GGZ Nederland presenteerde eind november haar langverwachte visiedocument ‘De krachten gebundeld. Ambities van de ggz’. De brancheorganisatie van instellingen voor geestelijke gezondheidszorg en verslavingszorg laat hiermee haar visie op de toekomst zien. Goof van Gemert, plaatsvervangend directeur, vindt het van groot belang dat de ggz laat zien waar ze voor staat. ‘De geestelijke gezondheidszorg komt veel in het nieuws en er wordt veel over de sector geschreven. Men vindt van alles. Het is nu tijd voor een visie van de ggz op haar eigen sector. Er is veel verwarring over de taken van de ggz en wat het domein van de sector precies is. Daarom hebben we in vier domeinen aangegeven wat onze taken en ambities zijn.’
Met gerichte preventie voorkomen dat psychische problematiek escaleert, patiënten de best mogelijke behandelingen bieden, mensen met psychische handicaps ondersteunen bij hun deelname aan de samenleving en bemoeizorg bieden aan mensen die geen hulp vragen, maar deze wel nodig hebben. Dit zijn de vier belangrijkste ambities van de ggz. In een agenda heeft GGZ Nederland deze concreet gemaakt. De komende drie jaar wil de sector met bemoeizorg 24 duizend zorgwekkende zorgmijders in kaart brengen en vervolgens per jaar minstens tien procent van hen in de zorg te krijgen.
Verder moet het aantal separaties met tien procent afnemen en breidt de ggz het aantal bedden uit voor patiënten die lijden aan zowel een psychische stoornis als een ernstige gedragstoornis. GGZ Nederland vindt dat investeren in preventie dé manier is om de toe-nemende vraag naar ggz af te remmen. Daarom zal de ggz onder meer kennis overdragen aan huisartsen, maatschappelijke werkers en eerstelijnspsycho-logen.
GGZ-voorzitter Andrée van Es noemde het visiedocument een inspiratiebron voor instellingen. Is het niet meer dan dat?
‘Ik vind dat het document een grotere betekenis heeft. In “De krachten gebundeld” staat wat we willen bereiken en wat onze taken zijn. Dit visiedocument is iets waar onze leden zich aan verbinden. Gaat het ergens niet goed, dan mogen regionale partners op de verschillende terreinen ons daar op aanspreken.’
Minister Hoogervorst stelt dat de ggz te veel taken naar zich toe trekt en te veel verantwoordelijkheid neemt voor een te breed terrein. Begrijpt u die kritiek?
‘Naast genezing ligt onze maatschappelijke verantwoordelijkheid ook op de terreinen preventie, vermaatschappelijking en bemoeizorg. De ggz is hierbij nodig. Minister Hoogervorst geeft aan dat hij nog niet zeker weet of hij wil investeren in preventie. Over onze ambities in de bemoeizorg zei hij nog net niet dat het ons probleem niet was, maar hij impliceerde dat wel. Volgens hem moeten we dat maar aan de gemeente overlaten. Maar in de praktijk heeft de ggz wel degelijk met de doelgroep te maken. Hij kan niet van ons verlangen dat we de zorg voor haar maar laten afhangen van de gemeente.’
Voelt de sector zich dan zo verantwoordelijk voor al deze terreinen?
‘Ja, we voelen ons verantwoordelijk en zijn bovendien nodig om de problemen op te lossen. Maar de nadruk ligt op samenwerking met andere partners. Als het gaat om preventie hebben we zorgverzekeraars nodig, maar ook gemeenten, huisartsen en maatschappelijk werkers. Kennisoverdracht is hierbij erg belangrijk. Op het terrein van vermaatschappelijking ben je onder andere van welzijnsorganisaties en woningcorporaties afhankelijk. Behandeling is duidelijk een taak van de ggz, maar ondersteuning is ook een taak voor anderen. We proberen nu anderen te verleiden om activiteiten op zich te nemen. Onze rol hierin is dat we zorgen dat ons werk hun activiteiten niet in de weg staat. En dat we, als er iets fout gaat, meteen in actie komen. Een betrouwbare partner zijn, daar gaat het om.
‘Zijn wij ook verantwoordelijk voor de veiligheid op straat? In eerste instantie niet, maar er is een dilemma. Bemoeizorg is het terrein van de gemeente. Zij is immers verantwoordelijk voor de veiligheid. Maar psychische stoornissen zijn wel degelijk relevant als het gaat om overlast op straat. Daarom stellen we hier doelen in. De gemeente heeft de regie, maar wij willen een actieve rol spelen. De 120 ggz-instellingen kunnen best ruimte maken voor deze groep. Het is een kwestie van prioriteiten stellen’
Samenwerking blijkt op al deze terreinen noodzakelijk. Dit verloopt tot nu toe niet altijd even soepel.
‘Samenwerking kan alleen als de verschillende partijen ophouden met elkaar constant te kritiseren. Het vertrouwen in elkaars kunnen, moet groeien. Ook moeten er duidelijke afspraken worden gemaakt. Je moet de verwachtingen die je van elkaar hebt uitspreken. Als een dronken man ’s nachts op het politiebureau zit, wiens verantwoordelijkheid is het dan? In eerste instantie van de politie. Gaat het om een chronische verslaving en psychiatrische stoornis, dan is het een zaak voor ons. De politie heeft in dit geval groot gelijk dat deze overlastveroorzakers in bemoeizorg moeten komen. Als je hier afspraken over maakt, kan geen onduidelijkheid bestaan over wie verantwoordelijk is.’
Is er wat verandert in de houding van de ggz?
‘We weten dat ieder zo zijn expertise heeft, maar de ggz stelde zich nogal eens arrogant op. “Wij weten het meest van patiënten” en “zo moet je dit oplossen”. Op het gebied van vermaatschappelijking zijn we van anderen afhankelijk en daardoor bescheidener. De nuance in de opstelling is een groot verschil. We kijken naar wat nodig is voor onze cliënten, we vertellen wat onze taak is en vragen wat wij kunnen doen om andere partijen te ondersteunen. En dat we hierin bescheiden zijn, is absoluut iets nieuws.’