Maarten Dammers was een jongetje met een druk brein en een laag zelfbeeld. ‘Ik had vaak het gevoel dat ik niet goed genoeg was. Toen ik op ongeveer dertienjarige leeftijd mijn eerste biertje dronk, voelde dat als thuiskomen. Het leven werd een stuk overzichtelijker. Drank maakte dat ik me beter kon verbinden met anderen.’
Rock ’n roll
Dat eerste biertje was de start van een ruim veertigjarige verslaving. ‘Vanaf ongeveer mijn zeventiende leidde ik in mijn eigen beleving een rock-‘n-rollleven’, schetst Dammers. ‘Ik volgde weliswaar een opleiding tot verpleegkundige en werkte daarna ook gewoon, maar ik wilde absoluut niet “saai en burgerlijk” zijn. Ik was een notoir caféganger en ging regelmatig naar theater, bioscoop, feesten, nachtclubs. Dan rolde ik pas tegen de ochtend mijn bed in om vervolgens onder invloed op mijn werk te verschijnen. Inmiddels was ik ook andere middelen gaan gebruiken, zoals cocaïne, XTC, hasj, speed, LSD. Mijn dure leven financierde ik onder meer door drugs naar het buitenland te smokkelen. Bang om gepakt te worden, was ik niet. Ik had het gevoel dat ik leefde on top of the world. Dansen op de vulkaan.’
Dopamineshot
Hoogmoed komt voor de val, zegt Dammers nu. ‘Rond mijn drieëndertigste kreeg ik last van hevige angsten en gevoelens van somberheid, leegte, uitzichtloosheid. Drank en drugs hielpen daar niet meer tegen. Logisch, want als je regelmatig middelen gebruikt, hebben ze steeds minder effect op het beloningssysteem in je hersenen. Bij je allereerste slok of snuif krijg je meteen een dopamineshot en voel je je lekkerder. Later heb je steeds hogere doses nodig voor hetzelfde effect. Totdat de middelen nauwelijks meer werken.’
Hulp
Dammers stopte met hard drugs en besloot hulp te zoeken voor zijn drankverslaving. ‘Mijn eerste vrouw was zwanger; ik wilde een goede vader worden.’
Dammers vertelt dat de verslavingsarts hem dagelijks twee tabletjes valium voorschreef tegen de onrust. ‘Een tijdje voelde ik me daar prima bij. De hulpverleners waren blij om te zien dat ik beter functioneerde en vonden dat ik de tranquilizers maar moest afbouwen. Vervolgens kwamen direct de angst en paniek terug. Waarop ik zelf ging “dokteren”. Ik spaarde pillen op en begon weer te drinken. Al snel was ik terug bij af.’
‘Het lag nooit aan mezelf’
In de daarop volgende vijftien jaar volgden diverse andere hulpverleningstrajecten. De gemene deler was, zegt Dammers terugblikkend, dat de professionals hoofdzakelijk aan de slag gingen met ‘achterliggende problemen’. ‘Ik vond dat prima, want ik hoopte dat ik toch gewoon kon blijven drinken als zo’n probleem eenmaal was opgelost. Bovendien geloofde ik echt dat de oorzaak van mijn gedrag elders lag: in mijn jeugd, bij mijn werkgever, partner. Het lag nooit aan mezelf dat mijn leven een grote zooi was.’
Maarten Dammers was werkzaam in de zorg, als barkeeper, winkelinrichter, manager bij een uitzendbureau en communicatietrainer. Sinds hij stopte met middelengebruik is het zijn missie om dierbaren van verslaafden ‘uit de gijzeling van de verslaving’ te helpen. Tegenwoordig werkt hij als familiecoach en ervaringsdeskundig interventionist, onder andere bij SolutionS Verslavingszorg. Ook schreef hij Ik ben Maarten en ik ben verslaafd en maakte hij onder andere de docu Papa Is Verslaafd. Dammers is getrouwd, heeft vijf kinderen en twee hondjes. Hij spreekt tijdens het Jaarcongres Verslaving in het sociaal domein op 12 februari 2025.
Van God los
Aanvankelijk gingen familie en vrienden mee in dat verhaal, zegt hij. ‘Ze maakten zich zorgen en wilden me helpen. Daarom vingen ze veel voor me op. Zo meldde mijn vrouw zich ziek op haar werk als ze het niet verantwoord vond de kinderen bij mij achter te laten, omdat ik onder invloed was.’
