Hoog opgeleide verpleegkundigen en ziekenverzorgenden (mbo/hbo niveau 3 tot 5) werken in kleine buurtzorgteams in de wijk. Die teams zijn autonoom: zij bepalen zelf welke zorg nodig is, hoe lang ze bij een patiënt blijven, ze zorgen ervoor dat de roosters rondkomen, lossen zelf problemen op en nemen ook zelf collega’s aan. De insteek van Buurtzorg Nederland is dat patiënten zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Aan onnodige overhead en bureaucratie heeft De Blok een broertje dood. Daarom worden de buurtzorgteams ondersteund met moderne ICT-toepassingen en een minimum aan stafwerkers en coaches. Zo worden administratieve kosten beperkt en het management en overhead ingedamd. De teams doen alles; wassen, wondzorg, injecteren, begeleiden. Dat scheelt tijd en dus ook geld.
In 2011 werd De Blok met zijn organisatie uit meer dan duizend werkgevers als Beste Werkgever van het Jaar gekozen. En ook dit jaar kreeg hij deze titel weer toebedeeld. De directeur blijft er nuchter onder. De teams maken hun eigen succes en de resultaten spreken voor zich, vindt hij. Zo ziet hij dat de verantwoordelijkheid en het zelfsturend vermogen van de teams behoorlijk ver gaan. De teamleden bespreken moeilijke situaties met elkaar en stellen op eigen initiatief vakgroepen samen. Buurtzorg Nederland blijft maar groeien. ‘Er komt geen eind aan’, lacht De Blok. ‘De organisatie telt inmiddels 6000 werknemers en daar komen iedere maand 200 bij’, zo laat de directeur weten.
U zoekt met deze manier van werken ook andere sectoren op. In Amersfoort en Enschede pas je het buurtzorgprincipe toe op de jeugdzorg. Hoe gaat dat?
‘In die plaatsen zijn we inderdaad bezig met een proef voor de jeugd. Die proef nemen wij voor eigen rekening. Samen met de huisarts en de buurtzorgteams willen we ondersteuning gaan bieden aan gezinnen waar veel aan de hand is. Beperkingen, opvoedproblemen, noem maar op. Die teams bestaan uit jeugdverpleegkundigen, maatschappelijk werkers en orthopedagogen. Zij zorgen voor meer structuur en zo weinig mogelijk hulpverleners in het gezin. Dat gaat wel wat anders dan met de thuiszorgteams. Ze hebben een andere dynamiek: de wijkverpleging is in principe 24 uur per dag. Dat is anders in de jeugdzorg, daar heb je het meer over kantooruren. Ook zijn de teams kleiner. Die bestaan uit vier à vijf mensen in plaats van de tien tot twaalf medewerkers die de teams in de thuiszorg vormen. Het idee is wel hetzelfde: de teams zijn autonoom en bepalen zelf welke zorg nodig is.’
De jeugdzorg ligt onder een vergrootglas, met name als er iets fout gaat. Hoe spelen jullie hier op in?
‘Er is onder meer een kinderarts bij ons werkzaam die de teams constant volgt. Een soort supervisie om ervoor te zorgen dat er een goede balans blijft tussen het aanpakken van de problemen van een gezin en het bewaren van de juiste professionele afstand. Het is vooral belangrijk dat de teams hun eigen oplossingen ontwikkelen en dat we zo goed gebruikmaken van de kennis die er is bij de medewerkers. Al vijf gemeenten, waaronder Amsterdam, zijn zeer geïnteresseerd in deze manier van werken.’
U bent in Azië geweest om daar te praten over Buurtzorg. Hoe is dat gegaan?
‘In het voorjaar ben ik naar China, Korea en Japan geweest om bij te dragen aan de discussie over community care. In die landen is de thuiszorg erg beperkt. Hun manier van werken komt voort uit traditie en cultuur. Wij proberen dat te begrijpen, maar ook onze kennis te delen en samenwerking te zoeken. Landen als Zweden en Japan hebben het hoogste aantal ouderen in de wereld. Het is heel interessant om te zien waar zij mee worstelen. Het probleem van de vergrijzing is daar veel urgenter. Zij zijn ook op zoek naar een structurele oplossing voor de vergrijzing. In de arbeidsmarkt, de groei van de zorgkosten. Blijkbaar universele problemen. Het is enorm boeiend om daar samen naar oplossingen te zoeken.’
