Een leerling van de openbare basisschool De Meridiaan
in de Rotterdamse deelgemeente Prins Alexander is door een leerling van een
naburige school bestolen van driehonderd Pokémonplaatjes. Op verzoek van de
ouders van de gedupeerde leerling roept het schoolhoofd de ouders van de dief
ter verantwoording. De ouders nemen hun kind in bescherming: met hun kind is
niks mis, dan had die jongen maar niet driehonderd Pokémonplaatjes mee naar
school moeten nemen. ‘Tegenwoordig schakelen we in zo’n geval de politie in,’
aldus schoolhoofd Niek Scholts.
Een leerling op een scholengemeenschap in Amsterdam heeft op maandag
nooit de goede spullen bij zich. In het weekend pendelt hij op en neer tussen
zijn moeder, zijn vader en de vriendin van zijn vader. De leraar voelt zich
verplicht daar wat aan te doen en neemt contact op met alle drie. ‘Ik vroeg of
ze ervoor wilden zorgen dat de jongen zich in het weekend kan voorbereiden op de
maandag. Dat lijkt me een taak van de ouders,’ aldus Martin Kiercs, leraar
Nederlands en lid van het hoofdbestuur van de Algemene Onderwijsbond (AOb).
‘Nou, waar ik me mee bemoeide! Ik ontmoette een zee van onbegrip. Na een paar
keer doe je dat niet meer. Maar op een dag ging het echt fout, de jongen kwam
niet meer op school. Dan sta je toch voor de vraag wat je moet doen. De
leerplichtambtenaar bellen? Of toch eerst zelf maar contact opnemen?’
Dat leerkrachten steeds vaker te maken krijgen met problemen van leerlingen
die zich buiten het onderwijs afspelen merkt Kiercs zowel op zijn eigen school
als in zijn werk voor de onderwijsbond. Regelmatig organiseert de AOb
bijeenkomsten voor beginnende leerkrachten. Een veelbesproken thema is daarbij
de vraag in hoeverre leerkrachten verantwoordelijk zijn voor de problemen van de
leerlingen. Kiercs: ‘Leerkrachten zijn sterk geneigd de helpende hand te bieden.
Ze gaan zich bemoeien met de gezinssituatie, ze raken erbij betrokken, maar dan
blijkt dat ze met hun Pabo-opleiding niet zijn toegerust om die problemen op te
lossen. Dan geraken ze in een vicieuze cirkel, die van kwaad tot erger gaat. Wij
wijzen hen er op dat ze geen hulpverlener moeten zijn. De verantwoordelijkheid
van de leerkracht betreft alles wat met het schoolleven te maken heeft, van het
geven van onderwijs tot het aanbrengen van normen en waarden en het socialiseren
van kinderen. De verantwoordelijkheid stopt zodra het probleem het dagelijks
werk van de leerkracht overstijgt. Als er sprake is van een sterfgeval is het
normaal dat de school er iets aan doet. Maar als je te maken krijgt met kinderen
wiens vader of moeder achter de tralies zit vanwege een poging tot moord, dan
moet je zoeken naar iemand die verstand heeft van dit soort zaken. Dan moet je
niet zelf pseudo-hulp gaan leveren, alsjeblieft geen amateuristisch
gedoe.’
Minder respect
De vraag waar de verantwoordelijkheid van de leerkracht ophoudt, is des te
prangender nu het aantal leerlingen met problemen op school toeneemt. Die
toename heeft verschillende oorzaken. Zo heeft de toenemende complexiteit van de
samenleving haar weerslag op school. Scholts’ school bijvoorbeeld – die niet
eens in een uitgesproken achterstandswijk staat -, kent twintig verschillende
nationaliteiten. ‘Het is niet alleen lastig om met die ouders te communiceren,
zij hebben ook andere gewoontes. Daardoor ontstaan er nogal eens conflicten. Wij
zijn niet altijd bij machte om die op te lossen.’