De zorgen van zijn naasten weerhielden Dammers er niet van te blijven gebruiken. ‘Ik maakte steeds meer brokken. Zo reed ik eens onder invloed tegen een hek, waarbij ik mijn wervels op drie plaatsen brak. Ik keek de dood meermaals in de ogen.’
Op een gegeven moment was voor familie en vrienden van Dammers de maat toch vol. ‘Ze namen allemaal afstand van mij. Ik was van God los en door iedereen verlaten. Op een kamertje zat ik in mijn eentje te drinken. Hoewel ik niet suïcidaal was, had ik het toen niet erg gevonden als mijn leven voorbij was.’
Ommekeer
Zo liep het niet. Op een dag in 2012 meldde zich een onbekende man, gestuurd door een van zijn dochters. ‘Hij zei me dat mijn dochter me nog niet kon missen en vroeg of ik niet nog een keer een behandeling wilde proberen. Hoewel ik er weinig vertrouwen in had, ben ik toch vertrokken naar een kliniek in Zuid-Afrika.’
Dat was het begin van de ommekeer. ‘Ik hoorde daar voor het eerst dat verslaving een chronisch progressieve breinziekte is, waar je in je leven niet meer vanaf komt. De rem in je hersenen werkt niet meer: als je éé’n biertje drinkt, kun je niet meer stoppen en ga je door.’
Minnesota Programma
Dammers volgde het Minnesota Programma, een groepsprogramma dat in twaalf stappen werkt aan herstel. ‘Ik heb leren inzien dat ik zélf het probleem ben. Om mezelf te “ontkoppelen” van het onzekere kind dat ik was, begon ik te drinken. Maar daardoor voelde ik niet wat er werkelijk in mij speelde, wie ik ben en wat ik wil. Vanaf het moment dat ik clean was én bleef, ben ik dat stap voor stap gaan ontdekken.’
Het lijden van de familie
Pas toen besefte Dammers ten volle hoeveel de familie van verslaafden eigenlijk te lijden heeft. ‘Verslaving is een familieziekte: naasten zijn voortdurend met hun verslaafde partner, ouder of kind bezig en raken hierdoor soms zelf getraumatiseerd. Maar terwijl er voor verslaafden veel hulp is, krijgen families nauwelijks ondersteuning. Het is mijn missie geworden om families bij te staan. En ze te helpen terugkeren naar hun eigen leven.’
Afstand houden
Dat betekent onder andere dat familieleden afstand moeten leren houden van de verslaafde, stelt Dammers. ‘Zolang ze dat niet doen, faciliteren ze de verslaving. Een moeder die haar zoon geld geeft om een schuld bij zijn dealer af te betalen, denkt dat zij hem helpt. Maar eigenlijk houdt ze de verslaving mede in stand. Zoals mijn omgeving dit lange tijd bij mij deed. Pas toen niemand mij meer “optilde”, voelde ik de wanhoop die nodig was om tot verandering te komen.’
Instrumenteel
Betekent dit dat sociaal werkers verslaafden dan maar aan hun lot moeten overlaten? ‘Dat nou ook weer niet’, zegt Dammers. Hij vindt het belangrijk om onderscheid te maken tussen cure en care. ‘Bij cure ga je ervan uit dat een cliënt nog een behandeling kan doorlopen, met als doel totale abstinentie. In de care doen professionals vooral aan damage control. Ze kunnen bijvoorbeeld helpen met het enigszins binnen de perken houden van de gevolgen van het middelengebruik. Maar verslaafden laten stoppen, is vaak geen optie meer.’
Hij vervolgt: ‘Verslaafden vinden professionele aandacht fijn. Maar ze hebben ook een instrumentele kijk op hulpverleners: ze gebruiken hen om bijvoorbeeld extra geld of medicatie te regelen. Onze tweede natuur is liegen, bedriegen en manipuleren.’
Dammers vertelt dat hij tijdens zijn eigen behandelingen vaak wanhoop in de ogen van professionals zag, na weer een drama. ‘Een blik van: “Hoe kan ik deze gast in godsnaam nog helpen?” Maar wij verslaafden, wij laten ons niet redden!`
‘Geen mantelzorg geven’
Sociaal professionals moeten vooral goed voor zichzelf zorgen, adviseert Dammers. En familieleden aanmoedigen dat ook te doen. ‘Naasten kunnen beter geen mantelzorgtaken op zich nemen. Dat is niet goed voor henzelf, maar ook niet voor verslaafden. Want zolang iemand anders hun rotzooi opruimt, doen zij dat niet zelf.’