In buurthuis Quellijn in de Amsterdamse Pijp doen
dementerende thuiswonende ouderen mee aan de bewegingsgroep. Ze kunnen drie
dagen per week terecht in het ontmoetingscentrum dat in het buurthuis is
ondergebracht. Daar kunnen ze deelnemen aan sociale en creatieve activiteiten
onder begeleiding van een activiteitenbegeleider, een verzorgende en
vrijwilligers. Hun verzorgende familieleden krijgen er ondersteuning in de vorm
van informatie en lotgenotencontact. Regelmatig organiseert het
ontmoetingscentrum uitjes voor de dementerenden en mantelzorgers samen. Voor
deze ouderenondersteuning is veel animo. Verspreid over het land zijn inmiddels
dertien van dergelijke centra en voor een aantal is een wachtlijst.
Mantelzorgers voelen zich ontlast en beter in staat de zorg op zich te nemen.
Dementerenden vertonen minder gedragsproblemen en blijven, in vergelijking met
thuiswonende dementerenden die reguliere dagbehandeling krijgen, langer
zelfstandig wonen. Zo blijkt uit onderzoek.
Maar de financiering van deze projecten is een geweldige klus, zegt
initiatiefnemer Rose-Marie Dröes van de afdeling Psychiatrie van het VU-medisch
centrum in Amsterdam. ‘Deze projecten zitten op de grens van zorg en welzijn. Ze
bieden welzijn aan een zorgbehoevende groep. De ene keer betaalt de
zorgverzekeraar, de andere keer de gemeente, soms de provincie. Omdat er geen
regulier financieringskanaal voor is, kost het heel veel tijd en energie er geld
voor te vinden. En als per 1 januari 2003 de gemoderniseerde AWBZ ingaat, is het
nog lang niet duidelijk hoe de projecten gefinancierd moeten worden.’
Wegkwijnen
Als ouderen, gehandicapten en psychiatrische patiënten in een
instelling verblijven, worden allerlei activiteiten en diensten voor hen
geregeld door de instelling. Die wordt daarvoor betaald uit de AWBZ (Algemene
Wet Bijzondere Ziektekosten). Maar sinds een aantal jaren blijven steeds meer
mensen zelfstandig wonen. Om te voorkomen dat ze vereenzamen hebben ze echter
wel een aantal welzijnsvoorzieningen nodig, zoals maaltijdverstrekking,
klussendienst, alarmering, wasservice, ondersteuning bij de financiële
administratie of bij het verkrijgen van huursubsidie, activiteiten in verband
met veiligheid en vrijetijdsbesteding. Voor dit soort voorzieningen kunnen ze in
principe geen aanspraak maken op de AWBZ. Het gaat immers niet om zorg. Maar ook
de Welzijnswet en de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg), uitgevoerd door de
gemeenten, voorzien daar lang niet altijd in. De Welzijnswet verplicht gemeenten
collectieve voorzieningen te creëren. Burgers kunnen daar geen individuele
aanspraken op maken. Het is afhankelijk van het gemeentebestuur hoeveel
prioriteit ze geeft aan ouderencentra of buurthuizen. En ook de Wvg staat aan
hevige kritiek bloot. Zelfstandig wonende gehandicapten kunnen voor rolstoelen,
vervoersvoorzieningen en woningaanpassing een beroep doen op deze wet.
Maar, aldus Else Roetering van de Federatie voor Ouderverenigingen,
‘gemeenten hebben een grote beleidsvrijheid in het bepalen wat nodig is. Zo gaat
de gemeente Beverwijk per 1 oktober dit jaar de vervoersbudgetten verlagen met
twintig procent. Bovendien krijgen gehandicapten alleen geld voor sociaal
vervoer, niet voor bijvoorbeeld vervoer naar de dagbesteding. Sommige
dagactiviteitencentra zijn zo vriendelijk om de vervoerskosten onder te brengen
in de totale prijs, maar dat doen ze lang niet allemaal. Dan moeten de ouders
elke dag hun zelfstandig wonend kind naar de vrijetijdsbesteding brengen. De Wvg
betaalt alleen de kosten voor het openbaar vervoer. Sommigen gehandicapten
hebben daar niets aan, omdat ze bijvoorbeeld niet zelfstandig bij een trein of
bus kunnen komen. Wij krijgen hier enorm veel klachten over. Nu is er wel
afgelopen voorjaar een Wvg-protocol naar de gemeenten gestuurd dat gemeenten aan
strakkere regels bindt, maar we moeten nog zien hoe dat uitwerkt in de praktijk.
