De moord op Carien Hofman kwam als donderslag bij heldere hemel. Ze was activiteitenbegeleidster van penitentiaire inrichting De Marwei in Leeuwarden. Op woensdag 29 januari van dit jaar begeleidt Carien een paar mannen bij hun creatieve therapie in de activiteitenruimte. Ze geeft de mannen een kop koffie. Eén van de mannen vertrouwt het niet. Hij beschuldigt de activiteitenbegeleidster ervan gif in zijn koffie te hebben gestopt. De man wordt kwaad, slaat haar op het hoofd met een hamer en steekt haar 32 keer met een beitel in het lichaam.
De verdachte, de 29-jarige M., was opgesloten in De Marwei in afwachting van een plaats in een tbs-kliniek. Uit het psychiatrisch onderzoek blijkt dat de man getraumatiseerd is door zijn Joegoslavische oorlogsverleden. Volgens gedragsdeskundigen lijdt hij aan schizofrenie van het paranoïde type. ‘We zijn onze naïviteit kwijt,’ zegt locatiedirecteur Jacques de Jong. ‘Al jaren is bekend dat de sfeer in de gevangenis verhardt, maar dit hadden we nooit verwacht. Twintig jaar geleden wisten de gedetineerden hoe ze het spel in de gevangenis moesten spelen. Ze accepteerden hun straf, gedroegen zich rustig en zaten hun tijd uit. De laatste jaren is dit veranderd. Door te weinig plaatsen in forensische psychiatrische ziekenhuizen, de rijksinrichtingen voor tbs-gestelden, komen mensen met zwaardere psychische aandoeningen in de penitentiaire inrichting te zitten. Daarbij zien we ook steeds meer junks. Het aantal gedetineerden met een onberekenbaar karakter neemt toe. Dat maakt het werken voor de piw’ers (penitentiaire inrichtingswerkers, red.) moeilijker.’
De moordenaar van Carien Hofman wachtte op plaatsing in een tbs-kliniek. Hebben jullie wel de capaciteit om tbs-gestelden op te vangen?
‘We hebben in De Marwei gemiddeld tien mensen die aan een zware psychiatrische stoornis lijden, de zogenaamde tbs-passanten. Zij wachten op een plaats in de kliniek. Voordat iemand veroordeeld wordt, gaan er maanden overheen. Het traject van voorlopige hechtenis in het Huis van Bewaring tot de uiteindelijke veroordeling van de rechter duurt zo drie, vier maanden. Vervolgens moet nog een selectie plaatsvinden in welke kliniek de gedetineerde zijn tijd uit moet zitten. Als besloten is waar deze persoon naar toe moet, duurt het nog eens maanden voor daar plaats is. Deze gestoorde persoon zit dus ruim een half jaar in de gewone gevangenis. Voor een enkeling is in dit voortraject plek in een forensische psychiatrische kliniek. Maar het grootste deel komt bij de reguliere gevangenissen terecht. Wij moeten ons er maar mee zien te redden. Mensen beter maken, is echter niet ons pakkie-an. Daar hebben we ook helemaal niet de capaciteit voor. In de praktijk valt de trammelant rond deze groep gelukkig mee. Sommige piw’ers vinden het een uitdaging om met deze groep aan de slag te gaan. De huidige opleiding tot piw’er is echter nog niet gericht op de zwaardere groep gedetineerden. Medewerkers krijgen cursussen aangeboden om met deze groep om te gaan.’
Gedurende een periode van zes maanden zitten psychisch zieke mensen in uw inrichting met begeleiders die hiervoor niet zijn opgeleid. Is dat wel verantwoord?
‘Een ideale situatie is dit natuurlijk niet. Er is gelukkig wel een positieve ontwikkeling gaande. We hebben een paar maanden geleden een convenant getekend met de Van Mesdagkliniek in Groningen, met als doel kennis en ervaring te bundelen en de doorstroom van een moeilijke categorie psychiatrische patiënten naar de tbs-kliniek te bevorderen. Medewerkers van de Van Mesdag bieden onze mensen handvatten hoe ze om kunnen gaan met deze zware categorie gevangenen en bereiden gedetineerden voor op behandeling in de tbs-kliniek. Het ideaalbeeld is natuurlijk dat er in de toekomst voldoende plaatsen zijn in tbs-klinieken, zodat de psychisch zieke gedetineerden meteen kunnen doorstromen. Maar dat is voorlopig een utopie. De samenwerking met de Van Mesdagkliniek is een groeimodel. In de toekomst kunnen we hier al in het voortraject beginnen met behandeling. Daar moet dan wel specifiek personeel voor komen. Deze préklinische interventies zijn noodzakelijk omdat we met een oplossing zullen moeten komen. Ook hebben we een kleine afdeling voor beveiligde individuele begeleiding van mensen met psychiatrische problematiek. Hier is niet genoeg plek voor alle gestoorde delinquenten, maar het is wel een soort noodoplossing.’
