Het ontbreekt gemeenten aan een integrale aanpak, de inbreng van de Antilliaanse gemeenschap is beperkt, instellingen zijn ontoegankelijk en de kennis over Antilliaanse kansarme jongeren is gering. Gemeenten als Dordrecht, Groningen en Den Haag scoren redelijk. Rotterdam en Den Helder doen hun best, maar in Amsterdam en Nijmegen heeft het probleem nauwelijks enige beleidsurgentie.
Beleidsvisie en overleg
Deze conclusies verbazen Gabi Da Costa Gomez niets. Als woordvoerder van de Kerngroep Antilliaanse Gemeenschap hamert hij al jaren op het gebrek aan beleidsvisie en overleg. Als consultant is Da Costa Gomez betrokken bij veel projecten voor Antillianen zoals het Rotterdamse inburgeringsprogramma Lus di Trafiko.Da Costa Gomez: ‘Er bestaat een gigantische onderschatting van hoe complex het probleem eigenlijk is en wat er nodig is. Als je een gebouw neerzet dan weet je dat de bouw een jaar of twee duurt. De beleidsmakers hebben van dit soort processen geen kaas gegeten. Ze komen van een andere planeet. Ze kiezen voor tijdspannes van hooguit drie jaar en daarin zullen ze het wel even oplossen.
Damage control
‘Als de visie ontbreekt, richten de bestuurders zich op damage control. Ze nemen ad hoc maatregelen, willen overlast beperken, bolletjesslikkers aanpakken en proberen problematische risicojongeren terug te sturen. Men is bezig met inburgering van de allochtoon, maar de inburgering van de autochtoon ontbreekt. De grootste winst is te behalen door de Nederlandse organisaties in te burgeren, daarmee bedoel ik beter te leren omgaan met Antillianen. Wat Nederland met Antillianen doet, is in mijn visie bij de wilde spinnen af.
‘Er moet een cross-culturele communicatietraining komen. De goede dingen van allochtonen worden onvoldoende onderkend. Men probeert gewoon negers te leren klompendansen. Heel veel van deze mensen worden behandeld alsof ze niks waard zijn. Terwijl het bijvoorbeeld kapsters zijn, wereldberoemd om wat ze kunnen met kroeshaar. Maar van de sociale dienst moeten ze in een traject sollicitatietraining doen. Maar die vrouwen hebben geld nodig en gaan dus haar knippen. Als de sociale dienst hoort dat iemand al werkt, stuurt die de sociale recherche op haar af. Bij zulke trajecten zit vaak begeleiding van een maatschappelijk werker van twee uur per week. Maar sommigen hebben in het begin wel tweehonderd uur nodig, want ze hebben een complexiteit aan problemen die dienst- en organisatie-overstijgend zijn. Het is net spaghetti, hoe harder je er aan trekt hoe groter de knoop wordt.’
‘Het beleid is nu vaak met een nagelschaartje een grasveld te knippen. Te weinig, te laat en zonder participatie van de Antillianen zelf. Neem de Direkshon!-projecten. Dat zijn internaten, bedoeld om jongeren die nog niet crimineel zijn, op te vangen, te begeleiden richting op school of werk, om te voorkomen dat ze afglijden. In een gemeente waren halverwege het jaar nog steeds te weinig cursisten. Toen wilde de projectleider folders drukken om mensen te werven. Ik zei: “Deze mensen lezen niet, die moet je via mond tot mondreclame werven. Waarom huur je niet een paar Antillianen om mensen direct te benaderen voor bijvoorbeeld honderd euro. Je hebt dan tien mensen nodig, samen is dat maar duizend euro, terwijl je aan de drukker een veelvoud betaalt”. Ze hebben toch die folders gedrukt, maar ze hebben nog steeds niet genoeg mensen. Is dat geld over de balk gooien of gewoon achterover drukken?’