Een andere oorzaak, die vaak genoemd wordt, is de toename van het
aantal éénoudergezinnen. In hun gezinssituatie zouden kinderen nogal eens minder
rust aan hun hoofd hebben. Ook moeten leerkrachten opboksen tegen een
veranderende houding van ouders ten opzichte van school en van hun kroost.
Kiercs: ‘Wij merken dat ouders minder in staat zijn hun kinderen te laten
gehoorzamen. Veel ouders hebben, dan wel uit overtuiging, dan wel door
omstandigheden, niet meer de kracht en de ruimte om kinderen te overtuigen van
het belang van school. Ouders zijn minder goed in staat kinderen te dwingen hun
huiswerk te maken, op tijd op school te komen en zich aan afspraken te houden.
Leerkrachten hebben minder dan vroeger de automatische steun van ouders, er is
minder consensus. De autoriteit van de leerkracht wordt veel minder
gerespecteerd.’
Van invloed is ook het feit dat de overheid stimuleert om kinderen met
problemen zo lang mogelijk in het gewone onderwijs te houden en niet door te
sturen naar het speciaal onderwijs, terwijl de leerkrachten niet zijn toegerust
om deze groep goed op te vangen.
‘Dit Weer Samen Naar School-beleid is op zich terecht,’ vindt Scholts.
‘Een kind dat speciaal onderwijs heeft gevolgd kan daar gedurende zijn verdere
loopbaan mee achtervolgd worden. Het is beter om de problemen binnen de school
aan te pakken. Maar dan moet de leerkracht wel gewoon onderwijs kunnen blijven
geven. En dat wordt steeds moeilijker. Wij worden zo langzamerhand een halve
welzijnsinstelling. Van de tweehonderd leerlingen op onze school vallen er
inmiddels zeventig onder de categorie probleemleerling. Het idee dat de remedial
teacher deze kinderen kan opvangen is al lang achterhaald. Die heeft alleen nog
tijd om de leerkrachten zelf ondersteuning te bieden.’
Nu heeft zijn school, samen met andere basisscholen in de deelgemeente
Prins Alexander, onlangs vergaande afspraken gemaakt met het schoolgericht
maatschappelijk werk om leerlingen met onderwijsachterstanden en hun
leerkrachten te ondersteunen. Ook in enkele andere grote steden wordt een begin
gemaakt met intensieve samenwerkingsvormen tussen het onderwijs, het
maatschappelijk werk, de politie en de GGD. Daarnaast groeit het aantal Brede
scholen, waarin het onderwijs samen met een aantal wijkvoorzieningen een deel
van de verantwoordelijkheid voor het wel en wee van kinderen op zich neemt. Maar
die enkele initiatieven lossen het dilemma van veel leerkrachten niet op. Brede
scholen zijn nog maar een zeldzaamheid. De vraag is in hoeverre leerkrachten
beter toegerust kunnen worden om met dat dilemma om te gaan. Volgens Kiercs is
dat ook een taak van de Pabo’s. Kiercs: ‘Mijn indruk is dat dat nog te weinig
gebeurt. Je kunt niet alles stoppen in de vier jaar dat de opleiding duurt, maar
toch, een gastcollege van een sociaal-verpleegkundige van de GGD lijkt mij
bijzonder zinvol.’
