Het betekent niet alleen omstandigheden die de meesten van ons zich nauwelijks kunnen voorstellen, zoals met honger naar bed gaan, geen verwarming hebben als het koud is, altijd tweedehands kleren moeten dragen. Uit onze interviews komt naar voren dat veel kinderen daar nog wel mee om kunnen gaan, een eigen creativiteit hierin ontwikkelen: ‘Water drinken helpt ook tegen de honger’, zegt Michel.
Het meest schrijnende effect van armoede in een gezin is dat kinderen niet kunnen meedoen. Geen lid kunnen zijn van een sportvereniging, niet naar een feestje of naar de film gaan en geen spannende vakantieverhalen kunnen vertellen. Armoede is in hoge mate belemmerend voor sociale deelname van kinderen. En juist die maatschappelijke uitsluiting is schadelijk voor de ontwikkeling van kinderen en biedt hun minder kansen op een goede toekomst.
Half mei 2009 publiceerde het Sociaal Cultureel Planbureau het rapport ‘Kunnen alle kinderen meedoen?’. Uit dit rapport blijkt onder andere dat ongeveer een half miljoen van de 2,5 miljoen Nederlandse kinderen tussen de 5 en 18 jaar geen lid zijn van een sportclub of niet mee doen aan culturele activiteiten. In 2007, toen wij het onderwerp verkenden voor onze publicatie was de situatie ongeveer gelijk.
Ben ik hier verbaasd over? Eigenlijk niet, maar opgewekt word ik er niet van. Voor de jaren 2008 en 2009 heeft de Rijksoverheid 80 miljoen euro aan gemeenten beschikbaar gesteld. Het is niet geoormerkt geld. Begrijpelijk, maar jammer. Sommige gemeenten doen fantastisch werk door heel simpel vooral psychologische drempels weg te nemen. Anderen ontkennen het bestaan van armoede in hun gemeenten en doen vrijwel niets.
In enkele voorbeeldprojecten hebben we in Drenthe aangetoond dat het niet louter gaat om geld beschikbaar stellen, maar om het onderkennen en signaleren van de situatie door mensen die dagelijks met kinderen werken. Deze professionals moet je vervolgens de mogelijkheid bieden het meedoen van kinderen zonder ruis en bureaucratie te regelen.
Een welvarende overheid heeft recht op vertrouwen in haar partners in de samenleving. De meester op school, de trainer op het veld, de vrijwilliger op de jeugdsoos, de schuldhulpverlener van het maatschappelijk werk; zij zien dagelijks wat er nodig is en hoe je dit slim en beschaafd kunt regelen. Met 80 miljoen kun je een hoop doen, je moet het probleem wel willen zien!
Pieter de Maar is adjunct directeur van STAMM CMO Drenthe. Hij geeft leiding aan adviseurs die zich op vele niveaus bezig houden met jeugd, onderwijs, arbeidsmarkt en diversiteit. In zijn carrière loopt inhoudelijk een rode draad van innovaties in jeugdbeleid en jeugdzorg. Vanaf 2006 is hij betrokken op het thema ‘Kinderen en armoede’. In 2008 resulteerde dit ondermeer in de publicatie van het jeugdboek ‘Erwtensoep in augustus’.
Mn de zin ‘dat professionals de mogelijkheid moeten krijgen om het meedoen van kinderen zonder ruis en bureaucratie te regelen’, vind ik als schoolmaatschappelijk werker in het BAO erg belangrijk! Wij zien in nauwe samenwerking met leerkrachten, IB-ers en directies veel armoede, je kunt met sportfonds e.d. een deel wegnemen, maar we zouden een directe lijn moeten zijn naar fondsen (gemeente?) om naast alle andere nodige hulpverlening het leven voor kinderen direct te kunnen verbeteren.