Tachtig procent van de jongeren tussen de 18 en 25 jaar vindt dat volwassen kinderen voor hun ouders moeten zorgen als dat nodig is. Maar op hun leeftijd komt het nog niet vaak voor dat hun ouders hulp nodig hebben. Acht procent van de jongeren heeft ouders of schoonhouders geholpen bij huishoudelijke taken.
Schoonouders
Bij 45-plussers is gaat het om een aandeel van 23 procent dat ouders of schoonouders heeft geholpen bij huishoudelijke taken. In deze leeftijdscategorie hebben mensen het vaakst te maken met ouders of schoonouders die hulp nodig hebben. Van deze groep heeft 2 procent bovendien geholpen bij de dagelijkse verzorging van schoonouders en 6 procent bij de dagelijkse verzorging van de ouders.
Overleden
65-plussers geven het minst vaak zorg; hun ouders zijn meestal al overleden. Maar wanneer de ouders nog wel leven, dan heeft deze oudere groep het vaakst geholpen: bij huishoudelijke taken (40%) en de dagelijkse verzorging (9%).
Niet eens
Hoe hoger de leeftijd, hoe minder Nederlanders vinden dat kinderen voor hun ouders zouden moeten zorgen. Waar in de leeftijdscategorie 18-25 nog 80 procent die verantwoordelijheid ziet, daalt dat percentage naar 71 procent (25-35 jaar), 57 procent (35-45 jaar), 42 procent (45-55 jaar) en vindt nog maar 32 procent van de 55-plussers dat kinderen verantwoordelijk zijn voor de zorg aan (schoon)ouders. Ook een steeds grotere groep geeft als antwoord ‘niet mee eens, niet mee oneens’ naarmate de leeftijd stijgt.