‘Niet iedereen die in de put zit,
heeft een zware depressie’, vindt Peter Verhaak, ook programmaleider bij het
NIVEL. ‘Een diagnose depressie kan er toe leiden dat deze groep patiënten en
hun omgeving zich naar die diagnose gaan gedragen. De patiënt moet maar
afwachten of de medicatie of andere therapie aanslaat. Werkt het niet, dan zal
het gevoel van machteloosheid alleen maar toenemen. Werkt het wel, dan is het
de vraag wanneer de patiënt weer zonder kan.’
Benadering
Verhaak pleit voor een onderscheid tussen patiënten met ernstige
psychopathologie, die daarvoor de juiste behandeling moeten krijgen, en
patiënten met symptomen die daar wel op lijken, maar die meer baat zouden
hebben bij een niet psychiatriserende benadering vanuit de huisartspraktijk. ‘De huisarts moet wel steun hebben van
praktijkondersteuners en eerstelijnspsychologen, maatschappelijk werkers en
sociaal psychiatrisch verpleegkundigen. Wellicht noemen we dit in de nabije
toekomst wel de Basis-GGZ’, aldus Verhaak.
Paradox
Voor depressie zijn de afgelopen jaren effectieve behandelingen ontwikkeld,
maar het aantal depressies onder de bevolking vermindert niet. Er zijn
verschillende verklaringen voor deze zogenoemde depressieparadox. Bijvoorbeeld
dat lang niet alle mensen met een depressie hulp zoeken en willen. Dat degenen
die hulp krijgen van een huisarts daar vaak minder van opknappen dan verwacht
of dat patiënten zich niet aan de behandelvoorschriften houden, vaak ook
doordat ze een andere behandeling krijgen dan ze willen.
Verhaak is in 2010 benoemd tot
bijzonder hoogleraar Huisartsgeneeskunde, in het bijzonder Geestelijke
Gezondheidszorg binnen de huisartsvoorziening bij het Universitair Medisch
Centrum Groningen/Rijksuniversiteit Groningen. Deze leerstoel is ingesteld door
de Stichting NIVEL.
Meer nieuws in uw inbox? Klik hier
voor de gratis Zorg + Welzijn Nieuwsbrief. Voor meer
achtergronden en opinies, neem hier een
abonnement op Zorg + Welzijn Magazine.
Bron: NIVEL
Het is moeilijk een objectief oordeel te geven over een benaderingswijze, maar m.i. teveel en te zeer wordt de diagnostiek -exclusief- toevertrouwd aan iemand die “er voor geleerd heeft”. Deze wat patriarchale insteek veronderstelt dat een psychiater het wel weet, dat hij de enige is die een juiste diagnose kan vaststellen en -dus- ook een juiste therapie kan voorschrijven.
Dat veronderstelt tegelijkertijd dat een patiënt ignorent is en zich niet met zijn diagnose en zijn therapie moet bemoeien, en er maar op moet vertrouwen dat hij in goede handen is. Mensen worden in die benadering vereenzelvigd met hun (wel of niet goed) gediagnosticeerde kwaal en ‘verdingelijken’. In die situatie hangt alles af van de vakkennis en integriteit van de behandelend specialist.
Op zijn minst lijkt mij daarom inbreng van de mening (en diagnose) van de huisarts zinvol, hij kent zijn patient en diens anamnese tenslotte langer en beter dan de psychiater die -vaak ex cathedra- een psycholoog of HBO-therapeut een behandelingsvoorschrift overhandigt en zich verder nauwelijks rechtstreeks met de voortgang van de patiënt bemoeit.
Als bij-effect wordt er een afhankelijksrelatie gecreeërd die eenzijdig is gestructureerd. Tenslotte zal duidelijk moeten worden of in de diagnose en therapie van psychiaters niet langzaamaan institutionele belangen mee gaan spelen die niet zozeer een spoedige genezing van de patiënt beogen, als wel een ongewijzigde voortzetting van de (machts-)positie van GGZ die -in tijden van forse bezuinigingen- ook aan haar eigen arbeidsplaatsen moet denken.
Bij een objectief-kritische evaluatie moeten ook dit soort variabelen worden meegewogen en kan er niet van worden uitgegaan dat psychiaters zonder meeweging van enige maatschappelijke invloed hun patiënten behandelen
Peter Verhaak maakt wel duidelijk dat een juiste diagnose cruciaal is. Maar zou de diagnose dan niet bij de klinisch psychloog of bij de psychiater moeten liggen. Nu wordt deze vaak door de huisarts gesteld die vervolgens de behandeling, praten of pillen, bepaald.
Wat houdt de niet-psychiatrische benadering vanuit de huisartsenpraktijk in? Is de huisarts daarvoor wel de aangewezen deskundige? Het lijkt mij, dat de genoemde oraktijkondersteuners beter zijn toegerust voor deze begeleiding dan de doorsnee huisarts.
Overigens lijkt het mij sterk dat het al of niet terecht stellen van een diagnose er toe zou leiden dat deze groep patiënten en hun omgeving zich naar die diagnose gaan gedragen. Dat veronderstelt een grondige kennis van het gedrag dat bij de diagnose depressie behoort.. En het was voor de arts al zo moeilijk om op grond van het gedrag de juiste diagnose te stellen.
Ton van der Scheer,
Amersfoort