Het is inmiddels een vertrouwd beeld. Op Prinsjesdag
telt het kabinet zijn zegeningen, geven ministers elkaar schouderklopjes en
wordt een algeheel gevoel van welbehagen over de goede resultaten van het
afgelopen jaar uitgedragen. Natuurlijk wordt in de troonrede nog even aangestipt
dat het niet met iedereen even goed gaat. De tekorten in de gezondheidszorg
baren het kabinet zorgen, evenals de honderdduizenden mensen die ondanks de
werkgelegenheidsgroei nog altijd aan de kant staan. Vervolgens gaat het kabinet
weer over tot de orde van de dag. Paars II past op de winkel zoals het een goed
kruidenier betaamt. Richtinggevende ideeën over de aanpak van hardnekkige
maatschappelijke problemen lijken in Den Haag een schaars artikel. De politiek
van visie en sturing heeft plaatsgemaakt voor een laissez-faire houding. Alleen
als het uit de hand dreigt te lopen grijpt het kabinet met technocratische
instrumenten in. Verder laat men zoveel mogelijk beleid over aan lagere
overheden, werkveld en private partijen.
‘We hebben te maken met een spijtoverheid,’ meent Jos van der Lans, Eerste
Kamerlid voor GroenLinks. ‘Het kabinet heeft vele zaken middels marktwerking en
decentralisatie in de uitverkoop gedaan. Nu is er geen weg terug meer. Het
eerste Paarse kabinet werd enthousiast onthaald omdat het de gelegenheid bood om
van de door het CDA gedomineerde bestuursstijl af te komen. Dat kabinet gaf nog
blijk van enig elan, met begrippen als sociale cohesie en sociale
infrastructuur. Maar die echo van inspiratie is in het tweede Paarse kabinet aan
het uitsterven. De termen hebben geen nadere invulling gekregen en zijn
verworden tot technocratische beleidsbegrippen.Er is geen visie meer op wat
je de ‘kwaliteit van leven’ kan noemen. Wat betreft het welzijnsbeleid komt het
ministerie niet verder dan dat het ‘stuurt op doelen en faciliteert op
instrumenten’. Dat is managersjargon. Maar in de hoofdpunten van het
regeringsbeleid is niets terug te vinden over welke kant het bijvoorbeeld met de
multiculturele samenleving op zou moeten. Ik pleit er al een jaar voor om
‘culturele openheid’ als visiebegrip te hanteren. Daar kan je veel
visie-elementen instoppen. Het zegt iets over hoe mensen zich tot elkaar
verhouden. Dergelijke begrippen geven nieuwe impulsen. Paars II is echter
inhoudelijk doodgebloed en kan de samenleving geen inhoudelijke sturing meer
bieden.’
Als voorbeeld noemt Van der Lans de decentralisatie van het welzijnsbeleid.
De landelijke overheid heeft gemeenten de opdracht gegeven lokale
structuurplannen op te stellen. Voor 1 november moeten zij aangeven hoe zij de
lokale problemen met samenhangend beleid denken aan te pakken. ‘Door gebrek aan
landelijke sturing krijg je overal hetzelfde. Iedere gemeente werkt met een
standaardplan dat een beetje op de lokale situatie wordt toegespitst. Het is een
spel tussen ambtenaren, professionals en extern ingehuurde deskundigen.
Beheersing zonder inhoud. Ik wil niets afdoen aan de goede bedoelingen achter
bijvoorbeeld het Grotestedenbeleid, maar het is niet meer dan een technocratisch
denkkader. Het maakt niet kwaad, er gaat geen impuls vanuit. Het maakt alleen
maar treurig.’
Sint Juttemis
VOG-voorzitter Han Entzinger kijkt minder somber aan tegen de
kabinetsinspanningen om de kwaliteit van de samenleving te verhogen. Hij vindt
dan ook dat welzijnsorganisties niet moeten wachten op inhoudelijke initiatieven
van de landelijke overheid, maar zelf het heft in handen moeten nemen. En daar
biedt Paars II volgens hem legio mogelijkheden voor.’Ik vind dat het kabinet
op dit moment duidelijk maakt dat het met alle kracht wil werken aan de
kwaliteit van de samenleving. Het investeert terecht fors in de versterking van
de sociale infrastructuur en allerlei terreinen die met maatschappelijk welzijn
te maken hebben. Extra geld voor kinderopvang, voor de jeugdzorg, voor het
grotestedenbeleid en voor de instroom van werklozen. Ondernemers in de
welzijnssector moeten de kansen die hun nu van allerlei kanten geboden worden,
grijpen. Ze moeten gebruik maken van de verschillende geldstromen en brede
beleidskaders van Rijk, provincie en gemeenten. Samenwerkingsverbanden creëren
en gezamenlijk oplossingen bedenken.De sector hoeft niet te wachten tot het
beleid van de verschillende departementen op elkaar is afgestemd en de
coördinatie optimaal is, want dan kun je wachten tot Sint Juttemis.’
