Door Carolien Stam – Twee uur per week, op zaterdag, kan het kind doorbrengen met zijn ouder bij de Stichting Tussenthuis in Utrecht. Kinderen en ouders die elkaar daar op zaterdag in de speelruimte van een kinderdagverblijf ontmoeten, zijn van elk ander contact verstoken. Vaak al erg lang. Omdat ouders in scheiding liggen en de ene ouder – vaak de vrouw – de kinderen weghoudt bij de ex-partner. Soms omdat ze bang is voor ontvoering, geweld of seksueel misbruik. Maar meestal omdat de ex-partners fikse ruzie met elkaar hebben over de scheiding.
In zijn gezinsnota van eind vorig jaar schenkt minister Rouvoet van Jeugd en Gezin speciaal aandacht een meer ‘gezinsvriendelijk beleid’ en aan echtscheidingen. De minister formuleert vijf ‘aandachtspunten voor gezinsbeleid’. Hij wil de vaardigheden van de echtelieden verbeteren om de kwaliteit van de relatie in stand te houden. Hij besteedt aandacht aan opvoeding als maatschappelijk thema. De combinatie van werk en gezin is een speerpunt voor beleid. Evenals de hoge leeftijd waarop vrouwen kinderen krijgen. Tot slot zoekt Rouvoet naar mogelijkheden om de gevolgen van sociale uitsluiting en armoede voor kinderen tegen te gaan.
Schade door scheiding
Vooral het ouderschap is, als het aan minister Rouvoet ligt, aan een flinke opwaardering toe. Het gaat met de meeste kinderen vooral erg goed, haast Rouvoet zich op elk mogelijk moment te zeggen. Maar als het niet goed gaat, dan zijn de sociaal-emotionele gevolgen voor de kinderen vaak erg groot. Echtscheiding is zo’n risicofactor die grote impact heeft op de ontwikkeling van kinderen.
Onderzoeksbureau E-quality concludeerde in september nog – na een onderzoek in opdracht van Rouvoet – dat dertig procent van de kinderen van gescheiden ouders kans loopt op gedrags- of emotionele problemen. Bij kinderen van ouders die niet gescheiden zijn is dat vijftien procent. Naar schatting maken 50.000 tot 60.000 kinderen per jaar een echtscheiding mee. Dat zou betekenen dat 1.500 tot 1.800 kinderen jaarlijks schade oplopen vanwege de scheiding van hun ouders.
De bron van het kwaad ligt meestal in het nare gevecht tussen scheidende ouders, weet Liesbeth Groenhuijsen. Zij is al zeventien jaar gedragsdeskundige bij de Raad voor de Kinderbescherming en heeft boeken gepubliceerd over echtscheidingen. ‘Een scheiding is een fikse aanslag op de ontwikkeling van een kind. Die ontwikkeling is gericht op vaardigheden leren, op de voorbereiding voor de toekomst. Een scheiding kan een kind lange tijd bezighouden, het kind beangstigen en verstoort die ontwikkeling. Het ene kind kan dat beter verwerken dan het andere, maar dat weet je nooit van tevoren. Algemeen kan je stellen dat hoe langer het gevecht, hoe groter de schade. Scheiding betekent altijd verdriet. De vraag is of het kind een goede kans krijgt het verdriet te verwerken.’
Ouderschapsplan
Het goede nieuws is, zo benadrukt Groenhuijsen, dat ouders dus zelf in de hand hebben wat de impact is van hun scheiding op hun kinderen. Hoe beter een scheiding verloopt, des te minder schade ondervinden de kinderen ervan. Omgang met beide ouders is essentieel. ‘Het gezin is de hoeksteen voor een kind’, weet Groenhuijsen. Het ouderschapsplan, dat inmiddels door de Eerste Kamer is goedgekeurd en nu nog wettelijk moet worden bekrachtigd, is een belangrijke stap in de goede richting, vindt Groenhuijsen. Het houdt in dat partners pas kunnen scheiden als ze in een ouderschapsplan hebben vastgelegd hoe beiden het ouderschap voor hun kinderen zullen vormgeven.
Ouders willen toch altijd het beste voor hun kind, zou je denken. Vaak gaat het fout, weet Liesbeth Groenhuijsen. ‘Ouders weten weinig van wat kinderen nodig hebben, ze hebben geen verstand van ontwikkelingsgedrag van kinderen. Dan is het goed dat een derde, onafhankelijke partij de behoefte van kinderen aangeeft. Bovendien zijn slechte scheidingen vaak zo emotioneel, dat ouders geen ruimte hebben voor de emoties van hun kinderen. Daarbij komt dan nog dat kinderen hun gevoelens over een scheiding niet gauw uiten, bang om alles nog erger te maken. Je ziet dan dat kinderen ondergronds gaan met hun emoties.’
