Getuigt een casemanager in de geestelijke
gezondheidszorg: ‘Het is een goed uitgangspunt om de ervaringen van cliënten een
centrale plaats te geven in de zorgverlening naast de professionele zorg; zo
leert de hulpverlener niet alleen de ziekte kennen, maar ook de impact die deze
ziekte heeft op het leven van iemand die eraan lijdt.’ De casemanager die dit
opschrijft, heeft net een training gevolgd over cliëntenparticipatie. Daar
hoorde zij hoe weinig respectvol veel patiënten de bejegening door verzorgers of
behandelaars vinden. ‘Wij hebben op dit gebied nog veel te leren,’ bekent
zij.Hoe kunnen we de mensen die aan onze zorg zijn toevertrouwd beter
bejegenen? Die vraag krijgen alle 1300 werknemers van de instelling Geestelijke
Gezondheidszorg Eindhoven en de Kempen (GGzE) verplicht voor hun kiezen tijdens
een training van anderhalve dag. De Raad van Bestuur van GGzE heeft besloten dat
heel het personeel de cursus Cliëntenparticipatie in werktijd moet volgen. Het
idee voor de training is afkomstig van de Centrale Cliënten Raad. ‘We hebben
twee jaar moeten volhouden, voordat het bestuur akkoord ging,’ zegt Wim van
Poppel, ondersteuner van de Cliënten Raad. ‘Want de weerstand was groot. Men zag
het niet zitten om de rollen eens om te draaien. We beseffen heel goed dat de
meeste cursisten beroepsopleidingen achter de rug hebben en dat sommigen al
jaren in de ggz werken. Er zijn de laatste tijd dan wel heel wat rechten en
wetten afgekondigd rond cliënten, maar dat garandeert nog geen goede bejegening,
zo ervaren de cliënten dagelijks.’
Dat de bijscholing van de beroepskrachten geen overbodige luxe is, blijkt
uit de ervaringen van cliënte Marine den Dulk. ‘Na de bevalling van mijn
meervoudig gehandicapte dochter volgde ik een psychotherapie, onder meer om
alles te verwerken. Toevallig was mijn psychiater op dat moment zwanger. Ik
vroeg of zij het als aanstaande moeder niet moeilijk vond om over mijn problemen
te praten. Maar ze gaf geen enkele reactie op mijn vraag en hield dat punt
krampachtig af. Het kostte ons een paar sessies voordat we weer normaal verder
konden met de therapie.’ Den Dulk vertelt dit voorbeeld tijdens de trainingen.
Ze is er co-trainer, een vrijwillige functie waarnaar ze overigens heeft moeten
solliciteren. Via haar dochter is Den Dulk nog steeds cliënte, en voorheen ook
bij de Stichting Dagbehandeling Jeugdhulpverlening. Tien jaar werkte zij als
leidinggevende en maatschappelijk werkende in de thuiszorg. De co-trainster weet
dus hoe moeilijk het voor een hulpverlener kan zijn om de zorg goed af te
stemmen op de behoeften van de cliënt.’Dat voorval overkwam me vijf jaar
geleden, nu kan ik het beter interpreteren,’ vertelt ze. ‘Mijn psychiater zag
mij uitsluitend als patiënt en zichzelf als behandelaar. Ze begreep niet dat
patiënten en behandelaars meerdere rollen tegelijk hebben. Om bij het voorbeeld
te blijven: als patiënt heb ik menselijke belangstelling voor haar als
aanstaande moeder. Dat aspect herkende ze niet en daarmee erkende ze in mijn
ogen mijn probleem niet. Die wijze van bejegening heeft de therapie een tijdje
gefrustreerd.’
Beklemmend
Respectvolle bejegening houdt voor Van Poppel en Den Dulk in ieder geval
in: interesse in de cliënt, goed luisteren en bereid zijn een dialoog aan te
gaan. Van Poppel erkent dat de meeste beroepskrachten in de ggz het beste voor
hebben met cliënten. Hebben ze dan een blinde vlek voor respectvolle bejegening,
of zijn de nieuwste inzichten over de positie van patiënten nog niet echt
doorgedrongen in hun dagelijkse beroepshouding? Van Poppel durft het niet te
zeggen. Maar hoe dan ook, meent hij, expliciet praten en oefenen kan geen kwaad.
Dat blijkt ook uit de evaluatie die de casemanager schreef na haar training:
‘Het vormgeven van cliëntenparticipatie in de praktijk is een moeilijke klus.