Tandengeknars
Entzinger is niet de enige die vindt dat de sector niet moet wachten op
visie en sturing vanuit Den Haag, maar zelf de kansen moet grijpen om tot
vernieuwing en innovatie te komen. Het grand design-denken is achterhaald, vindt
ook Tom Zijlstra, directeur van de Rivas Zorggroep en per 1 november directeur
van het NZi. Een onsje meer visie van de overheid is, vreest hij, teveel
gevraagd.’De regeringen van ons land lopen – zeker de laatste decennia – nu
eenmaal altijd achter de muziek aan. Het is een kenmerk van een postmoderne
staatsmacht om niet op ontwikkelingen vooruit te lopen, om de loop der dingen
eerst maar eens af te wachten. Zolang het geweeklaag en tandengeknars niet de
drempelwaarde van een crisis bereikt, gaat het immers helemaal niet zo slecht.
Pas als het kalf verdronken is, dempt men de put. En wacht tot de opschudding
weer wegebt. Dat geldt ook voor de sector zorg en welzijn. Denk bijvoorbeeld aan
de kwestie Jolanda Venema.’
Zijlstra meent dat niemand zich hoeft te verbazen over de
incidentalistische benadering van de overheid. ‘Een voorbeeld is de aanpak van
de wachtlijsten in de zorg. Het helaas niet ondubbelzinnig volhouden van de
afwijzing van de tweedeling in de zorg en voorrang voor werknemers getuigt van
het geleidelijk meegeven aan maatschappelijke ontwikkelingen. Het regeerakkoord
van Paars II was daar al duidelijk over: in deze kabinetsperiode geen majeure
wijzigingen van het stelsel van verzekering en financiering van de zorg. Hooguit
werden moeizame meerjarenafspraken gemaakt en mogen er, tegen het eind van de
regeringsperiode, want regeren is vooruitschuiven, maximaal twee experimenten
komen met ontschotting tussen ziekenfondswet en AWBZ.
Ook deze medaille heeft twee kanten. De aarzelende opstelling van de
regering biedt ruimte voor allerlei commerciële beunhazerij, maar gaat
anderzijds niet gepaard met een restrictieve houding tegenover belangrijke
vernieuwingen die her en der ontstaan. Dat geeft goede kansen voor
maatschappelijk verantwoord ondernemen, voor tal van initiatieven op het vlak
van specialistenhonorering, zorgvernieuwing, transmuraal werken en
zorgketenvorming. Het kabinet lijkt dat zelfs aan te moedigen en loopt de sector
minder voor de voeten met blauwdrukken en regelingen. De vorming van de RIO’s,
die blokkerend werkt op transmurale ontwikkelingen, is daarbij dan een
ergerlijke uitzondering. Al met al is de kans reëel dat op sommige locaties in
Nederland oplossingen worden bedacht om het hoofd te bieden aan de ontwrichting
van de zorg die in het komende decennium zal ontstaan als gevolg van de
vergrijzing. Oplossingen die dan als voorbeeld kunnen dienen voor een wal om ook
elders het schip te keren.’
Struisvogelpolitiek
Anke van Blerck, Tweede Kamerlid voor de VVD, heeft geen moeite met het
pragmatisme van Paars. ‘Visies zijn niet zaligmakend. Het zou jammer zijn als er
jaren voorbij gaan met het vinden van consensus op basis van al lang bekende
politieke ideologieën op dit terrein. Het oplossen van problemen heeft
prioriteit.’
