In het huidige besluit van staatssecretaris Van Rijn zou nog vijf procent van de persoonlijke verzorging bij de gemeenten blijven. Maar de persoonlijke verzorging moet in zijn geheel onder de Zvw vallen, zo luidt een van de eisen van de VNG. Ook moeten de bezuinigingen op het budget voor huishoudelijke hulp en begeleiding omlaag. Deze twee belangrijke punten voor onderhandelingen met VWS wil de VNG voorleggen aan haar leden op vrijdag 29 november.
Zorgverzekeringswet
De VNG reageert hiermee op het besluit van staatssecretaris Van Rijn om 95 procent van de persoonlijke verzorging uit de Wmo te halen en over te hevelen naar de Zorgverzekeringswet. Volgens de VNG zal deze overheveling, die de gemeenten 2,5 miljard euro aan decentraliseringsbudget kost, het financiële draagvlak voor de decentralisatie ondermijnen. De gemeentekoepel heeft een buitengewone ledenvergadering uitgeschreven zodat de gemeenten zich kunnen uitspreken over: ‘Of en als ja onder welke voorwaarden de decentralisatie van zorgtaken naar gemeenten door kan gaan.’
Onbetrouwbaar
De VNG stelt dat de inwoners van gemeenten de dupe worden van het besluit om de knip uit de persoonlijke verzorging te halen: ‘Zorgverzekeraars kunnen ervoor kiezen om sommige mensen niet te bedienen, waardoor gemeenten deze burgers opeens zouden moeten helpen. Welke mensen dat zou treffen, is volstrekt onduidelijk.’
Ledenpeiling
Uit de peiling, die de VNG onder haar leden heeft gehouden, blijkt dat gemeenten het kabinet “onbetrouwbare overheidspartner” vinden en de regering betichten van “onbehoorlijk bestuur”. Toch blijkt dat 68 procent van de deelnemers wel voorstander is van heronderhandelingen met het Rijk over compenserende maatregelen.
Compensatie
De VNG heeft een aantal voorwaarden voor de decentralisatie-gesprekken op een rij gezet: Behalve de reeds genoemde voorwaarden, wil de VNG praten over een financiële compensatie voor het overgangsjaar van cliënten. Verder moet de samenwerking met verzekeraars en de inzet wijkverpleegkundige in sociale wijkteams geborgd worden. Er moet een toereikend macrobudget voor de transitie zijn en geen extra restricties op het huidige aanbestedingsbeleid van gemeenten.