Iedereen heeft de mond vol van extramuralisering – en terecht – maar men heeft
vergeten regelingen te treffen om te voorkomen dat zelfstandig wonende,
hulpbehoevende mensen achter de geraniums wegkwijnen,’ aldus Roetering.
Financieringsgat
Nu proberen veel verzorgingshuizen en welzijnsinstellingen er wel een
mouw aan te passen. Zo start de Stichting Welzijn Ouderen in Amstelveen
binnenkort met een project Diensten en activiteiten aan huis. Bianca de Vries
van de stichting: ‘We peilen de behoefte van zelfstandig wonende ouderen in de
wijk en uitgaande van hun vraag zoeken we naar oplossingen. Een bejaarde man wil
bijvoorbeeld graag schaken, maar wil niet meer naar de schaakclub gaan. Dan
vragen we een lid van de schaakvereniging of die zin heeft om bij die man thuis
een potje te gaan schaken. Het gaat dan weliswaar om vrijwilligerswerk, maar
daar komt veel coördinatie bij kijken. We betalen dit voorlopig uit wat geld van
de provincie en enkele fondsen. Maar structurele financiering is er niet voor.’
Edwin Zwerver, lid van de raad van bestuur van De Stromen in Rotterdam, geeft
een ander voorbeeld: ‘Een bejaarde dame was geïndiceerd voor opname in een van
onze verzorgingshuizen. Toen onze zorgbemiddelaar poolshoogte kwam nemen, bleek
de belangrijkste reden voor opname te zijn het gebrek aan zinvolle dagbesteding.
Ze voelde zich eenzaam en nutteloos. Vroeger was zij lerares Nederlands. De
zorgbemiddelaar ging toen aan de slag en vond een Somalische vrouw die
Nederlands wilde leren. In ruil voor huishoudelijke klusjes krijgt die mevrouw
nu Nederlandse les. De bejaarde dame voelt zich weer nuttig en de opname is
geschrapt. Dit soort bemiddeling bekostigen wij vooralsnog uit de regeling
‘overige reikwijdteverbreding’. Maar straks kan dat niet meer.’
Veel meer verzorgingshuizen stellen hun intramurale diensten – de
zogenaamde hotel- en welzijnsdiensten – ook ter beschikking aan extramuraal
verblijvende cliënten en financieren dat uit deze regeling. Die loopt echter op
1 januari 2003 af. Dan treedt de gemoderniseerde AWBZ in werking. De nieuwe AWBZ
financiert niet meer de instelling als zodanig, maar alleen welomschreven vormen
van zorg, de zogenaamde functies, zoals verblijf, behandeling, begeleiding en
huishoudelijke verzorging. Aan welzijn gerelateerde functies zitten daar niet
bij. Vooralsnog is het niet duidelijk hoe dit gat in de financiering opgevuld
moet worden en wie daar verantwoordelijk voor moet zijn. Volgens de Vereniging
Nederlandse Gemeenten (VNG) gaat het wat betreft de ouderenzorg om een
financieel gat van jaarlijks 250 miljoen euro.
Op de lange termijn moeten deze voorzieningen ondergebracht worden in
een nieuwe Dienstenwet. De voormalige minister van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid Willem Vermeend heeft afgelopen juli een notitie aan de Tweede
Kamer gestuurd, waarin hij de bouwstenen voor die nieuwe wet beschrijft.
Uitgangspunt hierbij is dat enerzijds de collectieve voorzieningen voor het
welslagen van de extramuralisering worden versterkt, en dat er anderzijds meer
op maat gesneden voorzieningen komen voor individuele burgers. Zowel de hotel-
en welzijnsfuncties als de Wvg zullen in deze wet worden ondergebracht. De
ex-minister schetst drie varianten voor de verdeling van de
verantwoordelijkheden onder ministeries en gemeenten, waarover de politiek kan
beslissen.
Ontoereikend
Het zal echter minstens vier jaar duren eer deze wet van kracht wordt.
