Artikel bewaren

Je hebt een account nodig om artikelen in je profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Extra aandacht voor leerlingen die van school veranderen: Wisselend succes voor scholieren

Scholen klagen al jaren over problemen met leerlingen die van school wisselen. Zij hebben een verhoogde kans schooluitvaller te worden. Daarom hebben in Amsterdam het psychologisch pedagogisch instituut Afra Boddaert en scholen voor voortgezet onderwijs het Switch-project in het leven geroepen. ‘Het is een laagdrempelige vorm van hulpverlening.’

Om de week heeft de 15-jarige VMBO-leerling Aphrodide een gesprek met Yuti Sastramidjaja (28). ‘Ik kom bij Yuti omdat ik nieuw ben op deze school,’ vertelt Aphrodide. ‘Ze praat met mij over dingen die op school gebeuren, om te zorgen dat ik het fijn heb. Ik vind dat heel goed. Het is belangrijk dat je je op je gemak voelt op school. Op mijn vorige school had je geen gesprekken. Het zou mij erg hebben geholpen als dat wel zo was geweest.’
Binnen het voortgezet onderwijs wisselt elk jaar een grote groep leerlingen van school. Sommigen zelfs tweemaal binnen één schooljaar. Het is bekend dat deze schoolwisselingen heel risicovol kunnen zijn. Zogeheten ‘schoolwisselaars’ lopen een sterk verhoogde kans schooluitvallers te worden.
Sastramidjaja is hulpverlener bij het Switch-project van ROC Amsterdam, waar het VMBO deel van uitmaakt. In het project wordt met behulp van begeleiding gepoogd uitval te voorkomen bij risicovolle schoolwisselaars. Voor Aphrodide, één van de zeshonderd leerlingen die meedoen aan het Switch-project, zijn de gesprekken met Yuti een uitkomst. De kosten van het project worden overigens gelijkelijk verdeeld tussen de jeugdzorg en de school.

Nieuwe start

De leerlingen die bij Yuti Sastramidjaja komen, worden geselecteerd door de school. Natuurlijk is niet elke schoolwisselaar een risicoleerling. Wanneer een verhuizing of een andere plausibele reden de oorzaak van de wisseling is geweest, is er niets aan de hand. Het ligt anders wanneer leerlingen op een nieuwe school komen, omdat zij gedragsproblemen hadden op de vorige school, spijbelden of het niveau niet aankonden. De school kan op grond van dit soort kenmerken eenvoudig zien wie voor Switch in aanmerking komt. Dit geeft ze door aan de ‘zorgbreedtecommissie’, en uiteindelijk komt de leerling dan bij Sastramidjaja terecht. Zonder al te veel bureaucratisch gedoe en regelgeving kan de begeleiding dan betrekkelijk gemakkelijk van start gaan.

De begeleiding die door Switch geboden wordt, is erop gericht de vaardigheden van de jongere uit te breiden om zo de kansen op een succesvolle schoolloopbaan te vergroten. Na de eerste inventariserende gesprekken maken hulpverlener en leerling een kort plan van aanpak om de start op de nieuwe school zo goed mogelijk te laten verlopen. De hulp die geboden kan worden, bestaat uit individuele gesprekken met jongere op school, bemiddeling bij probleemsituaties, het verbeteren van oudercontacten (telefonisch op school of bij de ouders thuis), begeleiding van ouders, doorverwijzen naar Bureau Jeugdzorg, contacten met mentoren op school verstevigen en het aanbieden van trainingen. Aan jongeren bij wie de wisseling voor veel problemen zorgt, wordt meer tijd besteed dan aan jongeren waarbij de wisseling goed verloopt

Yuti Sastramidjaja begeleidt ruim vijftig leerlingen. Ze zegt van individuele gesprekken te houden. ‘Het is prettig als je extra aandacht aan een leerling kunt geven. Iets waar een mentor toch vaak geen tijd voor heeft. Het is ook heel prettig dat de lijnen kort zijn. Je weet precies welke docent je waarvoor kunt aanspreken.’ Behalve individuele gesprekken geeft Sastramidjaja trainingen in groepsverband om sociale vaardigheden te vergroten en faalangst te verkleinen. Als hulpverlener moet je goed kunnen luisteren en bemiddelen. Het is belangrijk dat je initiatief toont wanneer dat nodig is. Dat is soms ook precies een lastig punt. Ik merk dat dit een laagdrempelige vorm van hulpverlening is voor leerlingen. Als je inschat dat de problematiek zo ernstig is dat er meer deskundigheid aan te pas moet komen, kan het erg moeilijk zijn een leerling daarmee in te laten stemmen. Ze hebben vaak helemaal geen zin hun hele verhaal opnieuw aan iemand te moeten doen.’

