‘Zodra je over zingeving begint, denkt men: ‘oh nee, ze
komen toch niet weer die verzuiling uit de jaren zestig door de achterdeur naar
binnen halen’. Maar als het over zingeving in het hulpverleningsproces gaat,
hebben we het niet direct over religie,’ benadrukt Michael Kolen, auteur van het
boek ‘Zingeving en ethiek in de jeugdzorg’. Kolen: ‘Het gaat over op welke
manier je met levensvragen om gaat, wat je waarden- en normenpatroon is.
Iedereen heeft daar ideeën over, je hoeft lang niet altijd religieus te zijn.
Die fout wordt nogal eens gemaakt en dat leidt in de hulpverlening vaak tot
weerstand.’
Juist het afscheid van de verzuilde samenleving, de no nonsense-cultuur
en het individualisme van de jaren tachtig en negentig hebben volgens Kolen het
omgaan met zingeving en ethiek in de hulpverlening naar de achtergrond
gedrongen. ‘Het idee was dat waarden en normen tot het privé-domein behoren, je
moest een soort neutraliteit behouden. De hulpverlener focust op het probleem en
hoe dat probleem op te lossen. Hij gaat niet in op de betekenis van bepaalde
gebeurtenissen en vragen in het leven van de jongere. Terwijl je de persoon uit
het oog verliest als je inzoomt op één aspect van het verhaal. Het gevolg van
die probleemgerichtheid is trouwens ook dat hulpverleners zelf de betrokkenheid
bij en verantwoordelijkheid voor de cliënt missen. Ze hebben maar zes sessies om
een probleem op te lossen en vragen zich af: ‘waar doe ik ’t nog allemaal
voor’.’
‘Naast de therapieën en behandelingen is er een diepere laag in de mens
om aan te boren: hoe staat de cliënt in het leven,’ zegt Marlies Mols. Zij is
één dag in de week beleidsmedewerker zingeving en ethiek bij Bijzondere
Jeugdzorg Deurne. Het doel van de nieuwe aandacht voor het thema is het
hulpaanbod beter te laten aansluiten op de vraag. ‘De hulpverlening ging altijd
uit van: ‘dit is het probleem, dat is de pleister’. Maar niet voor alle
problemen is een oplossing en wat kan je als hulpverlener dan wèl doen?’
Dagelijkse hectiek
De roep om zingeving in de hulpverlening is volgens Michael Kolen
duidelijk aanwezig. ‘Wij hebben onderzoek gedaan onder jongeren, hulpverleners
en management, en allen bleken in de praktijk tegen het thema aan te lopen. Ook
de jongeren gaven aan dat het voor hen cruciaal is. Een jongen verwoordde het
zo: ‘Als er echt iets is dat me raakt, houdt hij (de hulpverlener, red.) op met
schrijven. Het wordt niet gezien als behorend bij het werk’.’
En dat zou het wel moeten zijn, want jongeren komen met vragen over
‘hoe ga ik om met de dood van mijn dierbare?’, ‘wat moet ik nog verder met het
leven?’, maar ook: ‘het lukt mij niet dat diploma te halen’. De kunst voor de
hulpverlener is volgens Michael Kolen in de huid van de jongere te kruipen, te
weten welke betekenis iets of iemand voor die cliënt heeft.
Marlies Mols, beleidsmedewerker zingeving en ethiek, vindt het
belangrijk dat hulpverleners allereerst bewust zijn van hun eigen waarden en
normenpatroon: ‘Als je goed naar jezelf kunt kijken, kan je ook naar de ander
kijken, naar zijn of haar ethische waarden. Dat is een voorwaarde om er met
elkaar, hulpverlener en cliënt, over te spreken.’
Volgens Kolen is er inderdaad een risico dat de hulpverlener zijn
mening oplegt aan de jongere, maar dat risico is te vermijden: ‘Door een open
opvoedingsklimaat te scheppen. Door open te praten en te denken. Wat doe je als
een kind zegt: ‘oma is dood, waar is oma?’ Je kan als hulpverlener zes
verschillende opties geven, gerelateerd aan zes verschillende
levensbeschouwingen. Dat kind draait zich om en kan er niks mee. Je kan ook
zeggen: ‘Ik denk dat oma in de hemel is, wat denk jij?’ Dan toon je
betrokkenheid, dan ontstaat er interactie. Dat heeft het kind nodig, die komt
niet voor niks bij jou aan met die vraag.’