Wat valt u op in deze zoektocht?
‘Wat je vaak ziet is dat er overal vaak kleine, slimme initiatieven ontstaan om problemen op te lossen. Het streven is om een standaard te vinden die overal geldt en waar we een zekere voorspelbaarheid aan kunnen ontlenen.’
Is die standaardisering gelukt bij Buurtzorg Nederland?
‘Daar lijkt het wel op. De wijkteams zijn bij ons de basis. Wij geven hen vanuit het hoofdkantoor volledige ondersteuning. En het mooie is: wij merken geen verschil of er nu 500 of 800 teams zijn. Ze regelen namelijk alles zelf en komen niet in elkaars vaarwater. Buurtzorg is dus schaalbaar.’
Ligt bureaucratie niet op de loer, wanneer een organisatie steeds groter wordt?
‘Ja, je hebt de kans dat je dat weer terugvalt in allerlei methodes en regeltjes. Het is juist dan de kunst om je eigen principes overeind te houden. Daarom blijven we constant opletten dat we de goede dingen blijven doen.’
U was in de running voor het voorzitterschap van de beroepsvereniging voor verpleegkundigen en verzorgenden (V&VN), maar u besloot toch af te haken. Wat was daar de reden voor?
‘Ik kreeg vanuit verschillende kanten de vraag om te solliciteren naar het voorzitterschap van de V&VN. Ik dacht: ‘Ik kan een poging wagen’. Ik wilde wel het een en ander veranderen, ja. Ik vind dat een beroepsvereniging als deze echt over de verzorgende en verpleegkundige moet gaan. Over emancipatie. Daarom zou er naar mijn mening geld naar een platform moeten gaan om te kunnen discussiëren over de arbeidsomstandigheden en het ontwikkelen van het beroep. Niet naar het beleid. Vaak worden platforms niet echt als productief gezien, maar het is van wezenlijk belang om te praten met elkaar en ervaringen te delen. Als professionals cases bespreken, kunnen zij alleen maar van elkaar leren.’
Maar dat wilde de V&VN niet?
‘Bij de V&VN is structuur en management leidend. De aandacht voor de professional hobbelt daar achteraan. Ik kreeg tijdens de sollicitatieprocedure geen inzage in de financiële situatie van de vereniging. Dat vind ik niet transparant, dus toen hield het op.’
Vindt u dat jammer?
‘Tja, helaas. Maar ik ga gewoon door. Kijk, ik zal altijd blijven vertellen wat ik denk dat beter kan. Ik kan laten zien wat de gevolgen zijn van onze werkwijze. We scoren hoog op de tevredenheidsonderzoeken, we zijn Werkgever van het Jaar. Je kunt niet zeggen dat we geen goede resultaten boeken. Het interesseert me daarom niet zoveel wat anderen zeggen. Ik zou me als thuiszorgorganisatie doodschrikken als er grote groepen vertrekken bij mijn organisatie om in een buurtzorgteam te gaan werken. Maar ik wil niet zozeer de strijd aangaan met andere zorgorganisaties. Ik wil niet zeggen: “Jullie doen het niet goed.” Volgens mij is het juist beter om van elkaar te leren.’
Wat vindt u van de kabinetsplannen voor de zorg?
‘Ik vind het een groot risico dat gemeenten zoveel te zeggen krijgen over de wijkverpleging. Zij weten niet precies waar het over gaat. De wijkverpleging beslaat zoveel verschillende onderdelen. Het uit elkaar halen van verzorging en verpleging, vindt ik heel omslachtig. Die horen juist bij elkaar, daar is een samenhang. Het is beter om vanuit de patiënt te kijken wat hij of zij nodig heeft en niet wat voor de gemeente of voor de verzekering het beste is. Wanneer gemeenten zich laten leiden door goede praktijken, zou het misschien best mee kunnen vallen. Het probleem van enorme saneringen is alleen dat meestal de patiënten en medewerkers de dupe zijn.
Toch blijf ik optimistisch. Er zullen vast ook goede kanten aan de plannen zitten.’