systeem van throughtput- en outputbekostiging dat provincies momenteel hanteren niet gekopieerd wordt.
Een vorm van resultaatbekostiging is veel beter, omdat alleen dan er een garantie is dat de jeugdzorginterventies ook effectief zijn.
Vorige week heeft staatssecr. Van Rijn een rapport met een overzicht van prestatie- en resultaatindicatoren naar de 2e Kamer gestuurd. Hier staan prima indicatoren in (waarvan vele al in de praktijk worden gebruikt) die toegepast kunnen worden bij de bekostiging. Zowel in de vorm van ‘afreken-eenheden’ (geen succesvolle behandeling dan geen of minder geld) als in de vorm van evaluatiecriterium (te weinig effectieve instelling verliest op afzienbare termijn zijn bekostiging).
Verder eens met het belang van praktisch werkende sociale wijkteams, maar dan graag als ‘sociale huisarts’ en gatekeeper voor de zorg. Ontkokerd en integraal werkend, dus geen greep meer vanuit de bestaande 1e lijns organisaties (die langzaamaan obsoleet zullen worden)