Van Blerck signaleert dat het huidige systeem kampt met tal van problemen
die volgens haar samenhangen met het sturingsmechanisme van de overheid. ‘Als de
Kamer besluit 5,6 miljard extra in te zetten om de wachtlijsten weg te werken,
gebeurt dat dan ook? Decentralisatie van verantwoordelijkheden in het veld van
de gezondheidszorg zou ervoor hebben gezorgd dat alle betrokkenen ook
aanspreekbaar zijn op de uitvoering van beleid. De minister is dan niet tot in
detail verantwoordelijk, maar maakt het raamwerk en stelt de randvoorwaarden
vast waarbinnen zorg verleend wordt. Nu laten de minister en de Kamer zich te
gemakkelijk aanspreken op onderwerpen waar zij niet verantwoordelijk voor zijn.
Bovendien hebben ze steeds meer de neiging om ontwikkelingen die in de
samenleving al lang gaande af te remmen of zelfs tegen te houden. Recent
voorbeeld: snelle hulp voor werknemers. De Kamer zegt dit niet te willen, maar
in de praktijk gebeurt dit toch. Daar kun je je ogen niet voor sluiten. Je moet
daar op een volwassen manier mee omgaan.’
Van Blerck wil een visie op de zorg ‘waar we de komende decennia mee
vooruit kunnen’ en maakt de vergelijking met de ontwikkelingen in sociale
zekerheid. ‘Daar zijn ideeën als de vangnetconstructie, privatisering en
ministelsel inmiddels gerealiseerd, in de volksgezondheid nog niet. Laten we in
de zorg geen struisvogelpolitiek bedrijven. Enerzijds is er beleid gericht op
kostenbeheersing, anderzijds zijn er oplopende kosten ten gevolge van de
vergrijzing en de hogere eisen van cliënten. We zien nu al dat ouderen die via
de AWBZ niet voldoende hulp krijgen uitwijken naar particuliere verzekeringen
waar men te kiezen heeft.’
Tegenvoeters
Het ontbreekt de politiek niet zozeer aan visie, maar het
kabinetsbeleid is gebaseerd op een opeenhoping van compromissen. Dat krijg je nu
eenmaal wanneer sociaal-democraten gaan samenwerken met hun tegenvoeters. Dat
vindt Bert Middel, Tweede Kamerlid voor de PvdA. ‘Maar zelfs als visie en
sturing zouden worden uitgestrooid over lagere overheden, instellingen en
organisaties, leidt dit nu eens tot weinig en dan weer tot niets. Op doorwrochte
beschouwingen en ideologisch getinte vergezichten zitten slechts weinigen te
wachten, zeker als de fel begeerde bijgewenste financiën ontbreken.
Decentralisatie van beleid blijkt haar prijs te hebben, wat niet wil zeggen dat
zij moet worden teruggedraaid. Daarentegen is het hoog tijd strategische
allianties tussen verschillende bestuursniveaus, maatschappelijk initiatief en
marktpartijen te bewerkstelligen. Zo kan een integraal beleid worden ontwikkeld,
los van de schotten tussen de departementale geldstromen en het
gemeentefonds.’
De sector zit volgens Middel dan wel niet te wachten op ideologische
verhalen, dat betekent echter evenmin dat marktwerking en privatisering de
oplossing zijn voor alle problemen. ‘Experimenten in de wereld van zorg en
welzijn lijken de laatste jaren meer een doel op zich dan dat zij bijdragen tot
efficiency en kwaliteitsverbetering. Marktwerking, privatisering en
voorrangszorg leiden vooral tot het tegendeel van wat beoogd wordt. Het besef
dat zorg en welzijn op mensen, met name gewone mensen, betrekking behoort te
hebben, verdient een sterker en breder politiek draagvlak.’
Paars II doet niet aan grote verhalen. Die diagnose is juist, vindt Peter
van Lieshout, directeur van het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn. Hij
vraagt zich echter af of dat alleen het kabinet te verwijten valt. ‘Uit de vraag
“Een onsje meer visie, mag dat?” spreekt een duidelijke teleurstelling. Dat kan
duiden op twee zaken: of er is onvoldoende gepresteerd, of de verwachtingen
waren (te) hoog. Dat laatste lijkt me in ieder geval waar. In de afgelopen
decennia is ons verwachtingspatroon ten opzichte van de overheid steeds verder
gegroeid. Niet in de zin dat we hogere geluksaspiraties zijn gaan koesteren –
eerder is het omgekeerde het geval – maar wel dat onze tolerantie voor fouten
steeds minder is geworden. De steeds innigere vervlechting van media en politiek
maken dat problemen sterk geprofileerd worden. Om het cynisch uit te drukken: we
zijn niet ver meer verwijderd van het moment dat de kamer van reces wordt
teruggeroepen om mevrouw Borst ernstig te ondervragen over het feit dat een
verstandelijk gehandicapte in Emmen-Zuid in vijf graden te warm badwater is
gedompeld.’