Om zingeving en ethiek in de organisatie te incorporeren is het nodig dat
vooral directie en leidinggevenden doordrongen zijn van het belang ervan in de
hulpverlening. Er is tijd, geld – voor een functionaris – en aandacht voor
nodig. Marlies Mols van Bijzondere Jeugdzorg Deurne: ‘Het onderwerp moet steeds
terugkeren op de agenda: in het werkoverleg, in teambesprekingen, in de
groepsvergaderingen met cliënten. Want in de dagelijkse hectiek verdwijnt het
thema snel onder tafel. En dat doet geen recht aan de cliënt. Een jongere
verwoordde dat heel treffend: ‘wij zijn geen probleem op pootjes, we willen
gezien worden als mens met een eigen inbreng’.’
Vanessa van Dam,
Ambulant hulpverlener, mentor van het 16+ project voor zelfstandig
wonende jongeren. Organisatie: Amstelstad, multifunctionele instelling voor
jeugdhulpverlening
‘Vaak wordt zingeving als iets abstract afgedaan, als zou het niks te maken
hebben met praktische hulp. Ik denk dat het de basis is van waaruit je keuzes
maakt, het vormt je referentiekader. In het 16+ project krijgen de meeste
jongeren minimaal een jaar begeleiding. Aanvankelijk komen ze vooral met
praktische vragen: financiën, invullen van formulieren. Maar na een tijdje
blijkt vaak dat achter deze praktische vragen zingevingvraagstukken zitten.
‘Ik ben zelf christen en heb veel nagedacht over zingeving en
levensvragen. Dat helpt mij om me in te leven in levensvragen van anderen. Je
moet jongeren de ruimte geven zelf een mening te vormen. Ik adviseer ze ook
meningen te vragen van mensen die dichtbij staan. Het is geen indoctrinatie als
je jouw eigen mening vertelt. Het geeft de jongere een referentiekader, dat moet
de hulpverlener ook geven.
‘Over zingeving spreek ik met de jongeren in de wandelgangen, aan de
afwas of tijdens een maaltijd. Veelal gaat het over het nut van het leven, over
relaties, over het overlijden van dierbaren. Je komt zelf als hulpverlener ook
voor ethische dilemma’s te staan, bijvoorbeeld: afbreken van zwangerschappen,
gemakkelijk – dat wil zeggen illegaal – geld verdienen of relaties met een
getrouwde man of vrouw. Een van mijn cliënten, 16 jaar en ongewenst zwanger,
koos er voor, tegen de wens van haar ouders in, om haar kind te houden. Zij
vroeg aan mij ondersteuning. Dan moet je jezelf als hulpverlener een aantal
vragen stellen: hoe ga ík daar mee om? Hoe kan een kind een kind opvoeden? wie
kan daarbij helpen? Wanneer je als hulpverlener zulke levensvragen negeert, heb
je de jongeren ten diepste niets te bieden.’
Paul Kuypers,
Sociaal-pedagogisch begeleider voor 12 tot 18 jarigen. Organisatie:
Bureau Jeugdzorg Tilburg
‘Hulpvragen zijn in principe altijd praktisch van aard. Men komt niet met
zingevingvragen bij ons aan. Pas verderop in de begeleiding merk je: ‘hé, die
jongen heeft geen doel in zijn leven’. Ik stel me altijd op als bruggenbouwer:
probeer alle partijen te horen, geef soms een eigen visie, maar ben meestal
volgend. In een later stadium, tijdens een ontspannen gesprek, kan ik eens iets
vanuit mijn eigen inzicht vertellen als ik denk: dat zou misschien interessant
zijn voor hem. Maar dat kan pas als de eerste spanning omtrent het probleem eraf
is. Als pijn of woede een plek hebben gekregen. Dan is er ruimte om weer iets te
doen met het leven. Dan komt de vraag: ‘hoe moet dat dan?’ Maar aan die fase
komen wij meestal niet toe. Wij hebben maximaal vijftien gesprekken de tijd om
hulp te verlenen. Dat is vooral erop gericht om de pijn of de woede een plek te
geven.
‘Wij zijn meer bezig met brandjes blussen en problemen oplossen dan met
zingeving. Veel jongeren willen trouwens zelf ook zo snel mogelijk uit de
hulpverlening en stoppen als het probleem een plek heeft gekregen. Integratie
van zingeving en ethiek in de werkpraktijk zou mooi zijn, maar dat is toch
ver-van-mijn-bed. Het vraagt ook veel van medewerkers: de middelen en de tijd
moeten er voor zijn. Wij moeten wachtlijsten wegwerken. En verder moet je niet
al te zwevend over dat soort dingen doen. Naar de cliënt toe moet je het
concreet maken. Maar wie ben ik om mijn persoonlijke levensovertuiging over te
brengen naar de cliënt?’/Caroline Stam