We hebben we het nog niet eens over de verlaafde gedetineerden. Al met al worden de bewoners van de gevangenis er niet gemakkelijker op.
‘Qua samenstelling van de gevangenen lijkt het in de bajes voor de buitenwereld net een soort Wilde Westen. Dat beeld klopt niet. Over het algemeen redden we ons prima, maar de druk op het personeel wordt groter. Vijftig procent van de gevangenen heeft een delict gepleegd dat gerelateerd is aan drugs. Een groot deel gebruikt. Ondanks allerlei maatregelen komt er drugs binnen. We hebben contact met het Centrum voor Alcohol en Drugs, maar veel kunnen we aan deze problematiek niet doen. We checken het gebruik, we straffen. De drugs blijven toch binnenkomen. Deze groep, gecombineerd met de zwaar gestoorden, maakt de situatie in gevangenissen er inderdaad niet beter op.’
Ondanks het gegeven dat deze groep steeds moeilijker wordt, zult u toch moeten bezuinigen.
‘Naar alle waarschijnlijkheid zullen we binnenkort zo’n dertig tot veertig van de 240 cellen dubbel bezetten. Twee gedetineerden in één cel is geen ideale situatie, maar dat heb ik liever dan dat criminelen te snel op vrije voeten komen. Sommige mannen kunnen eigenlijk niet bij elkaar zitten, maar hoe dat gaat zal in de praktijk wel blijken. Gedetineerden die zware psychische problemen hebben, kunnen alleen blijven. Te veel prikkels is voor hen niet goed. Maar we zullen wel moeten bezuinigen. Ik hoop dat we de dagactiviteiten zoveel mogelijk kunnen waarborgen. Gevangenen kunnen intern cursussen doen en werkervaring opbouwen. Dat ze kunnen werken op hun eigen niveau met routine en regelmaat is noodzakelijk om de sfeer goed te houden. Veel gedetineerden krijgen een kick als ze iets bereiken in hun werk of een certificaat halen. De meeste jongens komen uit verknipte gezinnen: ze hebben een vreselijk beroerde jeugd gehad. Dat ze in hun tijd hier iets succesvols hebben gedaan is vaak uniek voor ze.’
U hoeft toch niet te bezuinigen op hulpverlening en reïntegratie?
‘De hulpverlening is bij ons zeer matig, moet ik bekennen. We hebben maar één psycholoog in dienst, die alleen bereikbaar is via de inrichtingsarts. Een psychiater hebben we niet in vaste dienst, maar die komt af en toe langs en zit samen met maatschappelijk werk, psycholoog en inrichtingsarts in het psychisch medisch team. Het werk van de psycholoog en psychiater is overigens zeer betrekkelijk – een behandeling hoort in de gevangenis niet thuis.
‘Maatschappelijke integratie is belangrijk, maar ondanks speciale programma’s vervalt tachtig procent in het oude gedrag. Bepaalde gasten staan na een paar weken weer op de stoep. Op de reclassering is fors bezuinigd. Het maatschappelijk werk werd altijd geleverd door de reclassering, maar zij is daar mee opgehouden. De zogeheten social case workers, die met name praktische zaken regelden als papierwerk, huur en andere financiën en er waren voor psychosociale hulp, zijn er nu niet meer. Een paar uur per week is er nu een maatschappelijk werker in dienst en daarnaast hebben we geestelijk verzorgers. Het werk van de social case worker is overgenomen door piw’ers. Ik geef toe, dat is niet voldoende. In de bajes heerst een machocultuur. De mannen praten nooit met elkaar over hun problemen thuis. Praat je met ze onder vier ogen praat, dan krijg je de wereld aan ellende te horen. Als gedetineerden op een laagdrempelige manier over hun problemen kunnen praten – denk alleen maar aan de partners die hen verlaten als ze in de bak zitten – staan ze er misschien wat sterker voor als ze vrij komen. We proberen er alles aan te doen om het maatschappelijk werk zelf te organiseren, want wat hulpverlening betreft lopen we in de bajes echt achter. Een kwestie van geld.’