Diensten
‘Onderzoeker Muskens geeft het ook aan: niet de Antillianen zijn het grootste probleem, maar de diensten die niet met elkaar willen samenwerken. Er is totaal geen integrale samenwerking. Maar als de minister langs komt, wordt die ketensamenwerking als een sexy verhaal opgedist om meer geld te vangen. Intussen liggen die diensten met elkaar te rollebollen. Neem het inburgeringtraject Lus di Trafiko in Rotterdam. Dat begon omdat allerlei diensten voor zichzelf bezig waren. Het ging vooral over de communicatie tussen het repressieve veld en preventieve veld, de beleidsmensen met de uitvoerende mensen. Lus di Trafiko is Papiaments voor verkeerslicht. Rood staat voor het stoppen van de overlast. Groen betekent preventie door goede samenwerking. Oranje stond voor het weifelgedrag van de gemeente: de ene keer valt het accent op repressie, dan weer op preventie.
‘In Nederland werken we steeds met projecten van pakweg drie jaar. In het eerste jaar gebeurt er niets, het tweede jaar begint het te lopen en in het derde jaar is iedereen alweer aan het solliciteren. Iedereen weet zeker dat er geen vervolg komt, dus gaan ze weg en is de kennis ook weg. Daarom pleit ik voor een kenniscentrum over Antillianen. Dat is de enige manier om uit dit moeras te komen. Het gebeurt te vaak dat Antillianen of Nederlanders aan komen zetten met een of ander projectplan, zo’n plan dat tien jaar geleden al is afgeblazen omdat het niet werkt. Iedereen vindt hier steeds hetzelfde wiel uit.’
Integratie als snelweg
‘Ik zie integratie als een snelweg. Nederlanders zitten op die snelweg, die hebben haast en toeteren: opzij, opzij, opzij. Allochtonen staan op de vluchtstrook met hun knipperlicht aan, ze willen solliciteren, meedoen, maar ze komen er niet tussen. Nederlanders hebben niet leren ritsen, die allochtonen ondertussen wel. Ritsen betekent dat je de toevloed van die allochtonen beter moet opnemen. Nederland moet interculturaliseren, maar heeft niet door hoe belangrijk dat is. Onze kinderen helpen bij de vergrijzing het geld in de pensioenfondsen op te bouwen, veel van onze vrouwen vinden het heerlijk om de handen aan het bed te zijn.’
‘Net als George Muskens pleit ik voor het veel meer betrekken van de Antilliaanse gemeenschap. Eerst moeten de Antilliaanse beraden in de gemeenten beter van de grond komen, daarna moet je een landelijk platform hebben om die beraden goed te blijven informeren. Als de gemeente er het belang van inziet en er professionele ondersteuning bijhaalt, dan stamp je zo’n beraad in een jaar tijd uit de grond. Als je het de Antillianen alleen laat doen, zie je dat ze na twee, drie jaar weer ruziënd uit elkaar vallen. Die beraden moeten de gemeenten adviseren over het beleid. Ook moeten ze Antilliaanse zelforganisaties een stapje verder helpen.’
‘Neem de Marokkaanse buurtvaders. Zonder hun inbreng was het de politie niet gelukt om de overlast bij de metrostations te verminderen. Dat kan een blinde zien. Betrek de Antillianen er dus bij als extra schakel bij het ontwikkelen en uitvoeren van beleid. Ook welzijnsinstellingen moet veel meer interculturaliseren. Dat doe je niet door een of twee excuusnegers op operationeel niveau in dienst te nemen, je moet ze ook op beleidsniveau inzetten. Allochtone professionals krijgen nu geen voeten aan de grond, omdat ze tijdens vergaderingen hun punten nauwelijks aan de orde kunnen stellen. Het verloop bij al die Direkshon!-projecten is gigantisch, omdat er onvoldoende mensen op beleidsniveau bij betrokken zijn.’
‘Door Rita Verdonk neemt nu het wij-zijgevoel toe. Door haar gedoe slaat de vlam in de pan. Dat zag je laatst bij de Slavernijherdenking, waarbij allerlei mensen voor het eerst van hun leven hebben geprotesteerd. Dat ligt aan de verharding en doordat het kabinet nu Antillianen probeert terug te sturen. Net de groep in het koninkrijk die de hulp het hardst nodig heeft.’