Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Erkenningsinstrument EVC wordt in zorg en welzijn steeds vaker ingezet: Het benutten van kwalificaties

Met behulp van Erkenning van Verworven Competenties (EVC) kan (aankomend) personeel sneller dan gebruikelijk diploma’s halen. Opgedane kennis en ervaring worden formeel erkend en leiden tot een verkorte opleiding. Voordelen te over, maar in de praktijk valt er nog genoeg te verbeteren. ‘De mensen die de competenties beoordelen, vormen de zwakste schakel.’

Mensen leren niet alleen tijdens opleidingen. Ze doen ook kennis en ervaring op in hun betaalde werk, in vrijwilligerswerk, door vrijetijdsbesteding. Kennis die dikwijls goed bruikbaar is op de arbeidsmarkt. Maar omdat de werknemer daar geen diploma van kan overleggen, blijven die competenties vaak onbenut. De werkgever ziet een half leeg glas. Erkenning van Verworven Competenties (EVC) moet ertoe leiden dat ze inzien dat een glas ook als half vol kan zijn. Door de verborgen talenten van mensen zichtbaar te maken en te erkennen, is veel winst te behalen. Om personeel te behouden, verder te ontwikkelen of nieuwe instroom van werknemers te bevorderen. EVC kan inhouden dat mensen vrijstelling krijgen voor opleidingen of delen daarvan. Daarnaast kunnen met het EVC-instrument bijvoorbeeld vrijwilligers, herintreders en mensen van buitenlandse komaf op basis van hun werkervaring of eerder gevolgde opleidingen certificaten en vrijstellingen behalen voor bepaalde onderdelen van een opleiding. Om vervolgens met een verkorte opleiding in minder tijd een volledige kwalificatie te behalen.

In de sectoren zorg en welzijn wordt steeds meer van dit erkenninginstrument gebruik gemaakt. OVDB, het landelijk orgaan beroepsonderwijs, is momenteel bezig met een campagne om het erkennen van verworven competenties breed onder de aandacht van de sector te brengen.

Ook de Nederlandse overheid ziet veel in Erkenning van Verworven Competenties. De ministeries van Economische Zaken, van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hebben samen met de sociale partners het initiatief genomen tot oprichting van een Kenniscentrum EVC, dat in 2001 is gestart en een looptijd heeft van vier jaar. In die periode stimuleert het kenniscentrum projecten, doet onderzoek en bevordert samenwerking om ervoor te zorgen dat EVC een instrument wordt dat overal in de arbeidsmarkt wordt ingezet. In diverse cao’s is het recht op EVC inmiddels vastgelegd. En het ministerie van Economische Zaken onderzoekt hoe dit recht vorm kan krijgen.

In landen als Noorwegen en Frankrijk hebben mensen al het recht om periodiek hun competenties in kaart laten brengen om te zien of ze in aanmerking komen voor extra diploma’s of deelcertificaten. In Nederland gaan er zelfs stemmen op om iedere studie standaard te laten beginnen met een EVC-meting. Voor werkgevers is EVC een bruikbaar instrument om werknemers (hoger) te kwalificeren. Maar zitten zij er wel op te wachten om mensen, die nu taken verrichten waarvoor zij niet gediplomeerd zijn, van diploma’s te voorzien en de bijbehorende salarisverhogingen te geven? Annelies Bannink, onderwijskundig medewerker bij de OVDB, zegt nog niet te hebben gehoord van werkgevers dat zij hierdoor niet aan EVC willen beginnen. ‘Dat effect zou natuurlijk op kunnen treden. Maar de laatste jaren was door het personeelstekort in de sector het werven en behouden van mensen juist erg belangrijk. Daarnaast vinden instellingen het belangrijk om goed gekwalificeerd personeel te hebben. Dat is meteen een kwaliteitskenmerk. Zo heeft een thuiszorginstelling in Brabant driehonderd mensen tegelijk via een EVC-traject tot helpende gekwalificeerd.’

Eenduidigheid

Een EVC-procedure kan worden gestart op initiatief van een werkgever. Maar ook een werknemer kan vinden dat hij bekwaamheden heeft die voor certificering in aanmerking komen. Met een quickscan wordt gekeken of er reden is om aan te nemen dat een EVC-traject succes zal opleveren. Vervolgens stelt de kandidaat met een begeleider een portfolio samen. Dit bestaat uit een formulier waarop de ervaringen, die mogelijk tot vrijstellingen of (deel)certificaten kunnen leiden, worden vermeld. Tevens zitten hier mogelijke bewijsstukken in, zoals getuigschriften van werkgevers en vrijwilligersinstellingen. Dat dossier gaat naar een ‘assessor’ van een Regionaal Opleidingscentrum (ROC), die beoordeelt wat de ervaringen in opleidingstermen waard zijn.

