Vijf jaar geleden ging het bergafwaarts met jeugdwerker Kees. Hij sliep slecht, kon alleen nog maar aan het werk denken en kampte met sterke gevoelens van onmacht. ‘In die tijd speelde de zaak-Savannah’, vertelt hij. ‘Dat greep me heel erg aan. Over de berichtgeving in de media heb ik me vreselijk opgewonden. Dat je als gezinsvoogd op zo’n negatieve manier wordt weggezet. Terwijl je weet hoe ingewikkeld dat soort zaken zijn.’
In zijn eigen werk vlotte het ook niet. Een aantal slepende zaken die al geruime tijd duurden en waar geen schot in zat, gingen hem steeds meer dwarszitten. Dat werd zo erg dat hij al boos en agressief werd als hij het merk auto van een bepaalde cliënt voorbij zag komen. Of als hij langs de wijk reed waar ze woonde.
Tegelijkertijd werd hij steeds kritischer tegenover zijn eigen organisatie en jeugdzorg in het algemeen. ‘Ik had een heel sterk gevoel dat jeugdzorg niks voorstelde. De middelen die ik had om mijn werk te doen, voldeden niet meer. Ik had geen grip meer op de situatie.’
Geen burn-out
Na de zoveelste slapeloze nacht meldde Kees zich ziek. Hij zat een tijd thuis, er werd vastgesteld dat hij een burn-out had. Totdat hij een aantal gesprekken voerde met Wendela Wentzel, senior projectleider/trainer huiselijk en seksueel geweld bij Movisie. De obsessie met – problemen van – cliënten en zijn negatieve wereldbeeld waren voor Wentzel aanwijzingen dat Kees geen burn-out had, maar aan secundaire traumatisering leed. ‘Een burn-out is veel globaler. Mensen zijn doodmoe en voelen zich overvraagd, maar de klachten zijn niet zo gekoppeld aan de aard van het werk. Bij secundaire traumatisering dringen de problemen van de cliënt door tot in het onbewuste.’
Kees werkt inmiddels, zij het parttime, weer als jeugdwerker. Belangrijk voor hem was inzicht te krijgen in werkprocessen. ‘Een groot deel van wat je doet, wordt bepaald door wat overheden van je vragen. Waar het eigenlijk om gaat, raakt buiten zicht. Dat maakt het moeilijk.’ Ook leerde hij om meer afstand te creëren tussen zichzelf, de cliënten en de organisatie. ‘Het gaat erom dat je in een vroeg stadium duidelijk maakt dat je bepaalde dingen niet doet. Vroeger zou ik eerder zijn gaan nadenken over oplossingen.’
Lees verder in Zorg + Welzijn Magazine nr 2, februari 2011.