‘We moeten als de bliksem aan de slag.’ Dat is volgens de Amsterdamse jeugdonderzoeker Jaap Noorda een gepast antwoord op drie recente onderzoeken die wezen op verruwing in het onderwijs, twee van de Algemene Onderwijsbond (AOb) in samenwerking met de stadszender AT5 en één van de gemeente Amsterdam. De onderzoeken wezen op een toenemende verruwing op scholen, die zich zou voordoen tussen leerlingen onderling, tussen leerlingen en leerkrachten en tussen ouders en leerkrachten.
Beladen
‘Als je de lamlendigheid onder jongeren weghaalt, spelen tegenstellingen veel minder op.’ Veel van de verruwing op scholen hangt volgens Noorda samen met de perspectiefloosheid van sommige jongeren en andere vermeende daders van agressief gedrag. ‘Jonge mensen horen op te groeien in een sfeer van uitdaging met uitzicht op een goede plek in de wereld. Als je ziet met welke snelheid wij polders droogleggen of Betuwelijnen uit de grond stampen, dan moeten we er toch voor kunnen zorgen dat er geen jongeren meer rondlopen zonder bestemming. We moeten vertrouwen, hoop en optimisme in hun leven brengen. Uitingen van onbehagen op scholen verdwijnen op het moment dat je perspectief biedt. We moeten niet toestaan dat mensen maatschappelijk buitenspel komen te staan. Aan de bak. Leren en werken. Desnoods wettelijk verplicht. Het is technisch en financieel haalbaar om voor bijvoorbeeld zeshonderd jongeren in Amsterdam-Noord banen te regelen die nu doelloos rondhangen.’
‘Er is inderdaad sprake van verruwing,’ meent Liesbeth Verheggen, lid van het dagelijks bestuur van de Algemene Onderwijsbond. ‘Dit is een trend; het gaat niet meer om incidenten. Maar ik wil het niet de beladenheid meegeven dat het te maken heeft met radicalisering en extremisme, zoals elders wel is gedaan. Het is meer gewoon puberaal gedrag. Desalniettemin is het zorgelijk dat veel docenten de sfeer op school en in de klas als bedreigend ervaren. Ik vind het dan ook heel positief dat de schoolbesturen in Amsterdam zo snel bij elkaar zijn geroepen. Het betekent dat problemen binnen het werk serieus genomen worden. Ik vind het wel belangrijk het personeel er de volgende keer ook bij betrokken wordt. Managers hebben nog al eens de neiging zelf oplossingen te verzinnen, zonder mensen erbij te betrekken die de oplossingen moeten uitvoeren.
Het valt Verheggen op dat wethouders en werkgevers in anders steden roepen dat het probleem specifiek is voor Amsterdam, terwijl de AOb-leden zeggen dat het in alle steden speelt. ‘Ik vind dat struisvogelpolitiek. Als je het niet benoemt, bestaat het ook niet. Ook in die zin zijn wij blij met het Amsterdamse initiatief. Het begin is herkennen en erkennen van de problemen. Al ben ik er niet van overtuigd dat er in oktober, zoals afgesproken, constructieve plannen liggen die de trend kunnen breken.’
Ook Zeki Arslan, onderwijswoordvoerder van Forum, kan zich druk maken over het niet tijdig onderkennen van spanningen op scholen waardoor ze uit de hand lopen. ‘Er is geen nieuws onder de zon. Het is een bekend fenomeen, maar men heeft te lang onvoldoende animo getoond om zich echt te verdiepen in het dossier. Het gevolg is dat de zaken behoorlijk gecompliceerd zijn geworden. Vijf jaar geleden was er ook al voldoende indicatie dat er sociaal-economisch en etnisch-religieuze spanningen op diverse niveaus aandacht behoefden. De scholen ontkenden deze spanning en hadden onvoldoende inzicht in wat ze betekenden voor de onderlinge verhoudingen. Wij roepen al heel lang dat het ten koste gaat van de cohesie en kwaliteit van het onderwijs. Maar wij stonden alleen. Een roepende in de woestijn. Het is goed dat Amsterdam nu het voortouw neemt en aanspoort tot urgentie. Migranten moeten daarbij een veel actievere rol krijgen. Er zijn vergaande structurele veranderingen nodig. Ik heb wethouder Aboutaleb uitgenodigd om snel verandering aan te brengen in de ondervertegenwoordiging van allochtone leerkrachten in het Amsterdamse onderwijs. Het is voor mij bijvoorbeeld onbegrijpelijk dat het aantal leerkrachten van Marokkaanse afkomst tot één procent beperkt is gebleven.’
