Iedere instelling in de zorg en welzijnssector is gewend om haar prestaties te verantwoorden aan een ‘geldschieter’. We voldoen daarmee aan de subsidieverplichtingen. Bij MEE-Oost Gelderland is dat niet anders, maar omdat we daar het kwaliteitsdenken benaderen van ‘leren en verbeteren’ zijn we bereid om iets verder te gaan dan verantwoording af te leggen. We kijken of we de doelen van onze dienstverlening echt gehaald hebben. Maakt datgene dat wíj doen, daadwerkelijk iets uit voor onze cliënt?
MEE-Oost Gelderland heeft bijvoorbeeld een cursus ‘omgaan met geld’ waarin we stellen dat cliënten bij ons kunnen leren hoe zij met geld om kunnen gaan. Klopt dat ook, gaan cliënten dat ook echt bij ons leren door middel van zo’n cursus? Ook hebben we een cursus ‘durf je wel’ om sociale vaardigheden te verbeteren. Is dat zo? En wordt het huis ook schoner bij het volgen van een cursus ‘huishouden’? We zijn gestart met het meetbaar maken van enkele cursussen. Deze beschikten over goede cursusprogramma’s met goed omschreven doelen.
Zachte doelen
Meteen werden we geconfronteerd met een volgende uitdaging; onze doelen zijn goed beschreven, maar het zijn wel ‘zachte doelen’. Een zacht doel is voor MEE-Oost Gelderland een doel dat niet alleen door te tellen gemeten kan worden; je moet tellen en vertellen. Hoe meet je een zacht doel zoals: het verbeteren van de sociale vaardigheden of het verhogen van de weerbaarheid. We vonden een oplossing door zachte doelen te vertalen in één of meerdere indicatoren. Een indicator is voor ons een meetgegeven dat helpt tellen of vertellen of we ons doel gehaald hebben. Het geheel van indicatoren is een meetsysteem.
Een voorbeeld is onze cursus ‘Weerbaarheid voor vrouwen en meisjes met een licht verstandelijke beperking’. Een van de doelen van deze cursus is het aanleren van mentale vaardigheden die de weerbaarheid versterken. We hebben daar de volgende indicatoren bij bedacht:
1.Groei in weerbaarheid
2.Groei in Assertiviteit
3.De mening van de cursusleider over de assertiviteit en weerbaarheid van de cursist
De indicatoren 1 en 2 hebben we uitgewerkt in vragen op een vragenlijst en die nemen we voorafgaand aan de cursus en achteraf af. Het gaat hier dan om een mening die de cursisten over zichzelf hebben. Bij 3 gaat het om een mening van de cursusleider vooraf en achteraf over de cursist. De mening is gebaseerd op informatie over de cursist en een beeld dat de cursusleider heeft door het intakegesprek, het maken van de huiswerkopdrachten en gedrag tijdens alle cursusbijeenkomsten. Dit doel heeft dus 3 indicatoren en we meten die met een vragenlijst, huiswerkopdrachten en een mening. Allemaal zacht als boter, maar samen zegt het iets over het feit of wij wel of niet onze doelen voor de cursus weerbaarheid realiseren.
Essentieel aan het hele meten is, dat we bij het vaststellen van de doelen ook meteen bedenken: ‘hoe gaan we dat meten?’ Dat betekent dat het meten en evalueren al begint op het moment van doelen stellen. We meten activiteiten (cursussen en voorlichtingen) en projecten en we maken geen activiteiten- of projectplannen meer zonder dat we ons afvragen hoe we de doelen gaan meten. Het gaat over kleine aantallen, geen grote onderzoeken, maar het geeft ons de informatie die we nodig hebben om het beter te doen. We meten practised based (en niet evidence based).
Eyeopener
De metingen zijn ook bijzonder bevredigend voor de professionals die de activiteiten uitvoeren. Natuurlijk is men eerst sceptisch omdat meten ook tijd en inspanning kost en het is niet de tweede natuur van een welzijns- of maatschappelijk werker. Zonder uitzondering zegt men achteraf dat het ‘toch wel leuk is om de resultaten te zien’. Het meten stimuleert ook de nieuwsgierigheid naar een eigen professionele prestatie. Die beoordeeld zien is in de sector zorg en welzijn voor menig ‘zachte doelen werker’ een eyeopener.
Het meten is geen doel op zich, maar we weten beter waar we staan en we hebben informatie waar we kunnen verbeteren. We maken kleine rapporten en met bijvoorbeeld staafdiagrammen van kleine aantallen brengen we in kaart wat onze cliënten vonden van de interventies. Het zijn dezelfde staafdiagrammen die je ook tegenkomt in een onderzoeksrapport van adviesbureaus. Déze maken we echter zelf, op onze manier, practised based.
We kunnen meten wanneer we willen, we kunnen het zelf én het is eenvoudig, en niet alleen als er geld is voor een onderzoek door een wetenschappelijk instituut. Een externe opdrachtgever wil misschien iets anders gemeten zien dan wij nu doen. Ook daaraan kunnen we voldoen, want onze meetsets zijn gewoon zelf aan te passen. We kunnen dus met opdrachtgevers in overleg over de vraag ‘hoe kunnen we aantonen dat onze aanpak succesvol is’. Allemaal voordelen, iedereen wint met goede, kleine doelen en met practised based meten, al was het maar om onze honger van professionele nieuwsgierigheid te stillen.
Inge van den Tillaard, adviseur kwaliteit- en kennismanagement MEE-Oost Gelderland
Vorige schrijver gebruikt zijn reactie wel voor eigen parochie. Gratis alleen voor het eerste standaard stukje. Niet echt netjes!
Wel sluit ik mij bij zijn eerste zin aan. Dit is zeker een interessant artikel. Al lezende vroeg ik mij echter af of dit ook buiten Zorg en Welzijn te gebruiken is. Hierbij denk ik dan aan geheel andere omgevingen zoals gemeentelijke projecten, onderwijs, consultancy en groepstrajecten.
Ik ben er zeker van dat dit het geval kan zijn. De professionals in die omgevingen willen natuurlijk ook weten of ze de gestelde doelen bereiken. Wel moet je het ook hierbij klein houden om het beste eruit te halen.
Interessant en goed initiatief. Overigens kunnen gemeenten ook gratis meedoen aan een benchmark naar hun welzijnsfunctie via http://www.benchmarkwelzijn.nl om op die manier een beeld te krijgen van hoe zij zelf in staat zijn om te sturen op welzijn en hoe ze dit kunnen verbeteren.