De school bekijkt uiteindelijk welke onderdelen van een opleiding de kandidaat nog moet doorlopen om een diploma te halen. ‘Soms gebruikt een opleidingsinstelling een proeve van bekwaamheid,’ zegt Bannink. ‘Maar de meeste scholen hebben dat weer afgeschaft, omdat dat te arbeidsintensief was. Dat is jammer, want beoordelen in de praktijk is de meest betrouwbare manier om de competenties vast te stellen.’

Nadat de competenties van een werknemer in kaart zijn gebracht, is het de bedoeling dat de onderwijsinstelling een op het individu toegesneden onderwijstraject aanbiedt. Dat loopt echter lang niet altijd vlekkeloos. Volgens Bannink is het met name voor kleinere scholen nauwelijks te doen om voor iedere persoon volledig maatwerk te leveren. ‘De scholen maken het opleidingstraject dan afhankelijk van hun eigen mogelijkheden. Ze bieden alleen maar bepaalde vrijstellingen aan, en plaatsen vervolgens de kandidaten toch weer gezamenlijk in een klasje waar ze allemaal hetzelfde, weliswaar verkorte, onderwijsprogramma aangeboden krijgen. Dat is voorstelbaar, maar in het kader van EVC wel teleurstellend.’

Voor de onderwijsinstelling zijn de EVC-kandidaten een interessante doelgroep. Ook al volgen ze maar een deeltraject, ze tellen wel mee in de aantallen studenten op grond waarvan de school haar rijksbijdrage ontvangt. Er zijn dan ook ROC’s die geen geld vragen voor beoordelingen. Anderen doen dat echter wel. Bannink: ‘Dat bedrag kan variëren van 100 tot 1400 euro. Sommige opleidingen vinden het niet terecht dat zij gratis een EVC-beoordeling uitvoeren, terwijl de kandidaat misschien ergens anders de opleiding gaat volgen. Wij streven ernaar dat er een eenduidige procedure komt. Anders kunnen instellingen gaan shoppen om voor zo min mogelijk geld zoveel mogelijk vrijstellingen te krijgen. Dat kan weer ten koste gaan van de kwaliteit van EVC.’

Zwakste schakel

Het belangrijkste doel van EVC is het verzilveren van bekwaamheid en het verkorten van de opleidingstijd. Volgens Marja van den Dungen van het Kenniscentrum EVC kan het erkennen van verworven competenties leiden tot een reductie van de opleidingstijd van vijftig procent. Wel valt er volgens Van den Dungen nog het een en ander te verbeteren aan de huidige EVC-praktijk. ‘Nu wordt hoofdzakelijk gekeken naar wat mensen aan kennis en ervaring in huis hebben. In de toekomst moeten we ook meer kijken in hoeverre mensen dit alles in de praktijk goed toepassen. Kun je met klanten en collega’s omgaan? Ben je een teamspeler? Deze persoonlijke kwaliteiten moeten ook worden meegenomen in het beoordelen van competenties.’ Net als Bannink vindt Van den Dungen dat er meer eenduidigheid in de beoordeling moet komen. ‘De praktijkbegeleiders en docenten die de competenties beoordelen, vormen de zwakste schakel binnen EVC. Je kunt wel standaarden op papier zetten en instrumenten vaststellen, maar de beoordeling blijft uiteindelijk mensenwerk. De eerdere werkervaring moet vertaald worden naar kwaliteitseisen. Dan is het zaak dat het belang van het individu daarbij niet voorop wordt gesteld, maar de eisen aan een diploma. EVC is meer dan een goed gesprek over praktijkervaring. Het is gewoon een vorm van examinering. Het verloopt alleen anders.’

Volgens Van den Dungen zou er in Nederland een formeel eisenpakket of een accreditatie moeten komen voor assessoren, zoals dat bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk het geval is. Ook mogen wat haar betreft strengere eisen worden gesteld aan EVC-trajecten dan aan de reguliere certificering en examinering. ‘Bij de examinering van een opleiding aan een ROC moet tachtig procent van de eindtermen in de examenopdrachten zitten. Als je een 5,6 hebt, is dat al voldoende om te slagen. Maar bij het examen van een reguliere opleiding gaat het om een steekproef van de kennis die tijdens de opleiding is opgedaan. Bij EVC is het geen steekproef. Iemand moet alles wat hij moet kunnen overtuigend bewijzen. Dan mag je de lat best wat hoger leggen.’/Eric de Kluis

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.