Door Patrick Pouw – Hussein is opgefokt. Dat zegt hij zelf, terwijl hij met
zijn hand op zijn borst slaat. Achter hem lopen de kaarsrechte straten van
Kanaleneiland-Noord, de wijk waar Hussein woont. De flats hangen vol met
schotelantennes, in de bosjes ligt rotzooi en op de straten het glas van
stukgeslagen autoruiten. ‘Ik ben echt opgefokt, helemaal agressief, weet je’,
zegt Hussein nog eens.
Hij is net terug van het politiebureau waar hij moest langskomen vanwege
‘een incidentje in de bus’. In zijn hand verfrommelt hij de brief van de
politie, gericht aan zijn ouders. Of Hussein zich wilde melden op het bureau om
te verklaren dat hij instemde met de consequenties van het samenscholingsverbod.
Maar de 17-jarige Hussein stond snel weer buiten. Hij tekende de verklaring
niet, omdat de agente die hem moest helpen volgens Hussein helemaal geen respect
voor hem had. ‘Ze zei dat ik me gedroeg als een kutmarokkaan! Of iets wat daarop
leek in ieder geval. Dat zeg je toch niet? Dat is toch geen respect? Dan ga ik
ook niet meewerken.’
Op de lantarenpalen in Kanaleneiland-Noord zijn speciale kastjes
opgehangen, ‘mosquito’s’ genoemd. Deze produceren hoge pieptonen die jongeren
van hun hangplekken moet weren. Maar Hussein laat zich niet wegpesten. ‘Laat ze
tien van die dingen ophangen! Niemand jaagt mij weg. Ze provoceren, maar ik
geniet er alleen maar
van.’ GroepsproblematiekJongens als Hussein.
Eric Bervoets kent ze maar al te goed. In zijn proefschrift ‘Tussen respect en
doorpakken’ schreef hij uitvoerig over hangjongeren in Utrecht, Gouda en
Amsterdam. Tegenwoordig is de oud-politieonderzoeker senior adviseur en
onderzoeker bij het COT Instituut voor Veiligheids- en Crisismanagement. Toch
volgt hij de ontwikkelingen in Kanaleneiland nog steeds op de voet.
‘Een samenscholingsverbod kán een goed middel zijn. Volgens de politie is
het namelijk allemaal groepsproblematiek. Agenten bijten zich echt stuk op
groepscodes. Een samenscholingsverbod kan ervoor zorgen dat groepen uit elkaar
worden getrokken. Het is ook geen nieuw middel, want in Rotterdam is het
bijvoorbeeld al jaren in de Algemene Plaatselijke Verordening vastgelegd. Het
kan dus werken, maar dan moet er wel sprake zijn van voldoende toezicht, van
voldoende politiecapaciteit. En dat betekent: meer wijkagenten.’
Volgens Bervoets gaat het mis op het moment dat je zo’n
samenscholingsverbod niet waar kan maken. ‘Buurten als Kanaleneiland worden al
lang geconfronteerd met symboolpolitiek. Het korte termijngeheugen van de
politie en de gemeente is fnuikend bij dit soort discussies. Elke keer wordt
iets weer als iets nieuws gepresenteerd, elke keer wordt wéér het wiel
uitgevonden. Soms heb je het idee dat dit soort maatregelen vooral de media
gerust moet stellen in plaats van de wijk
zelf.’ Terugkerend probleemKanaleneiland is
volgens voormalig manager Jeugdzorg Ruud Bochardt eigenlijk altijd in het
nieuws. Bochardt werkte vijf jaar in de wijk en werd tientallen keren
geconfronteerd met media-aandacht. Ook hij pleit voor een consequente,
langdurige aanpak. ‘Welke maatregel je ook neemt: het gaat om handhaving. In de
jaren dat ik in Kanaleneiland werkzaam was, is er van alles geprobeerd, maar na
verloop van tijd zakte het altijd in. We kregen geld voor een project om
overlast aan te pakken, maar zodra de overlast wat was afgenomen werd óók het
project afgeschaft.’ Lees het hele artikel in Zorg +
Welzijn Magazine nummer 11, 7 november 2007