door MARTIN ZUITHOF – ‘Gisteren heb ik een brief geschreven aan de
hoofdcommissaris. De politie had weer een bekeuring gegeven aan een man die als
driejarige een hersenbloeding heeft gehad, die geen gebruiker is maar hier toch
graag komt. Die man staat bij het Schouwburgplein te wachten en krijgt een
bekeuring, zogenaamd vanwege hinderlijk gedrag. Hij stond er alleen maar. Ze
hebben hem niks gevraagd. Ze dachten: dat is een junk, die gaan we op de bon
gooien. Daar blijf ik tegen vechten.’‘Ik heb geleefd in de zestiger jaren.
Dat was de tijd van de theologie van de revolutie, heel inspirerend. Jezus werd
gezien als een persoon die je aanmoedigde de maatschappij ingrijpend te
veranderen, rechtvaardiger te maken. Dat leidde tot hoge idealen: de honger de
wereld uit, de kloof tussen rijk en arm slechten. We verzetten ons tegen
allerlei overheden die mallotig beleid voerden. Zo’n theologie van de revolutie
leidde tot verandering. Dat heeft mij altijd bezield, ik ben er nooit meer van
losgekomen.’
Gemarginaliseerd‘Christus was iemand die zich
inzette voor de gesjochte mensen, melaatsen, zieken en armen. Daarom zeiden we:
laten we deze kerk ontwikkelen als een gemeenschap voor mensen die
gemarginaliseerd zijn. Vandaar de keuze voor illegalen, vreemdelingen,
drugsgebruikers, zwervers, daklozen, hoeren, noem maar op. Die mensen konden van
de Pauluskerk hun tehuis maken.’
‘Wat betreft hulpverlening ga ik uit van het presentiemodel van Andries
Baart. Ik heb zijn werk gelezen en dat vind ik buitengewoon leerzaam. Ik herken
me daar in. Dat wil zeggen dat je ontvankelijk bent voor degene die je ontmoet,
je open stelt en je je eerst eens laat leiden door wat die ander jou te zeggen
heeft. Als er dan vertrouwen ontstaat, kun je ook zelfje mening geven aan de
ander. Ik noemde dat het GGD-model. Ga op weg, geef vertrouwen en doe wat in je
vermogen ligt. Dat was mijn uitgangspunt in de jaren tachtig.’‘Ik heb ervoor
gekozen met de gebruikers zelf aan de slag te gaan. Nico Adriaans, de vroegere
voorzitter van de Rotterdamse Junkiebond, heeft me op dat spoor gebracht. Die
gebruikers willen een tehuis hebben, zich happy voelen, eten, drinken, deelnemen
aan activiteiten. Vanaf begin jaren tachtig hebben we allemaal activiteiten
ontwikkeld, direct afgestemd op de behoeften van de gebruikers. We hebben een
eethuis geopend, dat nog altijd bestaat. We hebben dagactiviteiten opgezet, er
kwamen slaapplaatsen en dependances.’
Rel schoppen‘De initiatieven vanuit de Pauluskerk
leidden tot allerlei conflicten met de bestaande verslavingszorg, die zeer
hoogdrempelig was. Die hadden hun eigen programma’s, om af te kicken en in
therapie te gaan. Bhagwan had daar een tijd grote invloed. Er werden aan
verslaafden allerlei voorwaarden gesteld, er waren wachtlijsten, er was nog
nauwelijks methadonverstrekking.’‘Gebruikers werden in de jaren tachtig door
de politie als beesten behandeld. Samen met Adriaans voerde ik daarom veel
politieke acties, bezettingen. We hadden in de kerk een illegaal
methadonprogramma, dat werd verboden door de Inspectie voor de Volksgezondheid.
Doel daarvan was om aan te tonen dat de drempel van de hulpverlening omlaag
moest. We voerden ook acties tegen de NS, die discriminerend optraden tegen
drugsgebruikers. Dan gingen Nico en ik naar de stationsrestauratie. Dan werd hij
aangehouden en ik niet. Dan hadden we bewijs dat er gediscrimineerd was, dan
gingen we een rel maken.’‘In de Perron Nul-tijd, tussen 1986 en 1994, had ik
geen moer aan die hulpverleningsinstellingen en ze deden ook geen moer. Perron
Nul was een initiatief van de politie en mij om op het Centraal Station een
voorziening te maken voor die drugsgebruikers die er liepen te lanterfanten en
de stationsrestauratie liepen te verzieken. Bij elkaar ongeveer 75 mensen
inde eerste fase tot 1990. Ze konden er gebruiken, koffie drinken,
schilderen en tekenen.’‘Vanaf 1989 gaat Perron Nul een aantrekkingskracht
uitoefenen, dan wordt het een goede dumpplek voor verslaafden uit het hele land.
De politie in Rotterdam, Delft en Dordrecht zegt: “Ga maar naar Perron Nul”. De
aantallen groeien enorm en dat wordt noodlottig voor het project. Het was op 75
mensen berekend en niet op 600 tot 1000 in de latere dagen. Het project is
bezweken onder die hoeveelheid. Peper had zich ook in zijn hoofd gezet: Perron
Nul moet weg, maar hij wist niet hoe. Een eindeloos gelazer.’