Die toegenomen verwachtingen gelden ook het beleid op het gebied van zorg
en welzijn. Van Lieshout noemt het opvallend dat het publieke discours over de
zorg er een is van wachttijden en verschraling, terwijl uit de cijfers blijkt
dat er de afgelopen decennia steeds meer uren thuiszorg per inwoner en meer
verpleegkundigen per opgenomen patiënt zijn. ‘Die discrepantie kun je niet
verklaren uit het feit dat mensen niet zouden begrijpen wat er echt aan de hand
is. De achtergrond is dat onze ideeNn over wat goede zorg is, zijn veranderd. De
kwaliteit van de zorg is wel gestegen, maar ons – legitieme –
verwachtingspatroon nog sterker.’
Herideologisering
Paars II, de regeringsploeg zonder grootse en meeslepend programma,
representeert het tijdsgewricht. ‘Waar Paars II geen grote verhalen heeft, heeft
het CDA al evenzeer moeite om die (weer) te ontwikkelen. Veel van de
aantrekkingskracht van GroenLinks en de SP zit ook in het feit dat ze er en
tenminste ten dele in slagen om tegemoet te komen aan de behoefte aan grote
verhalen. Paars-II is een representant van de jaren negentig: een bij uitstek
pragmatische periode waarin fatsoen en neo-liberalisme aan elkaar werden
geknoopt. Wanneer dat tijdperk ten einde is, weet ik niet, maar het zou mij
verbazen als het komende decennium niet weer een herideologisering te zien gaf,
of beter gezegd, als er niet weer pogingen gedaan zouden worden om grote
perspectieven te schetsen. Een visie op vervoers-infrastructuur bijvoorbeeld die
niet bol staat van de compromissen, een aansprekend idee over de betekenis van
leren en onderwijs als infrastructuur in de samenleving, een idee over wat een
wijk nu eigenlijk is en welke functies op dat niveau ondergebracht moeten
worden, een aansprekend perspectief op hoe de laatste levensjaren prettig
doorgebracht kunnen worden.’
Als van Lieshout zelf een prioriteitenlijstje moest samenstellen, dan
zouden daar in ieder geval twee groepen op voorkomen die er naar zijn mening nu
bekaaid vanaf komen: WAO’ers en ouderen. ‘We zijn enthousiast over de daling van
de werkloosheid en we blijven ook zwaar inzetten op constructies als de CWI’s om
nog betere arbeidsbemiddeling tot stand te brengen. Maar nu de werkloosheid
onder de 200.000 komt en er in steeds meer sectoren sprake is van krapte op de
arbeidsmarkt, zou de beleidsenergie zich moeten verplaatsen naar de veel
omvangrijker groep van bijna 1 miljoen WAO’ers. Er gebeurt weliswaar het een en
ander – denk aan PEMBA en REA – maar dat blijven instrumenten die vooral gericht
zijn op het verminderen van instroom. De categorie zittende WAO’ers zal maar
mondjesmaat van die instrumenten profiteren. En een miljoen mensen is simpelweg
een te grote groep om geen ideeën over te hebben.’
Een tweede speerpunt voor Van Lieshout zijn de arrangementen die we in het
leven zouden kunnen roepen om de oude dag voor iedereen tot een relatief
aangename periode te maken. ‘De ideeën daarover zijn de afgelopen jaren sterk
gewijzigd – het verzorgingshuis voldoet voor steeds minder mensen – maar de
vraag hoe een adequate ondersteuningsstructuur opgezet kan worden, krijgt nog
steeds niet die zwaarte die het toekomt. Verdringing, gebrek aan sense of
urgency, ontkenning van de snelle opkomst van een grote groep assertieve en
bemiddelde ouderen, gebrek aan ideeën? Wie zal het zeggen; het blijft echter een
majeure opgave voor de politiek om ook op dit vlak een aansprekend perspectief
neer te zetten.’/Eric de Kluis