Door Martin Zuithof – Wat zijn de doelen van het
welzijnswerk? Wat is een welzijnsproduct? Wat zijn daarvoor reële kostprijzen en
hoe zou de subsidiecyclus eruit moeten zien? Hoe kunnen klanttevredenheid en
resultaten worden vastgesteld?
Voor dit soort vragen zijn binnen het project
Welzijnsinformatie Lokaal en Landelijk de afgelopen jaren standaarden gemaakt en
in een samenhangend informatiemodel ondergebracht. Zeventig zogeheten ‘lokale
combinaties’ – vertegenwoordigers van gemeenten en lokale instellingen –
ontwikkelden een productenboek voor het welzijnswerk, een subsidiecyclus, een
klanttevredenheidsonderzoek en een model voor resultaatmanagement.
Bovendien werden vier welzijnsdoelen opgesteld waaraan
de resultaten van het welzijnswerk kunnen worden getoetst: zelfredzaamheid,
deelname aan maatschappelijk verkeer, sociale samenhang en maatschappelijke
inzet.
Probleem is nu dat invoering van dit WILL-model in de
gemeenten na 2007 allesbehalve vanzelfsprekend is. Er is bijvoorbeeld geen
bepaling in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) opgenomen die gemeenten
verplicht een systeem voor welzijninformatie in te voeren.
Wat is het welzijnswerk met WILL opgeschoten als het
model niet kan worden toegepast? ‘Of het wordt toegepast is zeer de vraag. Op zich is
het model rond. Er zijn enorme sommen geld van het gemeentebudget gemoeid met de
Wmo. Als dat Wmo-beleid qua informatie en subsidiering op zijn janboerenfluitjes
gaat lopen, dan vind ik dat als belastingbetaler onnodige verkwisting van mijn
geld. De lokale combinaties hebben een hartstikke goed raamwerk gemaakt om te
zorgen dat het geld zowel rechtmatig als inhoudelijk goed wordt besteed.’
Het model vergt dus ook de acceptatie van de
welzijnsdoelen van WILL: sociale samenhang, maatschappelijke inzet en deelname,
en zelfredzaamheid. Wat is daar zo belangrijk aan?‘Dat vind ik het allerbelangrijkste. Een gemeente kan straks al zijn
Wmo-activiteiten in de vier welzijnsdoelen gieten, zo hebben VWS en het SCP
vastgesteld. Die vier doelen bestonden dertig jaar geleden en bestaan over dertig jaar
nog. De prestatievelden van de Wmo hebben een houdbaarheidsdatum van
hooguit een kabinetsperiode. Daar kun je geen langer beleid op baseren.’
Is de resultaatmeting ook
geregeld door WILL? Onduidelijkheid daarover was in 2004 voor de gemeente
Tilburg en welzijnsorganisatie Twern
reden om uit het project te stappen.‘Ik geloof niet dat het echt goed gaat met het Tilburgse
model, maar qua intentie hadden ze er niet uit hoeven te stappen. Het ging hun
niet snel genoeg. Inmiddels hebben wij voor het resultaatmanagement omschreven
over welke financiële en inhoudelijke resultaten we het hebben. Daarvoor bestaan
gewoon methodieken, zoals ‘dashboard monitoring’ waarbij een aantal indicatoren
worden gemeten in bijvoorbeeld de sociale samenhang. Als je dat een aantal jaren
achter elkaar meet, heb je de trends te pakken. VWS zou moeten voorschrijven dat
die trends worden vastgesteld, maar op welke manier dat gemeten wordt maakt niet
uit.’
Moet er landelijke wetgeving komen om het in te voeren?‘Die discussie voer ik
nu al twee jaar. Je kunt van ons model een aanhangsel maken in de Wet maatschappelijke
ondersteuning. Dat zou het mooiste zijn, maar VWS wil dat niet. De
‘next best’ oplossing is dat de wethouders van de dertig grote steden (G30) een convenant
sluiten en afspreken dat ze dit model overnemen.’‘De slechtste oplossing is
dat de instellingen WILL proberen in te voeren door dit via de MOgroep te
promoten. Die variant is nu in beeld, maar als instellingen WILL willen invoeren
heeft het absoluut geen waarde als de gemeenten niet meedoen. Er zijn
instellingen die tegen gemeenten zeggen: “We hebben nu een aanvraag gebaseerd op
productgerichte subsidiëring.” Dan zegt zo’n gemeente: “Doe maar gewoon.”’
Wie gaat de Wmo-wethouders van de dertig grote
steden dan overtuigen?‘De regiegroep van WILL (met daarin de VNG, MOgroep,
VWS, Verdiwel, CBS en NIZW) of VWS kan dat doen. Daar discussiëren we nu al twee
jaar over, maar ze doen het niet. Het is heel plat: zolang de wethouders niet
zeggen dat ze het doen, gebeurt er natuurlijk niks. Terwijl de invoering van de
Wmo daarvoor een uitstekend moment biedt.’
Wie moet de uitvoering van het WILL-model na 1
januari 2007 ondersteunen?‘Dat moet ook worden geregeld in een
convenant van de Wmo-wethouders van de G30. Daar gaat tachtig procent van het
Wmo-geld naar toe, als die het doen, doet de rest het ook wel. Een projectbureau
zou je bij de VNG kunnen onderbrengen, maar de VNG kan niet voor een gemeente
voor dit model tekenen, het is maar een branchevereniging. Zolang de gemeenten
geen handtekening zetten onder dit model wordt het niets.’Hoe
ziet u dan de toekomst van de ondersteuning van het informatiemodel nu dat wordt
ondergebracht bij de Maatschappelijke Ondernemersgroep? Is een
branche-organisatie geen vreemde plek voor WILL?‘Daar mag ik niks over
zeggen. Als er een wet of een convenant is, is de positie van een uitvoerend
bureau niet zo belangrijk. Of je daar een stichting van maakt of een coöperatie,
doet er niet zoveel toe.’Zou VWS niet het verschil moeten maken
om WILL in te kunnen voeren? ‘Die hele
directie Sociaal Beleid bij VWS is de laatste jaren gedecimeerd. Een paar
jaar geleden was die club net krachtig genoeg om een aanzet tot de Wmo te geven.
Zo’n afdeling is heel klein vergeleken met andere grote geldstromen als
jeugdzorg, ouderenzorg, cure en care. De instellingen die daar werken zijn
professioneler en veel beter geworteld dan die welzijnsclubjes. Die spelen een
verloren wedstrijd.’
Moet staatssecretaris Ross er niet harder aan trekken dat
de welzijnsinformatie onderdeel wordt van de Wet maatschappelijke ondersteuning?
‘Ross maakt zich
sterk dat de W van welzijn in VWS blijft. Clemènce is echt een welzijnsfan. Maar
ze is natuurlijk ook deel van de regering. Het regeringsbeleid is niet echt
gericht op welzijnswerk. De hele WMO is natuurlijk gewoon een bezuiniging en
daar moet ze gewoon in mee. Ze moet ook leven met de politieke
werkelijkheid.’
Het hele artikel is te lezen in Zorg + Welzijn
5, 3 mei 2006. Meer informatie:
www.willweb.nl , Joop de Smet : ‘De vraag is wat VWS nog wil weten
over het welzijnswerk’
, Zorg + Welzijn 12 oktober
2005,
Wethouder Hamming (Tilburg) keert zich af van
landelijk informatieproject voor welzijn
, Zorg + Welzijn,
17 november 2004