Dick de Wit kwam in de jaren ’70 na korte carrières aan de kunstacademie en in de psychiatrie in het vormingswerk terecht. Vanaf 1971 deed hij de opleiding B-verpleegkunde. ‘Door een project in de gevangenis in Scheveningen raakte ik getriggerd door het leven van mensen in gesloten instituten.’
Hij werd docent en praktijkbegeleider psychiatrische verpleegkunde. Tegelijk deed hij ook twee sociale studies: inrichtingswerk en sociaal-cultureel werk. ‘Ik zag heel veel mensen in de psychiatrie blijven rondlopen. Op zeker moment raak je zelf ook gehospitaliseerd. Dat wilde ik niet.’
Gemotiveerd
In 1979 begon hij als centrumleider bij het Vormingswerk Jong Volwassenen in Hillegom. ‘Een roerige tijd waarin de jeugdwerkloosheid sterk steeg. De combinatie jongeren en werk vond ik interessant.
Het vormingswerk was nog heel erg gepolitiseerd, dat sprak me aan. We gaven allerlei cursussen: gespreksvoering, sollicitatietraining, brieven schrijven, tekenen, schilderen, video’s maken. Maar een groot deel van de jongeren dat moest deelnemen aan het vormingswerk was nauwelijks gemotiveerd. Zij zaten aan de kansarme kant, waren laagopgeleid. We probeerden met hen toch het verschil te maken. We hielden ons bezig met democratisering: hoe betrek je jongeren bij de samenleving en interesseer je ze voor politiek? Ik vond ook dat we niet voor grote aantallen jongeren moesten kiezen, maar voor kwaliteit. Toen dat niet lukte, heb ik ander werk gezocht.’
Vergadercircuit
In 1981 begon De Wit bij de stichting Ondersteuning Welzijnswerk Gouda als staffunctionaris democratische planning. Als een soort institutioneel opbouwwerker moest hij welzijnsorganisaties – zoals peuterwerk, ouderenwerk, sociaal-cultureel werk en jongerenwerk en sportclubs – betrekken bij het gemeentelijk welzijnsbeleid. ‘Gouda was een van de experimentgemeentes van de Kaderwet Specifiek Welzijn. Het middenveld had voor elkaar gekregen dat er een ondersteuningsorganisatie kwam om ze te coachen bij de welzijnsplanning in Gouda.’
Lees verder in Zorg + Welzijn Magazine nummer 5, mei 2010.