‘De JIB-kantoren zijn een groot succes. We kregen een sterkere informatiepositie, kortere lijnen, meer maatwerk. We kennen de doelgroep beter, er is ontschotting tussen organisaties, we houden elkaar aan afspraken. Dat moet zo blijven. Ik wil de JIB’s uitbreiden, maar dan wel met die invalshoek en niet met rechtspraak in de buurt,’ vertelt Jan Jaap Smilde. ‘Dat hebben we in Amsterdam nooit gedaan. Ik denk niet dat je hier op stadsdeelniveau veel zichtbaarder wordt, ik ben geen voorstander van rechtspraak in een buurthuis. Daar ligt de toekomst niet, het moet wel rechtspreken blijven.’
Smilde, ‘doelgroepenofficier’, belast met de aanpak van veelplegers, schetst de werkwijze van de ketenunits in Amsterdam die volgend jaar van start gaan. Deze units zijn een vervolg op de samenwerking tussen politie, justitie en hulpverlening bij projecten als Justitie in de Buurt (JIB) en de Jongeren Opvang Teams (JOT). Veelplegers zoals harde kernjongeren, verslaafde veelplegers en criminele illegalen veroorzaken zeker veertig procent van alle criminaliteit.
De Tweede Kamer discussieert op dit moment met minister Donner over de toekomst van het buurtgerichte werken door justitie. De minister wil de subsidies voor de JIB’s afbouwen, omdat deze experimenten inmiddels op veel plekken voor een betere samenwerking tussen politie, justitie en hulpverlening hebben gezorgd. Gemeenten als Dordrecht en Groningen hebben hun JIB-kantoren in de buurt gesloten, maar Amsterdam kiest voor een intensivering van de ketenaanpak vanuit politiebureaus in de regio’s zuid, oost, noord en west. Als officier van justitie ondervond Smilde de voordelen van de JIB-aanpak. ‘Het maakt uit of een verdachte een nummer is, waarvan je pas kennis neemt als hij wordt voorgeleid. Of dat iemand van het JIB je eerst influistert wat voor jongen dat is: een pain-in-the-ass of een goede jongen. Door die informatie kun je maatgerichte straffen of maatregelen opleggen.’
Smilde schetst de ketenaanpak aan de hand van een voorbeeld. ‘Klaas pleegt op zijn tiende een strafbaar feit. Hij steelt iets uit de buurtsuper. Hij krijgt geen straf, maar komt in beeld. Op zijn dertiende jat hij een gsm. Dan wordt hij echt besproken: hoe ziet zijn dagbesteding eruit, hoe zit het thuis? Alle signalen gaan op rood. Een jeugdhulpverlener gaat bij zijn moeder langs. Klaas blijkt onhandelbaar, zijn familie zit in de problemen, vader zit al twee jaar in Spanje vast voor drugs. Als we die achtergrond kennen, kunnen we Klaas dagvaarden bij de kinderrechter voor een strakker hulpverleningstraject of een ondertoezichtstelling. Misschien moet hij een gezinsvoogd krijgen, die hem aan het handje neemt. Als Klaas ondanks een traject na driekwart jaar weer een gsm jat en met een mes dreigt, kunnen we met zijn dossier opnieuw maatwerk bieden.’
Agenten en hulpverleners gaan vanuit de ketenunit elke stap van een jeugdige crimineel volgen. Hoe is dat mogelijk?
‘We willen over het individu alle informatie verzamelen, dadergericht. Je kruipt in de huid van je doelgroep. Van oudsher ging tachtig procent van de energie van justitie zitten in: ‘kan ik bewijzen of hij inderdaad heeft gedaan, waarvan hij wordt verdacht?’ Voor veel zaken blijft dat zo. Maar rond die doelgroepen proberen we te voorkomen dat ze groeien naar de “hardekernstatus” of levenslang draaideurcrimineel blijven. Dat vraagt kennis van de persoon in kwestie. We hebben lijsten waarop staat wat de politie, de jeugdhulpverlening en de verslavingszorg weet. Daarmee kunnen we effectief ingrijpen.’
Als Pietje terug is uit Den Engh moeten wij dat weten, zegt u. Is dat geen reclasseringswerk?
‘Als iemand terugkomt, wordt er vrij makkelijk gezegd dat de lokale overheid ervoor moet zorgen. Dat moeten we dan wel weten, niet om die jongens te “pamperen”, maar om controle te hebben. Je moet wat regelen richting werk, huisvesting, dagbesteding. Dat kost handenvol energie. Maar je moet het wel doen. Anders heeft dat voortraject ook niet veel zin. Dit is geen justitiewerk, maar is wel de verantwoordelijkheid van de keten. Van leerplichtambtenaren tot de reclassering. Maar die komt er veelal niet meer aan toe. Bij het terugleiden van gestraften naar de samenleving is echt winst te halen.’
Als officier van justitie krijgt u een actievere rol?
‘Onze kerntaak is het vervolgen en afdoen van strafzaken. Daarnaast zijn we regisseur van de strafrechtketen. We organiseren dat door de regie te voeren binnen die ketenunits. De ketenunits worden strakker neergezet dan Justitie in de Buurt. Dat betekent niet dat het repressiever wordt, zoals de hulpverlening vaak vreest. Je moet de groei naar een criminele carrière bij jongeren zo snel mogelijk ombuigen. Dat krijg je met straffen alleen niet voor elkaar, dat vergt een geïntegreerde aanpak.’
Hoe ziet u de discussie tussen minister Donner en de Tweede Kamer?
‘De Kamer steunt een lokale gerichtheid en samenwerking in de JIB’s. Donner vraagt zich af of de lokale overheid er niet meer aan moet bijdragen. In Amsterdam gebeurt dat al en de organisaties die meedoen krijgen daar deels geen geld voor. Lokaal en geïntegreerd werken is duur en dat kan het Amsterdamse parket niet voor zijn rekening nemen. Het is mij om het even of dat het uit lokale of rijksmiddelen komt. Ik ga nu eerst met vele instanties die ketenunits neerzetten, en ik wil bewijzen dat dit volgend jaar zo’n succes is dat niemand er meer omheen kan.’