Menig bestuurder breekt zich al jaren het hoofd over de
vraag hoe hij zijn beleid in de wijk nou vraaggestuurd moet maken. Naar
aanleiding van onderzoek concludeerde het Verwey-Jonker Instituut dat er vrijwel
nog geen ervaring werd opgedaan met beleidsbeïnvloeding via omvangrijke
wijkbudgetten, waarin de bewoners ook werkelijk iets in de melk te brokkelen
hebben. En waar gemeenten pogingen deden om burgers bij het beleid rond de
wijkontwikkelingen te betrekken, bleven ze vaak steken in de circuits van
ambtenaren en professionals. Bij de aanzetten om bewoners via aparte
wijkbudgetten bij de leefbaarheid in hun wijk te betrekken, zou het tevens vaak
gaan om bescheiden budgetten en blijft betrokkenheid van bewoners erg beperkt.
Het is dus uniek dat nu op vijf verschillende plaatsen de gemeentebesturen,
politie, het welzijnswerk en de woningcorporaties er in toestemmen dat er, op
experimentele basis weliswaar, gemorreld gaat worden aan hun
beslissingsbevoegdheden.
Houvast geven
De komende twee jaar fungeren de wijken Doornakkers (Eindhoven), Krakeel
(Hoogeveen), Babberspolder-Oost en Holy Zuid-Oost (Vlaardingen), en het dorp
Slootdorp (Wieringermeer) als proeftuin waar wordt geëxperimenteerd met een door
bewoners gestuurd wijkbudget. Door gebruik van het budget kunnen maatregelen
worden genomen om de leefbaarheid in de wijk te vergroten. De pilots hebben
ieder zo hun eigen kenmerken. Slootdorp kent typische plattelandsproblemen. Men
wil de bewoners daar betrekken bij het ontwikkelen van nieuwe perspectieven voor
het dorp.
In Hoogeveen en ook de twee wijken in Vlaardingen is met de sloop van flats
begonnen aan een ingrijpende ‘herontwikkeling’ van de wijk. De introductie van
bewonersregie over zogeheten leefbaarheidsbudgetten is in deze wijken een
kapstok om de bewoners meer bij dat veranderingsproces te betrekken. In
Eindhoven gaat het om een zogeheten Impulsgebied, een wijk waar al extra
aandacht is voor de problemen en waar de bewoners op bescheiden schaal ervaring
hebben met eigen wijkbudgetten. De gemeente wil het instrument daar verbreden
zodat ze meer vraaggestuurd kan werken. Op hun beurt hopen de
bewonersorganisaties een nog grotere vinger in de pap te krijgen.
De verwachtingen van het wijkgebonden leefbaarheidsbudget (wglb), zoals
het in jargon genoemd wordt, zijn hoog gespannen. ‘De lat is inderdaad hoog
gelegd,’ beaamt Christel Krebber, programmabegeleider van dit experiment bij de
Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV). Samen met het Verwey-Jonker
Instituut en het ministerie van VWS is haar organisatie op zoek naar werkbare
modellen om het wlgb te realiseren.
Willem Oranje, voorzitter van de bewonersorganisatie Babberspolder, merkt
op dat het experiment een ommezwaai in de verhoudingen kan bewerkstelligen.
Oranje: ‘Het is nog niet eens zo lang geleden dat we als huurdersorganisatie
buiten het platform werden gehouden en nul-komma-nul hadden in te brengen. Het
initiatief om aan dit experiment mee te doen is geboren uit frustratie over de
monopoliepositie van het welzijnswerk in deze wijk. Dat is hier een
conformistische club die het beleid van de gemeente zit uit te voeren. Daar
krijgen kritische bewoners geen voet aan de grond. Een prominente inbreng van
bewoners past overigens naadloos in het nieuwe beleid van de dienst Stadswerken
van Vlaardingen, dat gericht is op empowerment. Op papier zijn we nu een
gelijkwaardige partner, ze kan niet meer om ons heen. Maar wat op papier staat,
moeten we aan de onderhandelingstafel en in overleg met onze medebewoners in de
wijk nog wel bevechten. We zijn daarom blij dat de SEV als onafhankelijke
buitenstaander dat proces gaat volgen.’