In de tussentijd moet er daarom naar andere oplossingen worden gezocht. Sinds
anderhalf jaar buigt zich een aantal vertegenwoordigers uit de
zorgverzekeringswereld, de ouderenzorg, de gemeenten, de woningcorporaties en
het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn (NIZW), verenigd in de
Wielborgh-groep, over deze problematiek in de ouderenzorg. Piet Driest van het
NIZW, voorzitter van de groep: ‘Wij vinden dat de reikwijdteregeling in ieder
geval met een jaar moet worden verlengd. Daarnaast pleiten wij voor een
tijdelijke subsidieregeling. Daarbij zouden de zorgverzekeraars, de gemeenten en
woningcorporaties een deel van hun budget in een pot moeten stoppen, waaruit die
hotel- en welzijnsdiensten worden gefinancierd. Het voordeel hiervan is dat het
geld geoormerkt is en dat je minder afhankelijk bent van de goodwill van
gemeenten. Een voorwaarde hiervoor is natuurlijk wel dat er helder wordt
geïndiceerd. Momenteel zoeken we uit welke diensten er wel en niet voor in
aanmerking komen en welke criteria je daarvoor stelt.’
Het persoonsgebonden budget biedt hierbij niet direct een oplossing.
‘Dat is lang niet voor iedereen weggelegd. Voor veel mensen is het nog steeds
een te ingewikkeld systeem. Daarnaast kun je met het pgb niet alle diensten
betalen die je denkt nodig te hebben.’
Het idee om dergelijke diensten als een nieuwe functie in de AWBZ op te
nemen wijst iedereen van de hand. Paul van Rooij van Zorgverzekeraars Nederland:
‘Natuurlijk hebben deze diensten een belangrijke preventieve werking. Ze
voorkomen dat mensen moeten worden opgenomen en dat scheelt de zorgverzekeraars
veel geld. Een dubbeltje welzijn kan inderdaad een euro zorg voorkomen. Daarom
vinden wij het ook een goede oplossing om geld te stoppen in zo’n fonds. Maar
het is niet een verantwoordelijkheid van de zorgverzekeraar alleen. Je moet het
doel van de AWBZ wel zuiver houden, ze is er voor onverzekerbare
gezondheidsrisico’s. Gemeenten hebben hier ook een taak in.’
Jetty Voermans van de VNG: ‘Gemeenten willen de verantwoordelijkheid
voor vermaatschappelijking wel op zich nemen, maar daartoe moeten ze wel in
staat zijn. Gemeenten krijgen geen geld om de gevolgen van extramuralisering
goed op te vangen. Bij de decentralisatie van de Welzijnswet in de jaren tachtig
is er tegelijkertijd enorm bezuinigd. Sindsdien hebben gemeenten wel meer
verantwoordelijkheden gekregen op het gebied van achterstandenbeleid, maar er
zijn geen extra middelen toegekend. Terwijl als gevolg van de extramuralisering
de claim op welzijnsvoorzieningen sterk is toegenomen. Gemeenten bedenken wel
allerlei oplossingen, vaak in samenwerking met andere betrokkenen, maar die zijn
volstrekt ontoereikend als de extramuralisering zich in hetzelfde tempo
voortzet.’
Infrastructuur
De voormalige staatssecretaris van VWS, Margo Vliegenthart, was van mening
dat mensen die in hun eigen woning verblijven gebruik dienen te maken van de
algemene maatschappelijke voorzieningen van de Welzijnswet en de Wvg. In een
brief aan de Tweede Kamer van april dit jaar benadrukte ze dat het de
verantwoordelijkheid van de lokale overheid is om een sociaal ondersteunende
infrastructuur te realiseren. Maar ook zij was niet blind voor de problemen die
zich momenteel in de praktijk voordoen. Daarom pleitte Vliegenhart ervoor de
regeling ‘reikwijdteverbreding’ met een jaar te verlengen. ‘Het is niet goed
oude schoenen weg te gooien voordat de nieuwe aanwezig zijn,’ aldus de
voormalige bewindsvrouw. Beide brieven van de voormalige bewindslieden, zowel
van Vermeend als van Vliegenthart, zouden tijdens de vorige kabinetsperiode door
de Tweede Kamer worden behandeld. Met de vroegtijdige val van het vorige kabinet
is het er niet meer van gekomen. De vraag is nu hoe het nieuwe kabinet ermee
verder gaat./Maria van Rooijen