Na de inventariserende fase volgt de zogeheten realisatiefase. Individueel contact met de jongere en eventueel de ouders blijft de hoofdmoot van de begeleiding. Natuurlijk is er altijd goede afstemming met de betrokken docenten op school en eventueel met andere hulpverleners. In deze fase wordt soms ook in kleinere groepjes gewerkt aan bepaalde thema’s. Het plan van aanpak kan elk moment worden bijgesteld. De hulp duurt in principe één schooljaar en wordt volgens een speciaal registratiesysteem bijgehouden.

Volgens Sastramidjaja vinden de leerlingen de begeleiding erg prettig. ‘De jongeren zijn over het algemeen heel open. Ze praten meestal best makkelijk over wat ze bezighoudt op school, thuis en in hun vrije tijd. Je hebt anders ook middelen om met ze in gesprek te komen. Zo kun je samen een schoolvragenlijst, de zogenaamde doelkaarten, invullen. Die vragen kunnen weer aanleiding geven ergens over door te praten. Ik vind het ook altijd leuk om helpende gedachten met ze te oefenen. Een gebeurtenis, bijvoorbeeld een spreekbeurt, roept een bepaalde gedachte op en die roept weer een emotie op. Door je gedachte te veranderen kan je dus ook invloed op je emoties uitoefenen. Ik vind het echt goed werken als leerlingen op tijd voldoende aandacht krijgen.’

Preventie

Projectleider Jenny Looman is vooralsnog zeer te spreken over de voortgang van het project . ‘Bij een eerste evaluatieronde waren de meeste scholen erg tevreden over de kwaliteit van de geleverde diensten en de medewerkers,’ aldus Looman. ‘Zij zijn blij dat er nu eindelijk iets structureels gebeurt met schoolwisselaars. Zelf waren ze tot op heden niet instaat gebleken op tijd gerichte hulp te geven aan deze groep leerlingen. Daarnaast hebben zich al tien nieuwe scholen aangemeld om volgend jaar ook mee te doen. Verder zijn de scholen erg blij met de relatief lage kosten die het project met zich meebrengt. Het traject, waarvan de school dus de helft betaalt, kost zo’n 1200 euro per leerling. Doordat we een registratiesysteem hebben opgestart waarbij elke medewerker middels een laptop de gegevens van de leerlingen invoert, zijn we straks ook instaat de resultaten met cijfers te onderbouwen.’
Looman vindt het belangrijk dat de resultaten gestaafd worden met resultaten. ‘Een aanleiding om met een project als Switch te beginnen, waren ook cijfers. In het jaar 2000-2001 kwamen voor het eerst resultaten beschikbaar over schoolwisselaars in Amsterdam. In dat jaar wisselden 1500 leerlingen van school, waarvan 250 binnen het schooljaar 2001-2002 alweer wisselden van school. Scholen klaagden al jaren over de problemen die deze wisselaars gaven. Als je dan voor je neus ziet dat het inderdaad om een aanzienlijke aantal leerlingen gaat, kun je ook gerichter iets doen. ‘
Toch is er volgens projectleider Looman wel een aantal dingen voor verbetering vatbaar. ‘In het project vragen we scholen te voorspellen, op grond van een aantal criteria, of zij een risicowisselaar hebben aangenomen,’ vertelt ze. ‘Daarvoor moeten zij voldoende eerlijke informatie van de oude school krijgen. Het komt nog wel eens voor dat scholen de uitwisseling beperken en zo hun moeilijk leerlingen lozen.
Bovendien zijn scholen grote organisaties waarin veel mensen werken. Op elke school moet je daarom blijven zoeken naar de beste communicatiekanalen.
Verder richt het project richt zich nu alleen op schoolwisselaars terwijl de groep probleemleerlingen in het onderwijs natuurlijk breder is. De vraag van sommige scholen is om in de toekomst nog preventiever te werken. Dat betekent leerlingen al te begeleiden voordat de schoolwisseling een feit is. We zitten daarom nu op de lijn het project gefaseerd open te stellen voor niet alleen schoolwisselaars. Volgend jaar krijgen de scholen de mogelijkheid om ook problematische brugklassers aan te melden.’

Looman denkt echter niet dat een project als Switch daden kan voorkomen als de actie van de 16-jarige scholier Murad D, die in januari de onderdirecteur van het Terra College in Den Haag doodschoot. ‘Switch is een aanbod voor lichte ambulante hulpverlening. Er is een half uur per leerling per week beschikbaar. Deze jongen zou voor een veel zwaardere vorm van hulpverlening in aanmerking zijn gekomen. Ik denk aan een time-out project. Dat zijn projecten waar leerlingen, die het even helemaal gehad hebben met de school, worden opgevangen. Ik ben voor een breed aanbod van mogelijkheden waarbij scholen en hulpverlening zo goed mogelijk samenwerken. Maar het is een illusie te denken dat elk probleemgedrag voorkomen kan worden.’

Geef je reactie

Om te kunnen reageren moet je ingelogd zijn. Heb je nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.