In het ouderschapsplan wordt ingezet op mediation. Niet twee aparte advocaten gaan de echtscheiding voor de rechtbank uitvechten, maar één onafhankelijke persoon stelt samen met de ouders een plan op voor de omgang en opvoeding van de kinderen. Beide ouders worden verplicht de band met de andere ouder te bevorderen. Op het niet uitvoeren van de afspraken staan flinke sancties, tot gijzeling en dwangsommen aan toe.
Een prima instrument, vindt Fred Schonewille, maar het succes hangt af van hoe serieus advocaten, scheidingsbemiddelaars en rechters met zo’n ouderschapsplan omgaan. ‘Je kunt ook een standaardplan downloaden van internet.’ Schonewille is mediator en universitair docent echtscheidingsrecht aan de Universiteit Utrecht.
Schonewille wijst op de risico’s van het ouderschapsplan als symboolwetgeving. ‘De vraag is of de rechter de tijd neemt de afspraken in het plan goed te toetsen. Op het ministerie is een rekensommetje gemaakt wat dat voor de inzet van de rechterlijke macht zou betekenen. De extra tijd die erin gestoken moet worden zou neerkomen op honderd extra rechters. Die komen er niet, dus de vraag is wat dat doet met het ouderschapsplan.’
Huwelijksafspaken
Volgens Schonewille is het hard nodig om meer aan preventie van echtscheidingen te doen. Hij gaat verder dan minister Rouvoet met zijn christelijke bagage tot nu toe durft. Waar Rouvoet in zijn gezinsnota nog spreekt van ‘programma’s voor conflicthantering’ voor echtelieden die op een scheiding dreigen af te stevenen, bepleit Schonewille preventie van echtscheidingen al vóór het huwelijk. ‘Als 40 tot 45 procent van de huwelijken eindigt in een scheiding, moeten we ons misschien eens afvragen hoe je op een fatsoenlijke manier met elkaar in zee gaat. Drie vragen zijn belangrijk: past deze partner bij mij, willen we beide kinderen en welk soort huwelijk staat ons beide voor ogen. Vóór je een levensverbintenis met elkaar aangaat, moet je het gesprek voeren over hoe je die verbintenis in wilt vullen.’
Volgens Schonewille gebeurt dat nauwelijks. ‘In mijn praktijk zie ik een sterke toename van mensen met jonge kinderen die op een echtscheiding afgaan. De verzorging van kinderen, in combinatie met werk, is voor veel partners een bron van conflicten. Hoe verdeel je de taken? Stopt de ene ouder met werken? Dat blijken onderwerpen waarover mensen voor het huwelijk geen duidelijkheid hebben.’
Schonewille is zich ervan bewust dat het weinig zin heeft mensen te verplichten dit soort zaken voor het huwelijk in een contract op te schrijven. ‘Deze benadering vergt eerder een cultuuromslag. Die kun je positief prikkelen. Bijvoorbeeld door informatie te geven over voorhuwelijkse afspraken bij ondertrouw, of bij de notaris als partners een samenlevingscontract gaan tekenen. Ik werk aan de opzet van een seminar voor toekomstige levenspartners, waarin aandacht wordt besteedt aan de drie belangrijkste voorwaarden bij een verbintenis: psychologie en communicatie, soort huwelijk en inhoud van het ouderschap.’
Volgens Fred Schonewille is er zeker vraag naar dit soort educatie. De mede door hem georganiseerde echtscheidingsbeurs vorig jaar, was een groot succes. ‘Mensen blijken weinig te weten over mogelijkheden en problemen bij relatieproblemen en echtscheidingen. En over het belang van de vragen die men zich moet stellen voorafgaand aan het ouderschap.’
Ouderschapseducatie
Ook Jan Willems, hoogleraar rechten van het kind, is verklaard voorstander van ouderschapseducatie. Hij gaat daarin nog verder dan Rouvoet en Schonewille en draagt nóg verstrekkendere oorzaken aan: ‘We weten weinig van de problemen van een kind. Die stelling kan ik met verschillende cijfers ondersteunen. Een op de drie kinderen in Nederland is onveilig gehecht. Vijf procent van de ouders in Nederland denkt dat het helpt om baby’s te schudden of te slaan als ze huilen. Dat blijkt uit een onderzoek van TNO in 2004. Een op de drie scholieren tussen 12 en 16 jaar heeft te maken gehad met kindermishandeling. Tja, dan moeten we de berichten dat het goed gaat met de Nederlandse jeugd toch heel erg nuanceren.’
Veel risicofactoren voor kindermishandeling kunnen voorkomen worden, stelt Willems. ‘Het begint met educatie, die gericht moet zijn op opvoedingsondersteuning.’ Willems pleit voor ouderschapseducatie vóór er überhaupt kinderen in het gezin zijn. ‘Scholieren moeten burgerschapsvorming krijgen, waarin duidelijk wordt wat ze later als ouders aan ondersteuning van de samenleving kunnen verwachten, en andersom: wat de samenleving van hen verwacht. Daarnaast moet voor aanstaande en prille ouders ouderschaps-educatie verder gaan dan kennisoverdracht maar ook bijdragen aan verwerking van eigen oud zeer. Want ouders die zelf een problematische jeugd hebben gehad, hebben grotere kans op opvoedingsproblemen. Het gaat erom dat ouders responsief kunnen zijn ten opzichte van een kind. Pas dan voelt een kind zich veilig en geborgen. Tijdens de cursussen wordt vanzelf duidelijk welke ouders intensiever begeleid moeten worden bij de opvoeding.’