Goede inspiratiebronnen en gidsen daarbij zijn mensen die vertellen over hun
herstelervaringen en de rol die de hulpverlening daarin kan spelen.’ Cliënten
hebben traditioneel een ondergeschikte rol en verkeren in een kwetsbare positie.
De behandelaar of verzorger bepaalt gewoonlijk de agenda. Zegt de psychiater
tegen een vrouw die na herstel weer even op de inrichting terugvalt: ‘Tja, het
is zeer ernstig met u.’ Terwijl de vrouw hem alleen tijdelijke ondersteuning
vroeg om een inzinking te overwinnen, praat de psychiater haar verder de put
in.De cliënten- en patiëntenbeweging streeft al jaren naar een meer
evenwichtige relatie. Tweerichtingsverkeer is het ideaal van Van Poppel en Den
Dulk: over en weer gebruiken hulpverleners en cliënten elkaars deskundigheid.
‘Het ene moment heeft de hulpverlener een leidende rol, het andere moment de
cliënt. Iedereen is deskundig. De hulpverlener heeft in zijn vakrichting
opleidingen gevolgd, terwijl de cliënt vooral ervaringsdeskundige is. Cliënten
weten vaak precies wat er met hen aan de hand is en kunnen exact aangeven wat ze
willen. Daarmee kan de hulpverlener zijn voordeel doen.’
De training cliëntenparticipatie duurt één dag plus een halve terugkomdag.
Een groep telt vijftien deelnemers. Alle geledingen van GGzE, RIBW en Stichting
Dagbehandeling Jeugdhulpverlening doen mee, ook het personeel van ondersteunende
diensten. Een professionele trainer vervult de rol van procesbewaker. Twee
vrijwillige co-trainers – (ex-)cliënten – zijn sparring partner voor de
cursisten. GGzE trekt jaarlijks 35.000 gulden uit voor de training. Dat budget
is toereikend voor twaalf trainingen per jaar, ofwel 180 deelnemers. Over acht
jaar is iedereen dus aan de beurt geweest.Tijdens de training wordt
duidelijk hoe vast behandelaars zitten aan richtlijnen van de organisatie of van
hun team. Protocollen en financiën bepalen hun gedrag. Dat er tegenwoordig
onderhandeld wordt tussen patiënt en behandelaar over individuele
behandelplannen, betekent volgens Den Dulk niet dat er onderlinge openheid
bestaat. ‘Behandelaars leggen vaak niet uit hoe lang iets duurt en waarom ze
doen wat ze doen. Informatie is een belangrijke voorwaarde voor participatie.
Wie zijn patiënten serieus neemt, wie gevoelig is voor hun
ervaringsdeskundigheid, die zal die openheid wel betrachten.’ Tijdens de
training ontdekt menige professional volgens Van Poppel hoe beklemmend de
structuur is waarin hij werkt. ‘Dat gaan we in ons team bespreken,’ beloven ze
dan aan het einde van de cursus.
Argwanend
Den Dulk heeft het afgelopen jaar ervaren dat veel cursisten zich door haar
geraakt voelen. Haar voorbeelden put ze uit haar eigen ervaringen met hulp- en
zorgverleners. Behalve uit haar eigen therapie kent ze via haar dochter heel wat
instanties van dichtbij. Het Medisch Kleuter Dagverblijf bijvoorbeeld. ‘Tot
augustus 1998 verbleef mijn kind er zo’n veertig uur per week. De hulpverleners
daar waren cruciaal in haar opvoeding. Als moeder ben ik van nature argwanend
over wat daar met mijn kind gebeurt. Ik was dus enorm betrokken bij die
instantie en hoe zij met mijn dochter omgingen.’Hoe levensecht Den Dulks
voorbeelden tijdens de training ook zijn, niet iedereen staat er open voor. Je
moet als co-trainer daarom wel stevig in je schoenen staan, vindt ze. Haar
vrijwillige inzet beperkt zich inmiddels al niet meer tot Eindhoven. In
Dordrecht begeleidt ze aspirant co-trainers bij het opzetten van een
soortgelijke cursus. Ook in andere delen van het land bestaat grote interesse
voor het initiatief van de Eindhovense Centrale Cliënten Raad./Rogier
Wiercx
Rogier Wiercx is freelance journalist Zijn website is te vinden op
internetadres:
href=”http://antenna.nl/wiercx/”>http://antenna.nl/wiercx/