In tegenstelling tot Babberspolder heeft de bewonersorganisatie in de wijk
Krakeel nog geen lange traditie. In beide wijken is er nog geen ervaring met
zeggenschap over wijkbudgetten. John van Veen, opbouwwerker in de Hoogeveense
wijk Krakeel: ‘We zullen hier de komende twee jaar aan een cultuuromslag aan
twee kanten moeten werken. De bewoners zijn nu nog heel praktisch gericht. We
moeten leren de verantwoordelijkheden die ze straks krijgen goed op te pakken.
Maar ook vanuit de gemeente en instanties zal een andere opstelling nodig zijn.
Wat ik echter in het experiment nog mis, is een uitwerking van instrumenten
waarover bewoners kunnen beschikken en die ze ook houvast geven. Je zou daarbij
kunnen denken aan een variant op de wet op de ondernemingsraden. Dat je bewoners
bijvoorbeeld formeel initiatief-, advies- en instemmingsrecht geeft. Dan kun je
instanties officieel op de vingers tikken als ze bewoners niet bij de zaken
betrokken hebben.’
Ook Henk Cornelissen, medewerker van het Landelijk Samenwerkingsverband
Aandachtswijken, zou moeiteloos een rij voorwaarden kunnen bedenken om de
positie van de bewoners te verstevigen. Cornelissen: ‘Je zou kunnen denken aan
een flink bedrag voor die bewonersorganisaties om hun organisatie goed op poten
te zetten en externe deskundigheid in te kunnen huren. Maar dan zit je gelijk
weer met de vraag hoe uitgebreid en formeel je dergelijke zaken van tevoren
allemaal moet vastleggen. Je zult zien dat het in elke wijk weer anders uitpakt.
Dit is per slot van rekening een experiment, dus ik zou zeggen: laat ze per
situatie maar eens goed uitvlooien wat de mogelijkheden op dit vlak zijn.’
Op de schop
Christel Krebber van de SEV realiseert zich dat het de komende twee jaar
grotendeels pionieren zal worden om in alle vijf onderling verschillende wijken
een effectieve constructie te bedenken die vraagsturing vanuit de bewoners
mogelijk maakt. Er is geen sprake van een blauwdruk die vooraf gemaakt is. Al
werkende weg wordt per wijk gezocht naar het model dat het meeste recht doet aan
de intenties van het experiment. Een organisatieadviesbureau zal de pilots in de
eerste twee jaar terzijde staan. Ook komen er regelmatig
uitwisselingsbijeenkomsten om van elkaars ervaringen te leren, waarbij het
startsein wordt gegeven op 13 februari.
De SEV zorgt voor een verspreiding in het land van de opgedane ervaringen.
Volgens Krebber komen de experimenten tevens op een goede tijd, omdat er zowel
vanuit het lokaal sociaal beleid als vanuit de volkshuisvesting veel
belangstelling is voor initiatieven om bewoners op een actievere manier te
betrekken bij hun woonomgeving.
Tot nu toe initieerde de SEV twee experimenten waarbij bewoners budgetten
toegewezen krijgen waarover ze zeggenschap krijgen, maar deze gaan echter minder
ver dan het wijkgebonden leefbaarheidsbudget. Bijvoorbeeld het
Buurtaandelerschap (BAS). Daarbij kunnen bewoners kiezen of ze wel of niet
aandeelhouder willen worden van hun wijk. Zo ja, dan brengt de verhuurder een
tientje in mindering op de huur en stort dit bedrag in een wijkfonds. De
ervaring leert tot nu toe dat het om een relatief klein bedrag gaat, niet meer
dan zestigduizend gulden per jaar. Ook zouden de activiteiten zich beperken tot
gezelligheidsactiviteiten in de wijk.
Het andere experiment met bewonerszeggenschap betreft de Vereniging van
Wijkeigenaren (VvW), een variant op de verenigingen van huiseigenaren waarbij
zowel kopers als huurders lid zijn. Tevens is het territorium uitgebreid van het
huis tot de directe woonomgeving. Hier gaat het om de inrichting en beheer van
groen, speelplaatsjes en dergelijke. Het budget is in ieder geval veel ruimer
dan bij het BAS.