Verlengde stage
Volgens de lerarenopleidingen IPABO in Amsterdam en de P.C. Hogeschool
Marnixacademie in Utrecht worden studenten wel degelijk voorbereid in het omgaan
met problematische leerlingen, maar zij vinden het vooral de taak van de
basisscholen zelf om de verantwoordelijkheid van de leerkracht af te bakenen. Op
beide scholen krijgen de studenten onderricht in zorgverbreding: er wordt
aandacht geschonken aan grotestadsproblematiek, kinderen uit migrantengezinnen
en uit achterstandssituaties, onderwijs op maat en aan individuele verschillen
tussen kinderen. De IPABO kent een module over juridische aspecten. Coördinator
Koos Rusting: ‘Daarin wordt bijvoorbeeld stilgestaan bij de vraag aan wie je het
kind meegeeft als twee gescheiden ouders voor de schoolpoort staan. Voorts
hebben we de afgelopen twee jaar geËxperimenteerd met een lange stage in het
vierde jaar. Op de Pabo lopen alle studenten vanaf het begin elke week een dag
stage op school. Nu volgen ze in het vierde jaar 21 weken achter elkaar stage,
waarin ze zelfstandig voor de klas staan. Zo worden ze beter voorbereid op de
praktijk. Ook lopen onze studenten tenminste ÈÈn jaar stage op een school met
minstens veertig procent allochtone kinderen, zodat ze daar ook ervaring mee
opdoen. Daarnaast hebben alle Pabo’s een gevariëerd nascholingstraject, waarin
bijvoorbeeld ook bijscholing gegeven wordt over nieuw beleid als Weer Samen Naar
School. Gezien de opleidingsduur vind ik dat wij de student voldoende bagage
meegeven. Het is natuurlijk nooit voldoende, het echte werk zullen ze toch in de
praktijk moeten leren. Maar het is dan in de eerste plaats het team in de
basisschool die voor voldoende ondersteuning moet zorgen. De vraag waar de
verantwoordelijkheid voor de problemen van leerlingen ophoudt, wordt toch vooral
bepaald door de school zelf.’
Praktijkschok
Volgens E. Liedmeier, docente aan de Marnixacademie, is aandacht voor de
sociaal-emotionele ontwikkeling van kinderen in het hele onderwijsprogramma
verweven. ‘Verschillende vakken besteden aandacht aan kinderen met
gedragsmoeilijkheden, aan culturele verschillen en opvoedingsidealen in andere
culturen. Ook wordt studenten geleerd hoe ze gebruik kunnen maken van de
deskundigheid van hun collega’s. In verband met Weer Samen Naar School is er
binnen het gewoon onderwijs een structuur opgezet waardoor leerkrachten kunnen
terugvallen op deskundige in- of externe ondersteuning. In principe hoeft de
leerkracht niet de problemen van het kind die buiten het onderwijsveld liggen,
op te lossen. Dat moet zij overlaten aan iemand anders. Wij proberen de
studenten met man en macht duidelijk te maken dat ze begrensd zijn in hun
mogelijkheden en dat zij moeten leren zichzelf grenzen te stellen. Maar
desondanks blijken beginnende leerkrachten heel moeilijk vorm te kunnen geven
aan hun beroep. Ondanks de stages krijgen ze een praktijkschok. Weten waar de
grenzen liggen is ÈÈn van de moeilijkste kanten van het leraarschap. Maar ik
vind dat vooral een taak van de basisscholen zelf. Zij behoren beginnende
leerkrachten beter te begeleiden in hun werk. Beginnende leerkrachten zouden
minstens een uur per week intervisie moeten krijgen van een ervaren collega. Het
is zo’n zwaar en complex beroep. Als je daar in het begin niet goed in wordt
begeleid dan volgt al snel de afstomping en de burnout. En dan zie je ze na één
of twee jaar uit het onderwijs verdwijnen. Maar het vervelende is dat
basisscholen vaak geen tijd hebben voor die intervisie.’
Schoolhoofd Scholts heeft ook de ervaring dat de Pabo’s de laatste
jaren meer aandacht zijn gaan schenken aan het omgaan met kinderen met
problemen. Scholts: ‘Jongere leerkrachten hebben meer geleerd om naar de
individuele leerling te kijken, ze hebben bijvoorbeeld leren werken met het
leerlingvolgsysteem. Ik merk dat vooral oudere leerkrachten het zwaar hebben.
Zij waren gewend om kinderen snel naar het speciaal onderwijs te sturen. Er was
één manier van les geven voor de hele klas. Nu wordt van de leerkracht verwacht
op vier verschillende niveaus les te geven. Maar aan de andere kant blijft het
werk voor de beginnende leerkracht moeilijk. Intervisie lijkt mij inderdaad
belangrijk. Dat gebeurt te weinig. Of dat op mijn school haalbaar is? Het
programma is al zo vol. Er zijn in het basisonderwijs de laatste jaren zo veel
nieuwe vakken bijgekomen. Maar het zou wel moeten.’/Maria van
Rooijen