Mentaliteitsverandering
Volgens Willems heeft de school een belangrijke taak om de individuele psychologische ontwikkeling van kinderen te stimuleren en hen te onderrichten in de rechten van het kind. Verplichting van ouderschapscursussen zonder meer is niet effectief, weet ook hoogleraar Willems. ‘Allereerst moet de mentaliteit in Nederland veranderen. In Scandinavië is het heel gewoon dat ouders vóór de bevalling naar een opvoedcursus gaan. Bij ons is er gelijk het stigma van falen en jeugdhulpverlening.’
Voorwaarde voor preventief gezinsbeleid is dat de overheid er geld voor uittrekt. Willems heeft een berekening gemaakt: ‘Alle ouders op cursus kost 1000 euro per kind. Ongeveer 10 procent van de ouders hebben een intensievere begeleiding nodig: 4000 euro per kind. Bij elkaar een investering van 1 miljard euro om te voorkomen dat kinderen in de problemen komen. Dat geld heeft Rouvoet niet’, constateert Jan Willems. Hij vindt bepaald niet dat de overheid zich te veel bemoeit met ouders: ‘Het is de taak van de overheid het belang van het kind te dienen. Ik pleit ervoor om de ouders meer te betrekken bij het gezinsbeleid. Bijvoorbeeld bij de opzet van de ouderschapscursussen.’
Loyaliteitsprobleem
Dat een ouderschapscursus geen overdreven luxe is, blijkt in de praktijk van het omgangshuis voor gebrouilleerde ouders – Tussenthuis – in Utrecht. ‘Ik zie veel jonge ouders die, als ze gaan scheiden, heel lichtzinnig denken over het belang van hun kind,’ constateert Marion Hoogenbosch, coördinator van Tussenthuis. ‘Je ziet dat kinderen bij een scheiding geen kant uit kunnen met hun loyaliteit voor de afwezige ouder. Soms heb ik het idee dat mensen over een pop praten in plaats van over een mensenleven. Ze vinden dat de ander fout is geweest, nemen een nieuwe man, die ook de nieuwe pappa is. Als het kind dan slecht slaapt, vindt moeder dat het komt door het contact met de eigen pappa. Maar eigenlijk kan moeder niet omgaan met het contact met vader en zadelt het kind, vaak onbewust, met een loyaliteitsprobleem op.’
Op het moment dat dit soort problemen bij kinderen spelen is het, aldus Hoogenbosch, belangrijk dat je mensen kunt verwijzen naar een derde onafhankelijke partij, die de problemen van het kind nauwkeurig analyseert en bespreekt met de ouders. Marion Hoogenbosch is groot voorstander van een laagdrempelige instantie waar mensen met scheidingsproblemen terecht kunnen met hun verhaal. Rouvoets programma voor conflicthantering kan scheidingen minder extreem maken, denkt ze. ‘Mensen moeten wel gemotiveerd zijn om met hun problemen naar een mediator te gaan. Echtscheidingen blijken vaak heel emotionele conflicten te worden, waarin het lastig is voor de betrokkenen om goede beslissingen te nemen.’
Budget voor preventie
De rol van de professionals bij preventie van echtscheidingen, dan wel in een goed verloop van de scheiding zelf is erg belangrijk, volgens alle deskundigen. Maar instanties en beroepskrachten moeten die rol nog vinden, volgens mediator Fred Schonewille. ‘Ze zitten nu aan het einde van de lijn, komen pas in beeld om problemen op te lossen. Ik hoop dat de Centra voor Jeugd en Gezin goede ideeën kunnen ontwikkelen om, preventief, het ouderschap te ondersteunen. Maar instanties hebben de handen vol aan de wachtlijsten. Wil je iets aan preventief beleid doen, dan zal minister Rouvoet tijdelijk een dubbel budget vrij moeten maken, voor preventie en voor de aanpak van problemen.’
Hoogleraar rechten van het kind, Jan Willems, vindt dat beroepsgroepen hun verantwoordelijkheid laten liggen. ‘Er komen zo veel signalen bij professionals terecht van kinderen in problemen, maar dan zijn er weer geen behandelingen mogelijk. Geen geld, geen plek, kinderen moeten maandenlang wachten op hulp. Ik vind dat professionals zich collectief moeten laten horen als ze hun werk niet kunnen doen. Maar dat gebeurt niet. Als de medisch specialisten dreigen minder te verdienen staan ze in Den Haag op de stoep. Waarom doen professionals in de jeugdhulpverlening dat niet?’
Dit artikel staat in Zorg + Welzijn Magazine nummer 1, januari 2009.