Gedoogbeleid‘In de jaren negentig komen
werkinitiatieven van de grond. We hebben de straatkranten ontwikkeld. Nora
Storms bracht het uitzendbureau Topscore op gang. Toen gingen drugsgebruikers
straten schoonmaken, straatkranten verkopen. We hebben hulpverleners aangesteld
aan geldbeheer gingen doen. Het geld dat een verslaafde kreeg, maakte hij op,
maar niet meer dan dat. Dat leidde tot een stabilisering. Ze bleven wel
verslaafd, maar ze wilden niet jatten, niet roven, ze wilden zelfs werken, op
een kamer wonen.’‘Na 1997 wordt het rustiger, dat werden de beste jaren. Dan
gaat burgemeester Peper ook om, zijn repressieve beleid leverde niet veel op.
Toen kwam er een goede tijd van gedoogbeleid, waarin allerlei experimenten
mochten worden gehouden van het openbaar ministerie. Daar heb ik graag aan mee
gewerkt, om het dealen beter te laten verlopen, destoffen te controleren. Ik
was ook een groot voorstander van belastingbetaling door dealers, dat hebben we
hier ook geëxperimenteerd met een huisdealer.’‘De periode van
Leefbaar Rotterdam was mijn slechtste tijd. Toen wethouder Van den Anker Rabella
de Faria opvolgde, moest ze in anderhalf jaar een klus klaren waarvoor eigenlijk
vier jaar stond. Van den Anker begreep dat de doelstelling van Leefbaar was: de
hoeren moeten weg van de Keileweg en de Pauluskerk moet weg. Die gedachte
lanceert zij in augustus 2004.’
Laagste drempel‘Ze begon het vrijwilligerswerk hier belachelijk
te maken. Ik heb altijd gekozen voor vrijwilligerswerk. Daar zit een hele
filosofie achter, namelijk dat het goed is dat mensen uit de samenleving met al
die groepen hier omgaan. Ik heb hier ook verpleegkundigen en maatschappelijk werkers, dus dat is ook een zekere
professionalisering.’‘Door dat conflict trok burgemeester Opstelten het dossier
naar zich toe. Hij wilde niet zoals Peper in een soort gevecht raken. Toen
hebben we gezegd: “Laten we proberen de groepen van de Pauluskerk te spreiden en
nog meer toe te schuiven naar de hulpverleningsorganisaties. Die
moeten hun drempels verder verlagen.” De Pauluskerk was altijd de
kerkgebleven met de laagste drempel. De mensen moesten worden
gespreid, liefst in de binnenstad, maar uiteindelijk kwam het Waalhavengebied
erbij.’‘Als dominee moet je je eigen vechtlust altijd
weer opkrikken. Je moet er in nooit in berusten. Deze wereld dient te
veranderen, die deugt in velerlei opzichten niet. Ik ben een aanhanger van de
socioloog Manuel Castells. Hij zegt: “Je ontwikkelt goede sociale bewegingen,
solidariteit met groepen om wie het gaat, of het nou drugsgebruikers, illegalen
of vluchtelingen zijn. Je zoekt bondgenoten in de samenleving, bij de politiek
en als die niet meedoen, gaan we de straat op.”’
Beperkte resultaten‘We wilden een liberaler
drugsbeleid. We hebben daarvoor van alles uit de kast gehaald. In de politiek
valt het tegen en in Europa ligt het moeilijk. We zoeken het smalle pad tussen
vrijgeven en verbieden. Ik ben voor het één noch voor het ander. Er zijn nu
gebruikersruimten in de stad, dat is dus allemaal bereikt. Ik had graag onze
huishandel willen doorzetten, maar Donner en Balkenende geven geen enkele
ruimte voor enig experiment.’‘Het vluchtelingenbeleid is natuurlijk sinds
Verdonk hopeloos geworden. Illegalen lossen we in Nederland niet op. Die zetten
we op een boot neer, die kunnen we niet uitzetten, laten we dan weer in
Rotterdam los, zonder uitkering. Je laat ze verder verpauperen door ze geen
uitkering te geven. Een inhumaan beleid, daar blijf ik tot mijn laatste
ogenblikken overzaniken. De resultaten zijn beperkt, het gevecht gaat
door.’‘De Pauluskerk is een grote familie geworden. Die wordt nu uit elkaar
gerukt. Ik word door drie mensen opgevolgd. De sociale arbeid vanuit de kerk
wordt overgenomen door een arbeidspsycholoog. De verslavingszorg wordt opgevolgd
door een welzijnswerkster die hier vroeger ook heeft gewerkt. En er komt volgend
jaar een nieuwe dominee in de nieuwe kerk.Het leuke van de nieuwbouw is: het
kost ons bijna niks. Die kerk wordt zo multifunctioneel mogelijk ingericht. We
kunnen er van alles mee doen, van galerie, tot demonstratie, tot kerkdienst, tot
politieke bijeenkomst.’‘In de tijd van Leefbaar stond het water me soms tot
de lippen. Er is een prent van Toulouse-Lautrec van een
man die naar het schavot gaat, omringd door politie en een biddende geestelijke.
Die rol is me kennelijk toebedeeld: het is hier een en al
repressie, mijn mensen gaan naar het schavot en het is afgelopen. Maar, zeg
ik in mijn slotwoord, de woorden van hoop waaien weg en ze schieten
weer wortel in andere gronden.’