Pakweg driehonderd niet-criminele kinderen zitten als gevolg van een crisisopname vast in een justitiële jeugdinrichting. Ze worden vanwege een crisissituatie onmiddellijk opgenomen in een justitiële opvang- of behandelinrichting. Maar eigenlijk horen deze kinderen in de jeugdpsychiatrie of de reguliere hulpverlening thuis. Het aantal crisisplaatsingen is het afgelopen jaar toegenomen van 258 in 2000 naar 580 in 2002. Ook dit jaar zet deze stijging door.
Het gaat vooral om kinderen die acuut uit huis geplaatst moeten worden. Vaak kampen ze met een psychiatrische stoornis of ernstige gedragsproblematiek. In alle gevallen zijn het kinderen die onder toezicht zijn geplaatst en in het civielrechtelijk circuit zitten. In een justitiële inrichting komen ze dus in aanraking met leeftijdsgenoten uit het strafrechtelijk circuit.
Afgelopen week stelden SP- en CDA-Kamerleden vragen over deze ontwikkelingen. Met name de toename van het aantal crisisplaatsingen en de vermenging van criminele en niet-criminele kinderen in een inrichting riep vraagtekens op in de Kamer. Minister Donner liet weten dat het door elkaar plaatsen van deze twee groepen al van oudsher mogelijk is en dat beiden hetzelfde programma aangeboden krijgen.
Vincent Maas, algemeen directeur in Harreveld waar tien crisisplaatsen voor meisjes zijn, is het met Donners redenatie eens. De commotie die ontstaan is, is volgens hem niet op z’n plaats. ‘Het maakt niet uit of een kind stout is geweest of problemen heeft, de pedagogische aanpak is voor iedereen gelijk. Dat staat voorop. Ze moeten uiteindelijk allemaal fatsoenlijk behandeld worden. Toevallig hebben wij een apart gebouw voor de crisisplaatsingen, maar in principe is dat niet nodig. De kinderen hebben allemaal een psychische problematiek, verstoorde relaties thuis en zitten in een isolement. Dus dat komt overeen. En daarbij is die vermenging het probleem niet. Het gaat juist om de toename van het aantal crisisopnames. Dat is het hoofdprobleem.”
Hoe verklaart u die toename dan?
‘De instellingen in het voor- en natraject doen niet wat ze horen te doen. De jeugdpsychiatrie kan het aantal kinderen met een stoornis niet aan waardoor ze vervolgens via allerlei kanalen naar ons doorverwezen worden. Of ze vinden dat een gedragsstoornis niet tot hun terrein behoort en sturen een kind door. Ook in de reguliere jeugdhulpverlening weet men zich vaak geen raad met deze doelgroep. Een voogdij-instelling weet daardoor niet waar ze met een kind naartoe moet. Of omdat er geen plek is – men investeert meer in ambulante hulpverlening en preventie – of omdat een instelling een kind niet aankan. Omdat het aantal plaatsen in jeugdinrichtingen snel gegroeid is, creëert het aanbod de vraag. Andere instellingen sturen de moeilijke gevallen te snel door naar ons. Wij zijn het putje van de samenleving. Ook het natraject loopt niet zoals het moet lopen. Een crisisplaatsing is bedoeld voor zes weken, maar hier zitten de meisjes gemiddeld 156 dagen. Er is weinig mogelijkheid om uit te stromen naar de hulpverlening of een behandelinrichting.’
Heeft een justitiële inrichting genoeg expertise in huis om psychiatrische problemen aan te kunnen? ‘Een opvanginrichting waarschijnlijk niet, een behandelinrichting veel meer. Maar het kan veel beter. Daarom is het van belang dat we samenwerken met de psychiatrie. Maar dat gebeurt te weinig. Elke instelling denkt dat ze het zelf wel kan. Ook wij zijn te veel in onszelf gekeerd. Het uitwisselen van kennis is juist heel belangrijk. Als ik minister was, zou ik justitiële inrichtingen en de jeugdpsychiatrie verplichten om samen te werken. Als het aantal kinderen met psychiatrische problemen toeneemt, moeten wij ons aanpassen aan die ontwikkeling. Bouw een pand waar zowel een justitiële behandelinrichting als de psychiatrie onderdak vindt. Nu is het zo dat het kind zich aan moet passen aan de instelling. Gebeurt dat niet, dan wordt hij of zij over de schutting gegooid.’
Ontschotten is dus dé oplossing? ‘Samenwerking is in de hele keten ver te zoeken. Je kunt de jeugdreclassering en de Raad voor de Kinderbescherming bijvoorbeeld samenvoegen. Waarom niet? En dat geldt voor veel instanties in de keten. Op die manier kan er eerder ingegrepen worden en hoeft een kind helemaal niet op de crisisafdeling in Harreveld terecht te komen. Ik ben ervan overtuigd dat de meisjes hier geholpen hadden kunnen worden als er eerder ingegrepen was. Nu worden er steeds aparte stapjes gezet, verspeelde moeite. Een kind wordt alleen al gek van het aantal hulpverleners waar het mee te maken krijgt. Het proces van ontschotten kan helaas lang duren. Daarbij heb je met twee ministeries te maken (VWS en Justitie), dat maakt het ook ingewikkelder. Maar wat mij betreft kunnen alle betrokken instanties samengevoegd worden. Oké, er wordt de laatste tijd iets meer samengewerkt, maar dan wordt er vergaderd in plaats van bezig te zijn met het kind.’
Als het niet uitmaakt of criminele en niet-criminele kinderen tussen elkaar geplaatst worden, waarom reageert de Tweede Kamer dan zo heftig? ‘Dat heeft met sentimenten te maken. In een inrichting voor volwassenen gebeurt het ook en wordt er niets over gezegd. Blijkbaar zijn mensen gevoelig voor leeftijdsgrenzen. Als het om kinderen gaat, gaan er andere sentimenten spelen. En op sentimenten moet je geen beleid maken.’