Krebber: ‘Het wglb gaat wel even een paar stappen verder. Door de
leefbaarheid in de wijk als uitgangspunt te nemen, hebben we vastgelegd dat het
zowel om de fysieke als de sociale maatregelen gaat waar de bewoners over kunnen
beslissen. Dus niet alleen groen en speelplaatsjes of buurtfeesten en
kinderactiviteiten, maar ook de zaken die gemeentewerken op de schop wil nemen,
de activiteiten van de welzijnsinstelling en de plannen van de corporaties die
huizen in de wijk hebben. Dus in principe zou het om flinke bedragen kunnen gaan
waar bewoners zeggenschap over krijgen. Ook is het een verschil dat het concept
van BAS en VvW van tevoren was uitgedacht en alleen moest worden getest. Met het
wgbl is het nog onduidelijk waar we op uitkomen. Voorbeelden om je aan te
spiegelen zijn er niet.’
Kop van Jut
Hoe denken de pilots de experimenten in te vullen? Opbouwwerker John van
Veen:`We kennen hier in Hoogeveen veel groepen van buurt-, straat- en
flatbewoners die heel praktisch ingesteld zijn. Sinds vorig jaar hebben zo’n
dertig van hen zich verenigd in een overkoepelend platform. In aanloop naar dit
experiment heeft het platform een extern bureau ingeschakeld dat ervaring heeft
met persoonsgebonden budgetten in de zorg. Die hebben we gevraagd dit systeem
uit te werken naar wijkgebonden leefbaarheidsbudgetten.’ De opbouwwerker vertelt
dat het bewonersplatform verder over zijn schouder meekijkt als hij de
wijkanalyse opstelt. Van Veen: `De meningen van de bewoners worden daarin zwart
op wit gezet, zodat hun standpunten worden meegenomen in het formele
wijkoverlegplatform waarin alle bobo’s zitten.’ Als eerste aanzet voor het wglb
ziet de opbouwwerker een wijkbeheerbudget voor kleine reparaties. Van Veen: ‘Als
bewoners met klachten aankloppen zijn er korte lijntjes om dankzij dit budget
snel iets te doen. Dat budget, ik schat zo’n dertigduizend gulden, zou een mooi
begin kunnen zijn.’
In Vlaardingen wordt weer op een hele andere manier gewerkt. Willem
Oranje: `Als bewonersorganisatie gaan we met de woonconsulenten, stadswerken en
de politie binnenkort in één pand zitten. Dat hebben we de wijkwerkplaats
genoemd. Op die manier kunnen we gezamenlijk de verpaupering in de buurt snel en
adequaat aanpakken. We zitten er bovenop. De wooncorporatie heeft ons, los van
het onderdak en faciliteiten, toegezegd dat ze 150.000 gulden in een
leefbaarheidspot stort. Dat is het begin van een groeibegroting. We verwachten
ook van andere partijen nog bijdragen.’
Volgens Oranje is als voorbereiding op het experiment een overzicht
gevraagd van alle huidige investeringen die gericht zijn op de leefbaarheid in
de wijk. Die vraag alleen al vereiste behoorlijk wat ambtelijk speurwerk. Maar
ook voor de bewonersorganisatie zelf liggen er gigantische klussen te wachten.
Oranje: ‘Alleen al om de contacten te onderhouden met de bewoners. We hebben
hier 56 nationaliteiten, dat kun je nooit in je eentje aan. We willen drie à
vier keer per jaar de wijk in om te praten aan de hand van thema’s als de brede
school, voorzieningen voor jong en oud of de activiteiten van het welzijnswerk.
Je moet wel weten wat er leeft en we zullen aangeven hoe het volgens ons zou
moeten, maar de eindverantwoordelijkheid blijft natuurlijk bij de politiek. Je
kunt het overigens nooit met iedereen eens worden, dat bestaat niet. Je fungeert
af en toe als Kop van Jut, dat weet je. Vandaar dat het zo belangrijk is dat er
waardering komt voor dit werk. En dat het af en toe ook een beetje aangenaam
voor je gemaakt wordt, een excursie of een etentje samen. Zo zijn wij na een dag
brainstormen met bewonersorganisaties een keer gaan midgetgolfen. Het is puur
vrijwilligerswerk, daar mag je best eens wat extra in investeren.’/Jasper
Veldhuis