Afstand
Volgens Paul Jungbluth, onderwijsonderzoeker in Nijmegen en kersvers Tweede Kamer-lid voor GroenLinks, is ‘een enorme sociale distantie’ er de reden van dat veel leerkrachten en leerlingen zich niet veilig op school voelen. Hij is kritisch op het Nederlandse beleid dat de problemen eerdere zou vergroten dan verkleinen. ‘We zijn best een redelijk beschaafd land, maar het beleid getuigt daar niet van. Als een woordvoeder van het CDA bijvoorbeeld voorstelt om Turkse moeders een strafinhouding te geven als ze geen Nederlands met hun kinderen spreken, dan kan ik daar met mijn hoofd niet bij. Waarom creëren we dit soort distanties? Niemand vindt het toch erg als Máxima haar moedertaal spreekt met de kleine? Het beleid komt bikkelhard over. Terwijl we juist zouden moeten uitleggen dat wij twee keer zoveel uitgeven aan kwetsbare jongeren als aan anderen. En dat moeten we ook aan leerkrachten en ouders duidelijk maken. We moeten laten weten dat we beseffen dat de randvoorwaarden voor bepaalde jongeren negatief zijn maar dat we er alles aan willen doen om ze gelijke kansen te geven.’ Hoe kan die distantie ontstaan? ‘Er is vrijwel niets gemeenschappelijks,’ meent Jungbluth. ‘Leerkrachten gaan niet naar dezelfde films, ze wonen in andere buurten, hebben andere gewoonten als leerlingen en hun ouders.
Kortom: een leerling wordt op school niet herkend als iemand die van “ons” soort is. Leerkrachten wonen “gelukkig” niet in dezelfde buurten, parkeren hun auto eigenlijk liever niet bij de school. Ze zijn eigenlijk een beetje bang. In mijn ogen vormen de verruwing in taal en omgangsvormen hiervan een beetje de achtergrondmuziek. Ik denk dat veel mensen eigenlijk boos zijn dat deze leerlingen problemen geven. Ze kosten alleen maar geld en het levert veel criminaliteit op. Ik vind dat we dat stadium allang voorbij zouden moeten zijn. We moeten veel meer denken dat de leerlingen nieuwe Nederlanders zijn en dat we samen dingen moeten neerzetten.’
Arrogantie
En nu de oplossing. Is die nabij? Arslan verwijt schoolmanagers dat het beschikbare geld niet effectief wordt ingezet om iets aan de problemen te doen. ‘Zij stellen deelbelangen boven het algemeen belang. Zij verschuilen zich achter het feit dat migranten niet mee zouden werken, maar ik lees ook in onderzoeken dat deze ouders zich niet serieus genomen voelen door de school. De heersende blanke klasse heeft te weinig affiniteit met het vraagstuk en kent de leefwereld van de leerling onvoldoende. Ik loop al tien jaar mee en ik denk dat die arrogantie en “ik weet het beter-houding” zal moeten veranderen, wil je feitelijke omwentelingen bewerkstelligen.’ Voor Liesbeth Verheggen moeten de problemen bij de basis opgelost worden en hoeft dat helemaal niet zoveel geld te kosten. ‘Ik zou zeggen: gewoon als school met ouders, personeel, directie en kinderen om de tafel gaan zitten en afspreken met elkaar welk gedrag wel en niet geoorloofd is. Het lijkt wel of men dit soort oplossingen te gemakkelijk vindt en liever werkt met speciale potjes waar de ene school wel recht op heeft en de ander weer niet. Een directie moet zorgen dat afspraken die gemaakt zijn ook gehandhaafd blijven en dat er niet sluipenderwijs gaten vallen. Als je afspreekt “geen petjes in de klas”, houd je daar dan ook aan. Spreek leerlingen op hun gedrag aan, ook als die niet bij jou in de klas zit. De directie moet helder zijn over welk gedrag wel en niet wenselijk is. Niet pas iets bedenken op het moment dat onwenselijk gedrag zich voordoet.’
Volgens Zeki Arslan is de toenemende agressie van ouders naar leerkrachten een veel verbijsterende gegeven dan de verruwing die op scholen zelf wordt gesignaleerd. ‘In de vier grote steden in Nederland is het aantal geweldsdelicten van ouders naar leerkrachten zeven procent. Ik vind dat zeer verontrustend. Maar ook als ik dit probleem aankaart, onderneemt men veel te weinig stappen en neemt men adviezen niet serieus.’‘Amsterdam is dus gewaarschuwd,’ stelt Jaap Noorda. ‘Verruwing ban je niet zomaar uit. Alleen met een stevige landelijke en gemeentelijke aanpak is men in staat om marginale groepen betere kansen te geven.’